Thema 4 Flashcards

1
Q

Welke waren geschikter om naar land te gaan; kwastvinnigen of straalvinnigen?

A

Kwastvinnigen -> beniger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 aanpassingen van water naar land

A
  • Geen opwaartse kracht meer, dus aanpassingen skelet en voortbeweging
  • Vorming nek en schoudergordel
  • Uitdroging voorkomen (huid en vruchtvliezen)
  • O2 uit lucht ipv water
  • Hoger metabolisme -> warmbloedig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basisbouwplan

A

De onderdelen van bepaalde structuren komen in elk diersoort terug (meer kan niet, minder wel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formatieve cellen embryo

A

Worden het embryo, rest is extra-embryonaal. Vissen en amfibieën vormen geen extra-embryonale cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Placentatie

A

Er is uitwisseling tussen de moeder en het ongeboren kind, er is wel een barrière nodig (want beschermen voor afweersysteem). Er is veel diersoortvariatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Longvissen

A

Naast zuurstofopname door kieuwen kunnen ze ook wat zuurstof uit lucht opnemen met zwemblaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ontwikkeling zwemblaas

A

Uit dorsale zijde maagdarmkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Atria en ventrikel

A

Atrium = boezem
Ventrikel = kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Evolutie hart/ademhaling

A

Bij vissen één atrium en één ventrikel met kieuwademhaling tot twee atria en twee ventrikels met longademhaling bij zoogdieren. Bij amfibieën en reptielen (iets meer opdeling) twee atria en één ventrikel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onderdelen vissenhart

A

Sinus venosus komt het binnen, één atrium, één ventrikel en een uitvoer (bulbus of conus arteriosus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onderdelen amfibie hart

A

Sinus venosus komt het binnen, twee atria, één ventrikel en een uitvoer/conus arteriosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderdelen reptielen hart

A

Twee atria, één ventrikel (wel wat opdeling, maar geen volledig septum).
Bloed loopt van rechteratrium naar ventrikel naar longen of aorta’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opening van Panniza

A

Verbinding tussen aorta’s bij krokodil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderdelen hart zoogdieren en vogels

A

Twee atria en twee ventrikels.
Bloed loopt van holle aders/vena cava -> rechteratrium -> (via klep) rechterventrikel -> longslagader -> (via aders) linkeratrium -> linkerventrikel -> aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Coronair circulaite

A

Kransslagaders, kan symmetrisch of asymmetrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie kleppen hart

A

Het bloed kan maar één kant op (van atria naar ventrikel) en niet andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Shunting bij amfibieën en reptielen

A

Sturen waar bloed naartoe gaat vanaf het ventrikel, L-R of R-L
R-L: zuurstofarm bloed van lichaam weer terug naar lichaam (ipv naar longen) op het moment van minder ventilatie (bijv als onder water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uit welke soort kiemlaag ontwikkeld het hart?

A

Lateraal plaat mesoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het cardiogene veld?

A

Eilandjes van cellen craniaal van embryo waar het hart uit ontstaat. Die fuseren tot hoefijzervormige buis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Buiging cardiogeen veld

A

Door caudo-ventrale kromming embryo
Bovenste/dorsale -> dorsale aorta
Onderste/ventrale -> smelten samen en worden het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van hartbuis naar vorm ons hart

A

Door buigen en krommingen zodat het atrium meer dorsaal en ventrikel meer ventraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe deelt het hart zich op in 4 ruimtes?

A

Endocardiale kussens groeien naar elkaar toe waardoor er twee openingen komen van atrium naar hart.
Twee septums (primum en secundum) delen het artium tot twee boezems, zit eerst gat in = foramen ovale.
Het ventrikel wordt opgedeeld in twee door interventriculair septum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe worden de uitgaande bloedvaten opgedeeld (na hart op te delen)?

A

Er ontstaat een tussenschot in het uitgaande bloedvat zodat er een aorta en longslagader ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke kieuwboogarteriën komen bij de zoogdieren tot ontwikkeling en wat vormen ze?

A

3e -> halsslagaders
4e -> aortaboog
6e -> ??

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Aftakkingen van aorta

A

Gaan naar organen om ze te voorzien van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Vitelliene arteriën

A

Bij dooierzak/middendarm, worden omgebouwd arteria coeliaca en mesenterica cranialis en caudalis (dus bloed voor darmstelsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Vitelliene venen

A

Vanuit dooierzak, langs lever naar hart, worden leverpoortader en deel van onderste holle ader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Umbilicale arteriën

A

Bij allantoïs/einddarm, belangrijk bij placenta

29
Q

Umbilicale venen

A

Bloed van allantoïs/placente naar lichaam, worden ligamenten/bandjes

30
Q

Cardinale venen

A

Ze zijn bilateraal (linker en rechter symmetrisch)
Er zijn craniale en caudale of drie hoogte niveaus (supra-cardinaal, cardinaal, subcardinaal)

31
Q

Arteriën vervoeren bloed van .. naar ..

A

Arteriën vervoeren bloed van hart naar lichaam. Venen dus naar hart toe.

32
Q

Foetale membranen

A

Amnion -> direct om embryo/tegen uitdroging en bescherming
Chorion -> de buitenste, staat in contact met baarmoederwand
Dooierzak -> uit middendarm/voeding
Allantoïs -> afvoer afvalstoffen

33
Q

Andere dingen aan foetale circulatie

A

Ductus venosus: shortcut die lever ontwijkt
Foramen ovale: opening tussen atria, zodat niet zoveel langs longen
Ductus arteriosus: opening tussen longslagader en aorta, zodat niet zoveel langs longen.

