Thema 1. Basisconcepten deel 2 Flashcards

1
Q

Meetwaarde, meetwaarden:

A

Een waarde die een operationalisatie van een variabele kan aannemen. Voor leeftijd is dit bijvoorbeeld een geheel getal, als leeftijd in gehele jaren wordt gemeten. Voor opgewektheid zou dit een score van 1-7 kunnen zijn, als dit op een 7-puntsschaal wordt gemeten. Voor geslacht is het ‘man’ of ‘vrouw’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Metadata:

A

data over data, bijvoorbeeld data die aangeven wanneer en hoe data zijn verzameld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Multilevel aselecte steekproef:

A

Als de onderzoekseenheden (mogelijke deelnemers) in de populatie in groepen georganiseerd zijn, zoals scholieren in klassen en scholen, wordt vaak een multilevel aselecte steekproef getrokken. Hierbij wordt bijvoorbeeld eerst een aselecte steekproef van scholen getrokken, waarna per school een aselecte steekproef van klassen wordt getrokken. Vervolgens worden alle scholieren uit de geselecteerde klassen onderzocht. Een multilevel steekproef wordt ook wel een clustersteekproef genoemd. Als een steekproef aselect is, is het mogelijk om te generaliseren van de steekproef naar de populatie. Een aselecte steekproef is een vorm van een probability sample.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Niet-systematische meetfout:

A

De niet-systematische meetfout (Engels: random measurement error) is een vorm van toevallige verstoring van het meetresultaat. Hoe kleiner de niet-systematische meetfout bij het meten van een bepaalde variabele, hoe meer betrouwbaar de betreffende operationalisatie van die variabele is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Non-probability sample, non-probability sampling:

A

Er zijn verschillende methoden van steekproeftrekking (of ‘sampling methods’) om deelnemers te werven voor onderzoek. De verschillende steekproeven die dit kan opleveren kunnen onderverdeeld worden in probability samples en non-probability samples. Bij een non-probability sample weet je niet wat de kans is dat een bepaald lid van de populatie opgenomen wordt in de steekproef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderzoekseenheid, onderzoekseenheden:

A

iets waar data over verzameld kunnen worden. Dit zijn meestal mensen, maar kunnen ook scholen, klinieken of gezinnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onzuiverheid:

A

In de statistiek worden schatters berekend om met behulp van een steekproef uitspraken te kunnen doen over bepaalde kenmerken van een populatie. Als een schatter bij het nemen van oneindig veel steekproeven en het middelen van deze steekproefschattingen gemiddeld de verwachtingswaarde heeft van de bijbehorende populatiewaarde, is de schatter zuiver. Het gemiddelde in een steekproef is bijvoorbeeld een zuivere schatter van het populatiegemiddelde, omdat als er oneindig veel steekproeven getrokken zouden worden, en alle gemiddelden uit al die steekproeven weer gemiddeld zouden worden, de uitkomst het populatiegemiddelde zou zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Open-accesstijdschriften:

A

Tijdschriften die open-access zijn, zijn voor iedereen gratis toegankelijk. Iemand hoeft niet verbonden te zijn aan een universiteit of andere instelling die een duur contract met een uitgever van wetenschappelijke tijdschriften kan betalen. Open-accesstijdschriften komen tegemoet aan het principe dat wetenschappelijk onderzoek en de resultaten daarvan transparant moet zijn voor iedereen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Operationalisatie, operationalisaties:

A

een operationalisatie vormt de vertaling van de definitie van het theoretische construct naar een meetinstrument of manipulatie. Elke operationalisatie heeft een meetniveau. Manipulaties hebben bijna altijd een categorisch meetniveau en meetinstrumenten bijna altijd een continu meetniveau, maar dit hoeft niet noodzakelijkerwijs. Deze meetniveaus worden gekozen door de onderzoeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Populatie, populaties:

A

een populatie is een theoretische groep onderzoekseenheden, die gedefinieerd wordt door een aantal kenmerken. Populaties zijn geen momentopname, maar omvatten ook onderzoekseenheden in het verleden en de toekomst, zodat de resultaten uit de data nog steeds waarde hebben nadat de dataverzameling is afgerond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Power:

