thema 4 Flashcards
begrippen
cognitivisme
- belang = mentaal gedrag, inzichten, interne beelden en observeerbaar gedrag
- geen ‘black box’ –> methodologisch verder kijken dan observeerbaar gedrag via introspectie en het indirect afleiden van conclusies uit gedrag over veronderstelde interne processen
behaviorisme
- belang = waarneembaar/observeerbaar gedrag
- alleen gedrag onderzoeken via directe observatie
- ‘black box’ –> kunnen interne processen niet zien
Shannon Information Theory
‘signalen’ zouden in stappen verwerkt orden opdat ze opgeslagen worden in een geheugen en de zintuigen werken als filters
opvatting dat cognitie kon worden beschouwd als een informatieverwerkende activiteit
Syntactic structures
+ kritiek op Skinner = basis voor de mentale structuren die taalkennis vasthouden
- associaties zijn onvoldoende om taalontwikkeling te verklaren
- niet alle lerende heeft een externe stimulus nodig heeft
transformational grammar
een component die inwerkte op mentale structuren zodat nieuwe structuren konden ontstaan
declaratieve kennis
- snel verworven en vergeten (weinig actief gebruikt)
- makkelijk te vinden bv.: boeken, woordenboeken, …
- ook conceptuele kennis
- definities, formules, wetten, verschijnselen, verbanden binnen kennisdomeinen
procedurele kennis
- methoden waarbij declaratieve kennis gebruikt wordt
(manier van werken, methodes) - specifieke vb.: schaatsen, fietsen, formule vereenvoudigen, …
- algemene vb.: samenvatten, probleemoplossingsvaardigheden, …
metacognitieve kennis
- kennis die gaat over hoe zelf denken, hoe we leren, …
cognitieve benadering
cognitie wordt voorgesteld door het informatiewerkingsmodel
multistore-model
verschillende ‘geheugens’:
1. episodic memory
2. semantic memory
3. verbal memory
4. visual (iconic) memory
episodic memory
info met betrekking tot gebeurtenissen, plaatsen, tijd
semantic memory
info over algemene kennis en begrippen die niet gekoppeld zijn aan een bepaalde context
verbal memory
betekenisvolle eenheden die opgebouwd zijn als schema
visual (iconic) memory
info die opgeslagen is als scènes, afbeeldingen, tekeningen
encoderen
het proces van opslaan in het LTM
basic problem space
LTM een structuur beschikbaar komen met nodes en de mogelijke oplossingsstappen
operator
het kiezen van een volgende node in functie van oplossing is via het gebruik van
bottom-upproces
stimuli uit de omgeving worden opgepikt die een cognitief proces op gang brengen
- interactief met top-downproces
top-downproces
bepaalt hoe we op een binnenkomende stimuli reageren
- interactief met bottom-upproces
fonologische lus
verbale info zeer kort opgeslagen en herhaald zodat ze vastgehouden kan worden voor verwerkingen in het werkgeheugen
visuo-spatiële schetsblad
visuo-spatiële info kort opgeslagen en herhaald ze vastgehouden kan worden voor verwerkingen in het werkgeheugen
episodische buffer
helpt multimodale info gedurende een korte bufferperiode op te slaan zo kan de info uit werkgeheugen gerelateerd worden aan info uit langetermijngeheugen
cognitive load
- werkgeheugen kan maar beperkt aantal kenniselementen tegelijkertijd verwerken
- onbeperkt langetermijngeheugen
- schema’s structuren info in ons geheugen
- automatisering mogelijk –> schema’s sneller en minder bewust verwerkt worden
extraneous cognitive load
door de manier waarop info is gerepresenteerd
intrinsic cognitive load
belasting die samenhangt met complexiteit van info zelf en is niet te vermijden
bij complexe info moeten we veel kenniselementen tegelijkertijd in het werkgeheugen vasthouden
de tijd niet om grondig op te slaan in LTG in de vorm van schema’s
germane cognitive load
belasting waarin lerende moet investeren om een nieuw stuk kennis te verwerken
‘worked examples’
uitgewerkte voorbeelden
‘dual-channel’
een model waarin info langs twee parallelle en evenwaardige kanalen verwerkt wordt
informatieverwerkend model
stappen:
1. het selecteren
2. het organiseren
3. het integreren
propositie
- de basiseenheid van informatierepresentatie
- kan enkel juist of fout zijn
een beeld
is een op perceptie gebaseerde representatie die oorspronkelijke perceptuele structuur van input heeft behouden (fysieke kenmerken vasthouden)
lineaire ordening
een of meerdere ordeningen in het propositienetwerk met beelden expliciet mee is verwerkt en toegankelijk is
chunk
een verzameling van geordende elementen
frame
een bepaalde instantiatie van een schema
scripts
schema’s die een integrerende rol spelen in de representatie van declaratieve kennis
elaboratie
het proces waarbij nieuwe informatie wordt toegevoegd aan de reeds beschikbare schema’s
interne organisatiestrategieën
- schematiseren, structureren
- hiërarchie aanbrengen
- begrippen toepassen
- opbouwen van persoonlijke theorieën
hiërarchie aanbrengen
specifieke ordeningsprincipes (‘elementen van’ en ‘deelverzameling’) gehanteerd zoals tijd, nummer, oorzaak-gevolg, hiërarchisch, …
begrippen toepassen
helpen om feiten te clusteren tot één geheel en om meerdere begrippen te ordenen onder een hogere ordebegrip
opbouwen van persoonlijke theorieën
theorieën worden verfijnd door ervaringen
‘Meaningful Learning’ (ML)
domineert ‘betekenisverlening’ door de nieuwe gepercipieerde stimuli te vertalen in termen van aanwezige schema’s
associaties helpen met een sneller ‘begrip’
mindmaps
de organisatie/elaboratie van hun declaratieve kennis
cognitieve fase
doorloopt de lerende bewust stap voor stap de afzonderlijke producties
compositie
koppelen we de verschillende producties aan elkaar tot een productieset en de verschillende deelstappen vormen een productieketen
proceduralisatie
vallen de prikkels geleidelijk van de declaratieve kennis weg
‘evidence-based’
instructieaanpakken via onderzoek bewezen is dat ze een positief effect hebben op leerprestaties
Non-Linguïstische Representaties (NLR)
elke vorm van representatie die geen beroep doet op visueel afgedrukte tekst
‘imagery’
- in te beelden
- soorten:
1. concrete imagery
2. pattern imagery
3. kinesthetic imagery
4. dynamic imagery
5. memory images
concrete imagery
mental images
pattern imagery
showing pure relationships depicted in a visual-spatial scheme
kinesthetic imagery
involves movements and gestures
dynamic imagery
involves dynamic transformation of geometric figures
memory images
problem solvers visually recall a math formula
psychomotorische representaties
gebaseerd op bewegingen en actief manupileren
Mnemonics
pg 328