34
Q

Evolutie van ademhaling

A

Kieuwen -> zwemblaas -> longen

35
Q

Twee vormen van kieuwen

A

Interne (zoals bij vissen) en externe (zoals bij amfibieën in larvaal stadia)

36
Q

Hoe loopt bloed door kieuwen

A

Afferente kieuwarterie -> kieuw -> defferente kieuwarterie. Met een tegenstroomprincipe, dus water andere kant voor differentiatiegraad

37
Q

Ademhaling kan ook via huid. Wat is daarvoor nodig?

A

Dunne huid, die vochtig (want O2 lost op) en goed doorbloed is

38
Q

Zwemblaas/gasblaas voor O2 opslag

A

Verbonden met darm (lucht wat op is gehapt komt in blaas) of via gasklieren (rijkdoorbloed)

39
Q

Ontstaan longen

A

Uit voordarm aan de ventrale zijde ter hoogte van de 6e kieuwboog. Hoe verder in evolutie, hoe meer tussenschotten en vertakkingen voor oppervlakte vergroting.

40
Q

Surfactant

A

Stofje die oppervlaktespanning vermindert die voorkomt dat de longen samenvallen.

41
Q

Lichaamsholte bij vis, amfibieën en reptiel

A

Pericardiale holte en pleuroperitoneale holte (geen diafragma!!)

42
Q

Lichaamsholte bij zoogdier

A

Pleurale holten (longen), peritoneale holte (buik) en pericardiale holte (hart).

43
Q

Lichaamsholte bij vogels

A

Geen diafragma! Pleurale holtes en peritoneale holtes met septa

44
Q

Ontstaan coeloomholte

A

Door de kromming van het embryo gaat het laterale plaat mesoderm tegen elkaar waardoor er een holte ontstaat waar de darm in zit.

45
Q

Septum transversum

A

Deelt coeloomholte op in pericardiale en peritoneale holte

46
Q

Ontstaan diafragma

A

Komt van het septum transversum (vanaf ventraal) en de pleuroperitoneale holte (vanaf dorsaal). Er zit een spierlaag omheen rondom -> die kan het diafragma platter maken. Het midden is pezig en de buitenkant is spier.

47
Q

Door het diafragma lopen drie structuren:

A

Aorta, slokdarm en holle ader (venae cavae)

48
Q

Ontstaan pleurale holte

A

Doordat pleuro-pericardiale plooien fuseren wordt de pericardiale holte opgedeeld in één pericard holte en twee pleurale holten

49
Q

Mediastinum

A

Bindweefsel tussen pleurale holtes, hierin liggen dus verschillende structuren (slokdarm, luchtpijp, grote bloedvaten)

50
Q

Pleura visceralis

A

Borstvlies dat op orgaan (longen) ligt

51
Q

Pleura parietalis (pars costalis+pars mediastinalis+pars diafragmatica)

A

Vlies tegen ribben, tegen tussenschot en tegen diafragma

52
Q

Pleura

A

Dunne vliezen in de borstholte die vochtig zijn zodat er geen wrijving tussen de verschillende onderdelen ontstaat

53
Q

Ventilatie bij vis

A

Waterstroming door spiraculum (gaatje achter oog) of door de kieuwen. Het kieuwdeksel kan heen en weer bewegen voor stroming als ze niet zwemmen.

54
Q

Ventilatie amfibie

A

Buccale -> lucht uit keel duwen naar longen

55
Q

Ventilatie reptielen en zoogdieren

A

Aspiratie pomp -> door volume te vergroten wordt de druk kleiner en wordt lucht aangezogen. Met behulp van spieren en bij zoogdieren diafragma.

56
Q

Ventilatie vogel

A

Kleine en stugge longen, maar werken met luchtzakken waarmee ze de lucht door longen laten gaan.

57
Q

Wat zijn somieten en welke 3 onderdelen wordt het?

A

Die ontstaan uit het paraxiale mesoderm, segmenten naast neurale buis. Ze worden myotoom (spieren), sclerotoom (wervel) en dermatoom (onderhuids bindweefsel).

58
Q

Pootknoppen

A

Bij embryo soort uitstulping waar de ledematen uit ontstaan richting distaal.

59
Q

Verandering in beweging bij dieren van water naar land

A

Een nek waarmee je om je heen kan kijken en draaiing in de ledematen waardoor ze meer onder het lichaam komen.

60
Q

Zijdelings afgeplatte thorax bij dieren

A

Ze zijn hoger (dieper) dan breed, het schouderblad is bij hun poot getrokken -> langere voorbenen/poten. Langere poten zorgen namelijk voor grotere stappen

61
Q

Waarvoor is een sleutelbeen handig?

A

Je kan preciezer sturen en hebt een betere fijne motoriek. Maar je kan er niet op landen als je van een hoogte springt.

62
Q

Verschil axiaal en appendiculair skelet

A

Axiaal is in het midden (schedels + allemaal wervels) en appendiculair zijn meer de ledematen.

63
Q

Overgang tussen botten heet een ..

A

gewricht

64
Q

Kunnen alle gewrichten bewegen?

A

Nee. Je hebt fibreuze, kraakbeen en synoviaal gewrichten (alleen de laatste kunnen echt bewegen)

65
Q

Onderdelen synoviaal gewrichten

A

Kraakbeen, gewrichtsvloeistof (met voedingsstoffen) in gewrichtskapsel. Gewrichtsbanden om beweging te beperken.

66
Q

Gewrichtsstabiliteit

A

Passief: vorm van gewricht en gewrichtsbanden
Actief: spieren (in voorkeursbewegingsrichting)

67
Q

Drie assen voor beweging van gewrichten

A
  • mediolateraal
  • craniocaudaal
  • dorsoventraal
68
Q

Soorten gewrichten

A
  • Scharnier (1 as)
  • Eigewricht (2 assen)
  • Zadelgewricht (2 assen)
  • Kogelgewricht (3 assen)