Thema 3, hoofdstuk 5 Flashcards
Babytijd
Begint bij geboorte;
tot 2e verjaardag.
Pasgeboren baby weegt circa 3,5 kilo en is circa 50 cm lang.
4 principes van groei:
1) Cefalocaudaal principe
2) Proximodistaal principe
3) Principe van hiërarchische integratie
4) Principe van onafhankelijkheid van systemen
1) Cefalocaudaal principe:
Van boven naar beneden - eerst hoofd, dan romp. Eerst benen, dan voeten.
Groei volgt een patroon dat begint met het hoofd en de bovenste lichaamsdelen, strekt zich vervolgens uit naar de rest van het lichaam.
Visuele vermogens eerder ontwikkeld (hoofd) dan lopen.
Al van kracht in baarmoeder.
2) Proximodistaal principe:
Vanuit het centrum naar buiten - eerst romp, dan ledematen. Eerst armen, dan handen.
Ontwikkeling voltrekt zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe.
Eerst kunnen kinderen effectief de armen gebruiken, daarna pas de handen.
3) Principe van hiërarchische integratie:
Van eenvoudig naar complex.
Eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar - worden later geïntegreerd in complexere vaardigheden.
4) Principe van onafhankelijkheid van systemen:
Verschillende lichaamssystemen kennen een verschillend groeitempo.
Het zenuwstelsel en de hersenen: de fundamenten van onze ontwikkeling.
Het zenuwstelsel bestaat uit hersenen en neuronen die zich door het hele lichaam bevinden.
Neuronen
Dendrieten
Axon
Neurotransmitters
Synaps
Myeline
Hersenschors
Subcorticale niveaus
Neuronen: de basiscel van het zenuwstelsel.
Neuronen bestaan uit een cellichaam met een celkern (nucleus) en kunnen met elkaar communiceren.
Dit onderscheidt neuronen van andere cellen.
Om te kunnen communiceren hebben neuronen dendrieten.
Dendrieten: vertakkingen aan één kant van het cellichaam, die boodschappen ontvangen van andere cellen.
Aan de andere kant hebben neuronen een lang uiteinde dat een axon heet.
Axon: het deel van het neuron dat boodschappen bevat die bestemd zijn voor andere neuronen.
Neuronen raken elkaar niet echt. Communiceren met elkaar via chemische boodschappers - neurotransmitters.
Neurotransmitters: chemische boodschappers waarmee neuronen met elkaar communiceren.
Synaps: de kleine ruimte tussen de neuronen waar de neurotransmitters van de ene naar de andere neuron reizen.
Vóór de geboorte vermenigvuldigen de neuronen zich in een verbazingwekkend tempo, tot 100 á 200 miljard.
Bij de geboorte hebben de meeste neuronen in de hersenen relatief weinig verbindingen met andere neuronen.
Eerste 2 jaar brengen de babyhersenen miljarden nieuwe verbindingen tussen neuronen tot stand.
Netwerk neuronverbindingen worden ook steeds complexer.
Volwassen? 1 neuron minimaal 5000 verbindingen.
De uiteindelijke hersencapaciteit wordt gedeeltelijk bepaald door het snoeien van overbodige neuronen –> snoeien van synapsen.
Hierdoor kunnen de wel geactiveerde neuronen uitgebreidere communicatienetwerken vormen met andere neuronen en wordt het zenuwstelsel efficiënter.
Na de geboorte:
- groeien de neuronen in omvang;
- vertakken de dendrieten;
- wordt de Axon bedenkt met Myeline
Myeline: een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt.
Tijdens eerste 2 jaar ver3voudigt het gewicht van de hersenen.
Met 2 jaar bedraagt het meer dan 75% van het gewicht en omvang van volwassen hersenen.
Tijdens het groeien groeperen de neuronen van de hersenen naar functie.
Hersenschors: de bovenste laag van de hersenen, verantwoordelijk voor de hogere processen als denken en redeneren.
Subcorticale niveaus: onder de hersenschors, verantwoordelijk voor basale activiteiten als ademhaling en hartslag.
Meest ontwikkeld tijdens de geboorte.
Na de geboorte gaan ook de cellen van de hersenschors zich verder ontwikkelen en onderlinge verbindingen maken.
Na 3 / 4 maanden maken de auditieve- en visuele hersenschors een groeispurt door wat correspondeert met een snelle toename in auditieve en visuele vaardigheden.
Shakenbabysyndroom:
Zeer ernstig hersenletsel doordat de baby hardhandig door elkaar wordt geschud, uit onmacht door het vele huilen.
Doordat het hoofd wild heen en weer beweegt: beschadigingen van hersenen, bloedvaten en zenuwen.