A

De kans om een verband van een gegeven sterkte te detecteren, aangenomen dat dit verband bestaat in de populatie, bij een gegeven onderzoeksdesign, met een gegeven steekproefomvang. De power is afhankelijk van het specifieke design van de studie. Daarnaast geldt dat meer deelnemers nodig zijn om kleine verbanden aan te tonen dan om grotere verbanden aan te tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Poweranalyses:

A

dit zijn analyses waarmee kan worden uitgerekend hoeveel deelnemers in een studie nodig zijn om een gegeven kans te hebben een verband aan te tonen (dat is, de power). Deze kunnen uitgevoerd worden in R met het package pwr, of met het software programma GPower.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Preregistratie:

A

het vastleggen van onderzoeksvraag, onderzoeksopzet, methode van dataverzameling en data-analyse voordat met dataverzameling en data-analyse wordt gestart. Op deze manier wordt flexibiliteit bij dataverzameling, data-analyse en/of rapportage vermeden (zie ook dubieuze onderzoekspraktijken). Wanneer een preregistratie van een onderzoek wordt ingediend bij een journal en geaccepteerd, dan is de procedure normaalgesproken zo dat het onderzoek wordt gepubliceerd ongeacht of het onderzoek effecten laat zien of niet, mits het onderzoek is uitgevoerd zoals voorgesteld in de preregistratie. Hiermee wordt publication bias verkleind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Probability sample

A

Er zijn verschillende methoden van steekproeftrekking (of ‘sampling methods’) om deelnemers te werven voor onderzoek. De verschillende steekproeven die dit kan opleveren, kunnen onderverdeeld worden in probability samples en non-probability samples. Bij een probability sample heeft elk lid van de populatie een bepaalde, bekende kans (probability) om opgenomen te worden in de steekproef (sample).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Publication bias:

A

Het fenomeen dat het gemakkelijker is om onderzoek te publiceren dat wel een effect laat zien dan onderzoek dat geen effect laat zien. Journals vinden onderzoek dat effecten aantoont interessanter dan onderzoek dat geen effecten aantoont. Onderzoekers zijn zich hiervan bewust en zijn vervolgens geneigd om artikelen die geen effecten laten zien niet eens op te sturen naar een tijdschrift om (mogelijk) gepubliceerd te laten worden, wat verder in de hand werkt dat proportioneel veel gepubliceerde psychologische studies effecten suggereren die er in werkelijkheid niet zijn. Publication bias wordt ook wel het file-drawer-probleem genoemd omdat onderzoek dat geen effecten laat zien in de kast blijft liggen. Zie ook replicatiecrisis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Publicatie, Publiceren:

A

wetenschappelijke uitkomsten worden voornamelijk gedeeld door artikelen te publiceren in journals, oftewel wetenschappelijke tijdschriften.

17
Q

Purposive sampling:

A

vorm van non-probability sampling. Bij deze selectieve vorm van steekproeftrekking worden deelnemers weloverwogen geselecteerd op basis van bepaalde kenmerken. Deze vorm van steekproeftrekking wordt vaak bij kwalitatief onderzoek gebruikt.

18
Q

Quota sampling:

A

het idee en de procedure van deze vorm van steekproeftrekking is vergelijkbaar met het trekken van een gestratificeerde aselecte steekproef. Maar er worden nu geen* aselecte steekproeven* getrokken, maar selecte steekproeven door bijvoorbeeld convenience sampling of snowball sampling toe te passen. Quota sampling is een vorm van non-probability sampling.

19
Q

Reflectief meetmode

A

in een reflectief meetmodel lopen er lijnen van het construct, oftewel de latente variabele, naar de indicatoren. De richting van de pijl is hier belangrijk. Deze richting van construct naar de indicatoren veronderstelt dat het construct bepaalt hoe een persoon scoort op de indicatoren.

20
Q

Replicatiecrisis

A

De replicatiecrisis is een naam voor de vaststelling dat veel onderzoek in de psychologie en onderwijswetenschappen (of eigenlijk in alle sociale wetenschappen) bij replicatie andere uitkomsten oplevert. Het blijkt dat veel processen die in de sociale wetenschappen voor waar worden aangenomen (bijvoorbeeld in de artikelen en tekstboeken die tijdens de studies psychologie en onderwijswetenschappen gebruikt worden) eigenlijk niet te repliceren zijn. Verschillende zaken spelen een rol.

