thema 1 Flashcards
begrippen
advance organizer
vertaalt = het ‘organiseert’ je denkproces en dat ‘in advance’ dus voor je nieuwe inhouden van een thema aanpakt
actoren
verwijzen naar concrete personen of organisaties die ze vertegenwoordigen of de organisaties zelf
- geen neutrale spelers
processen
verwijst naar zaken die over tijd heen verlopen (bv.: leerprocessen, instructieprocessen)
variabelen
zijn kenmerken die verschillende ‘waarden’ kunnen hebben
stakeholders of belanggroepen
zijn actoren die in onderwijskundige discussie de rolpositie inneemt en die is heel bepalend
aggregatieniveau
waarop de verschillende actoren een problematiek naar voren schuiven
1. microniveau
2. mesoniveau
3. macroniveau
- alles werkt samen
microniveau
is op klasniveau en heeft betrekking op een concrete leer- en instructiesituatie of op een specifieke lerende
- instructieverantwoordelijke = belangrijk
- rekening houden met lerende en zijn/haar context
- ook met indirecte effecten rekening houden
mesoniveau
is op schoolniveau of opleidingsniveau en heeft betrekking op een school, faculteit, instelling, organisatie of bedrijf
- beslissingen zijn vaak bepalend
- groepen en specifieke begeleiding voorzien
- eindtermen –> leerplannen omzetten
macroniveau
is op beleidsniveau of systeemniveau en omvat alles wat een compleet systeem beïnvloed
heeft dus ook invloed op de andere aggregatieniveaus
- begeleiding van instructieverantwoordelijke of lerende
- eindtermen en opvolging kwaliteit van het onderwijs bepaald –> inspectie en centrale toetsen gedaan/gecontroleerd
- beslist de organisatie/structuur
organisatie
beïnvloedt actoren, variabelen en processen door organisatieaspecten
bv.: beschikbare tijd, fysieke ruimtes, beschikbare budget, …
didactisch handelen
zijn concrete activiteiten die actoren opzette, om leeractiviteiten uit te lokken
- ook instructieactiviteit
- 5 componenten:
1. doelstellingen (Wat wil je dat de leerlingen doen?)
2. leerstof (Welke inhouden kies je waarmee leerlingen iets doen?)
3. instructieactiviteiten/didactische werkvormen (Hoe zorg je ervoor dat leerlingen iets doen?)
4. media (Hoe bied je inhouden en opdrachten aan?)
5. toetsing (Hoe controleer je of leerlingen doen wat je nastreeft?)
leeractiviteiten
lerende moet een gewenste leeractiviteit vertonen die aansluit bij het didactisch handelen
- worden beschouwd als een gevolg van instructieactiviteiten
context
zijn alle invloeden die buiten de instructiesetting staan en die (on)rechtstreeks onderwijskundige thema’s beïnvloeden
- het geheel van instructie-externe variabelen/processen dat het ontwerpen, ontwikkelen en uitvoeren/doorlopen van instructie beïnvloedt (microniveau)
- bundelt personen en organisaties (mesoniveau)
meta-analyse
zijn studies die de resultaten van andere studies samenvatten
nadeel:
- samenbrengen is problematisch, want er zijn verschillende meetinstrumenten
- onderzoekers bouwen voort op andere zonder dat de samples overeenkomen
- statische methodes zijn niet altijd vergelijkbaar
- verwarring tussen positieve effecten en maturiteitseffecten
- meestal nadruk op 1 gemeenschappelijk afhankelijke variabele (maar is dat wel de meest interessante?)
effect size
effectgrootte
- symbool d –> d = .40 interessant
- mate waarin er een significant verschil is
- vertellen iets over de relevantie van significante verschillen
- helpen onderbouwde conclusies te maken over statistische power of significante verschillen
- helpen op een gestandaardiseerde manier naar een grote verzameling studies te kijken