Ernstige medische problemen zoals blindheid, gehoorverlies, spraakstoornissen, leerproblemen of gedragsstoornissen.
Dodelijke afloop kan ook (3 a 4 baby’s per jaar).
Omgevingsinvloeden op de ontwikkeling van de hersenen:
Plasticiteit
Gevoelige periode
Plasticiteit:
De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is, vooral als gevolg van ervaringen.
Een belangrijk kenmerk van de hersenen.
Tijdens de eerste levensjaren is de plasticiteit het grootst.
Omdat veel gebieden nog niet voor specifieke taken zijn ontwikkeld, kan de taak van een gebied waar hersenletsel is opgetreden, worden overgenomen door andere gebieden.
Baby’s met hersenletsel hebben meestal minder schade en herstellen beter.
Verschil in hersenstructuur en - gewicht van kinderen die zijn opgegroeid in een prikkelarme omgeving / stimulerende omgeving.
Zintuiglijke ervaringen zijn van invloed op omvang neuronen en structuur onderlinge verbindingen.
Gevoelige periode:
een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen extra gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden.
Gevoelige perioden kunnen verband houden met de ontwikkeling van specifieke delen van zintuigen, zoals een volledig functionerend gezichtsveld of met de ontwikkeling van een structuur van het lichaam, zoals de vorming van de hersenen.
Loopt een kind permanente schade op of stagnatie in de ontwikkeling van bepaalde capaciteiten als het niet wordt blootgesteld aan bepaalde omgevingsstimulansen?
JA? Heel moeilijk bij te sturen.
Knuffelen, praten, zingen en spelen zorgen voor een gezonde groei. Vasthouden van kinderen en voorlezen ook.
De cycli van de babytijd
Ritmen
Gedragstoestand
Harmonie brengen in afzonderlijke gedragspatronen zoals eten, slapen, plassen en poepen.
Ritmen: zich herhalende, cyclische gedragspatronen.
Gedragstoestand: de mate waarin de baby zich bewust is van zowel interne als externe stimulatie.
Slaap
Rapid eye movement-slaap (REM-slaap)
Pasgeboren baby slaapt 16-17 uur per dag ( met horten en stoten).
In spurts van ongeveer 2 uur.
- Na 1 week: slapen ‘s nachts iets meer, overdag iets langere periodes wakker;
- 16 weken: slapen ze ‘s nachts uurtje of 6 door, overdag regelmatig kleine dutjes;
- Einde 1e jaar: slapen hele nacht door, totaal nog 15 uur slaap per dag nodig.
Slaap van baby’s volgt een cyclisch patroon.
Hartslag neemt toe en wordt onregelmatig, bloeddruk stijgt, ademhaling versnelt.
(soms bewegen ogen snel van links naar rechts. Lijkt sterk op REM-slaap, maar is het niet).
Deze REM-achtige slaap vormt ongeveer de helft van de slaaptijd van een baby (volwassenen 20%).
Rapid eye movement-slaap (REM-slaap):
de periode tijdens de slaap van oudere kinderen en volwassenen die wordt geassocieerd met dromen.
Dromen baby’s?
Onwaarschijnlijk.
- Baby’s hebben nog relatief beperkte ervaringswereld (en weinig om over te dromen).
- Hersengolven van baby’s lijken kwalitatief anders (lijken pas op volwassenen bij 3 a 4 maanden).
Functie van REM-slaap is waarschijnlijk: autostimulatie; een manier van de hersenen om zichzelf te stimuleren.
Invloed op slaappatronen baby’s:
- Genetische invloeden;
- Omgevingsinvloeden;
- Culturele gewoonten.
Wiegendood (SIDS) en SUID
Sudden Infant Death Syndrome (SIDS)
De onverklaarbare dood (in hun slaap) van een ogenschijnlijk gezonde baby vóór de leeftijd van 1 jaar.
Lijkt op te treden wanneer het normale ademhalingspatroon tijdens de slaap wordt onderbroken (maar nog geen stuitende verklaring).
Sterven een rustige dood doordat ze stoppen met ademhalen.
- Jongens lijken groter risico te lopen;
- Laag geboortegewicht en lagere APGAR-score;
- Moeder die tijdens zwangerschap rookt;
- Hersenafwijking die invloed heeft op ademhaling;
- Soms kindermishandeling de oorzaak;
- niet vastgestelde slaapstoornissen en ziekten, verstikking, problemen met reflexen en voedingstekorten.
SIDS komt voor bij kinderen van alle afkomsten en alle sociaal-economische groepen.