  • Door publication bias blijven studies die niet het verwachte effect opleveren vaak buiten zicht.
  • Omdat journals soms weinig interesse hebben om replicatiestudies te publiceren omdat deze als minder nieuwswaardig worden gezien, worden er minder replicatiestudies uitgevoerd.
  • Daarnaast hebben dubieuze onderzoekspraktijken een rol gespeeld bij de replicatiecrisis en speelt dat wetenschappers soms zwaar underpowered studies uitvoeren.
21
Q

Ruis:

A

ruis is een andere term voor de error bij de meting van een variabele: alle bronnen van variatie (spreiding) waar de onderzoeker niet in geïnteresseerd is.

22
Q

Select, selecte, selecte steekproef:

A

Een selecte steekproef is een steekproef die niet willekeurig is gekozen uit de populatie. Of een bepaalde onderzoekseenheid uit de populatie in de (selecte) steekproef belandt, wordt bepaald door een systeem. Op basis van selecte steekproeven kan niet gegeneraliseerd worden naar de populatie.

23
Q

Snowball sampling:

A

bij deze vorm van steekproeftrekking wordt nagedacht over de kenmerken die de deelnemers uit de steekproef moeten hebben. ‘Snowballing’ start met een klein aantal weloverwogen gekozen deelnemers, de zogenaamde ‘seeds’. Deze eerste deelnemers wordt vervolgens gevraagd om vrienden en kennissen uit te nodigen die voldoen aan bepaalde eisen. Snowballing vereist dus een plan, zoals nadenken over de kenmerken waaraan deelnemers moeten voldoen, het weloverwogen kiezen van ‘seeds’, in tegenstelling tot convenience sampling. Snowball sampling wordt veel gebruikt bij moeilijk te bereiken groepen.

24
Q

Spiegelen:

A

items (vragen) in een meetinstrument zijn gespiegeld als ze omgekeerd gesteld zijn en dus omgekeerd gecodeerd moeten worden.

25
Q

Stapel-affaire:

A

in 2011 kwam aan het licht dat sociaal psycholoog Diederik Stapel op grote schaal had gefraudeerd met onderzoeksdata.

26
Q

Steekproef, steekproeven:

A

een selectie van onderzoekseenheden uit een populatie. Bij kwantitatief onderzoek is een steekproef ideaal gezien random oftewel aselect, maar deze kan ook select zijn. Bij kwalitatief onderzoek wordt meestal weloverwogen gekozen voor selecte steekproeven.

27
Q

Steekproeffout:

A

Omdat populaties gedefinieerd zijn als oneindig groot, kunnen deze uitsluitend onderzocht worden door een steekproef te trekken. De steekproeffout is de ruis of verstoring die geïntroduceerd wordt door het trekken van een steekproef. De steekproef kan op willekeurige variabelen afwijken van de populatie. Deze afwijkingen zijn de steekproeffout. Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de steekproeffout.

28
Q

Stimuli:

A

Stimuli zijn beelden, geluiden, woorden of video’s die aan deelnemers gepresenteerd kunnen worden. Stimuli maken vaak deel uit van meetinstrumenten en van manipulaties. Bij meetinstrumenten wordt de reactie van deelnemers op stimuli geregistreerd. Manipulaties bestaan uitsluitend uit stimuli. In de meest algemene betekenis is een stimulus alles wat de zintuigen kan stimuleren.

29
Q

Systematische meetfout:

A

de systematische meetfout, ook wel bias genoemd, is een systematische vertekening van het meetresultaat. Vertekeningen van het meetresultaat als gevolg van een niet-valide meetinstrument, vallen onder de systematische meetfout.

30
Q

Valide:

A

een operationalisatie is valide als de validiteit hoog is.

31
Q

Validiteit, validity:

A

Een operationalisatie is valide als deze de daadwerkelijke verschillen, tussen en binnen personen, in een construct reproduceert in de data. Validiteit is een kenmerk van de toepassing van een operationalisatie (een meetinstrument of een manipulatie) in een gegeven steekproef.

32
Q

Variabele:

A

een variabele is iets dat kan variëren. Hierbij wordt enerzijds gedoeld op variabelen in datasets die vaak bestaan uit reeksen datapunten of kolommen in een datafile. Anderzijds wordt gedoeld op theoretische constructen waarvan de definitie is afgeleid uit theorie en waarbij die definitie specificeert wat wel en niet tot een bepaalde variabele behoort.

33
Q

Wetenschap:

A

wetenschap is een objectieve en systematische methode om te leren over de werkelijkheid.