Extra begrippen samenvatting Thema 1-4 Flashcards
Ware score
Uitkomsten metingen construct + meetfout(en) = ‘ware’ score.
Bij enkel niet-systematische meetfouten zal na vaak meten deze meetfouten tegen elkaar wegmiddelen en is dat de ware score.
Relatie betrouwbaarheid versus validiteit
Verstoringen van meetresultaat door niet volledig betrouwbaar meetinstrument = niet systematische meetfouten.
Vertekeningen van meetresultaat omdat meetinstrument niet valide is = systematische meetfouten (bias)
Meetmodel versus structureel/conceptueel model
Meetmodellen visualiseren de operationalisaties van variabelen. Ze laten de meetinstrumenten en manipulaties zien in een studie.
Structurele/conceptuele modellen visualiseren de verbanden tussen de variabalen. De richting van de pijl is hierin van belang. Heeft een pijltje twee punten (bidirectioneel) dan is er een verband tussen twee variabelen maar is niet bekend of ze elkaar beïnvloeden.
causale antecedent
De variabele die invloed uitoefent. Dus de onafhankelijke variabele/covariaat
Causale consequent
De afhankelijke variabele of criterium/uitkomstmaat
Normale verdeling
De normaalverdeling is unimodaal, niet scheef, niet spits of plat. De verdelingsmaten zijn dus 0. Als een verdeling erg in de buurt komt van 0 dan mag gesproken worden van een normale verdeling. Bij de normaalverdeling ligt 68% binnen +/- één standaarddeviatie van het gemiddelde, 95% binnen twee standaarddeviaties en 99,7% binnen drie standaarddeviaties van het gemiddelde.
Z verdeling
Een normale verdeling met een gemiddelde van 0 en
standaarddeviatie van 1. Een Z-verdeling is handig omdat van elk datapunt in deze verdeling gelijk duidelijk is hoever het van het gemiddelde af ligt (b.v. +1 of -2).
Z-score
Datapunten in een Z-verdeling heten z-scores. De Z-score geeft aan hoe ver een waarde van het gemiddelde af ligt. Een Z-score van 2 betekent dat het datapunt 2 standaarddeviaties boven het gemiddelde ligt. En dit betekent ook dat maar 2,5% nog hoger kan liggen. (2x2,5 =5)
Standaardfout
De standaarddeviatie (oftewel, de standaardafwijking) van de steekproevenverdeling (steekproefgemiddelde) is de standaardfout. De standaardfout hangt af van de grootte van de steekproef. Hoe groter de steekproef, hoe smaller de steekproevenverdeling en hoe kleiner de standaardfout.
Hogere meetniveaus hebben de voorkeur omdat
Hogere meetniveaus (continu niveau) hebben de voorkeur op categorische meetniveau omdat:
• Een verband aantonen tussen twee continu variabelen vereist minder deelnemers
• Categorische operationalisaties zijn niet altijd valide.
• Het is altijd mogelijk om van hogere niveaus naar lager te gaan maar niet andersom.
• Indeling in categorieën geeft vaak een vertekening van de werkelijkheid.
Absolute frequenties
Het aantal datapunten in een steekproef, de frequenties.
relatieve frequenties
Geven informatie over het aantal datapunten in een categorie ten opzichte van het totale aantal datapunten.
Cumulatieve frequenties
Het percentage van een bepaalde meetwaarde samen met de percentages van alle lagere meetwaarden
Meetniveaus van hoog naar laag
Hoog: continue
Laag: ordinaal, nominaal, dichotoom.
Meetniveaus van hoog naar laag
Hoog: continue
Laag: ordinaal, nominaal, dichotoom.