Algemene richtlijnen ivm wiegendood:
- Laat baby op de rug slapen;
- Een speen geven tijdens slaapje;
- Matras moet stevig zijn, bedekt met strak onderlaken;
- Zachte voorwerpen (zoals kussens en los beddengoed) buiten bedje houden;
- Eenvoudige kartonnen babybox is beter voor heel jonge kinderen;
- Rook niet in de buurt van een baby;
- Blijf in de buurt, hou toezicht;
- Let erop dat kind niet te warm krijgt;
- Geen geneesmiddel zonder arts te raadplegen;
- Rust en regelmaat.
1 op de 10.000. Belangrijkste doodsoorzaak kinderen onder 1.
Sudden Unexpected Infant Death (SUID) = bredere categorie van onverwachte doodsoorzaken bij kinderen onder 1 jaar.
Motorische ontwikkeling:
Door de vorm en verhoudingen van pasgeboren baby’s zijn de bewegingen beperkt, hebben nog maar weinig kracht.
Bij geboorte bezitten ze aangeboren reflexen.
Reflexen:
Reflex: niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van bepaalde stimuli.
De fundamentele reflexen:
- Zoekreflex (3 weken) - inname voedsel;
- Stapreflex (2 maanden) - voorbereiding op onafhankelijk voortbewegen;
- Zwemreflex (4-6 maanden) - Vermijding van gevaar;
- Moro-reflex (6 maanden) - Als ondersteuning nek en hoofd plotseling verdwijnt, spreiden de armen zich en lijken ze zich vervolgens ergens aan vast te willen klampen - Bescherming tegen vallen
Deze reflex lijkt te zijn geërfd van zijn niet-menselijke voorouders.
- Babinski-reflex (8-12 maanden) - Spreiden van de tenen in reactie op een aanraking van de buitenkant van de voet - Onbekend
- Schrikreflex (blijft in andere vorm) - Bescherming
- Knipperreflex (blijft) - Bescherming netvlies
- Zuigreflex (blijft) - inname van voedsel
- Kokhalsreflex (blijft) - voorkomen van stikken.
Reflexen dienen vaak om te overleven en het welzijn van het kind te verzekeren.
Sommige reflexen verdwijnen:
- omdat kinderen steeds meer controle krijgen over hun gedrag - beter in staat om hun spieren te beheersen;
- omdat ze de basis vormen voor toekomstige complexere gedragspatronen (vervangen eerdere reflexen).
Onderzoek: regelmatig oefenen van de stapreflex helpt de hersenschors om het loopvermogen te ontwikkelen.
Gestructureerde oefeningen bij baby’s doen soms meer kwaad dan goed, kan leiden tot overbelasting spieren, gebroken botten en ontwrichte ledenmaten.
Geen bewijs dat ze oefeningen kwalitatief beter uitvoeren.
Reflexen kunnen soms nuttige diagnostische instrumenten zijn voor kinderartsen.
De aan- en afwezigheid van reflexen verloopt volgens een vast patroon.
Reflexen kunnen volwassenen stimuleren de baby te verzorgen en te voeden.
Motorische ontwikkeling bij baby’s: fysieke mijlpalen
Van grove naar fijne motoriek
- 3 maanden: omrollen;
- 6 maanden: zitten zonder ondersteuning;
- 7 maanden: staan met houvast;
- 8-10 maanden: kruipen;
- 9 maanden: lopen door zich vast te houden aan meubels;
- 11,5 maanden: zelfstandig staan;
- 12 maanden: lopen;
- 16,5 maanden: traplopen;
- 24 maanden: springen op de plaats.
Baby’s worden geboren met een grijpreflex (nog niet zo ontwikkeld / nauwkeurig).
Na een week of 4 verdwijnt het, en rond 4 maanden verschijnt een andere, nauwkeurigere vorm van grijpen.
Met 11 maanden: objecten, zo klein als een knikker van de grond rapen.
Met 2 jaar: beker vasthouden, maar de lippen brengen en slok nemen zonder te morsen.
–> Grijpen volgt - net als andere motorische vaardigheden - een sequentieel patroon (eenvoudige vaardigheden worden gecombineerd tot complexe vaardigheden).
Ontwikkeling en coördinatie van motorische vaardigheden
Dynamische systeemtheorie (Esther Thelen):
Dynamische systeemtheorie (Esther Thelen):
theorie die de ontwikkeling van een kind ziet als een dynamisch systeem: alles ontwikkelt zich tegelijk en hangt nauw samen met de ervaringen die het kind opdoet.
Vb: bij kruipen hangt het af van hersenen die een kruipprogramma starten, maar ook spiergebruik, waarneming, begrip en motivatie moet worden gecoördineerd.
Verkennende activiteiten van kinderen leiden tot nieuwe uitdagingen / waardoor hun motorische vaardigheden worden ontwikkeld.
Motivatie van het kind staat centraal.
(Dit kan de verschillen verklaren in ontwikkeling van motorische vaardigheden).
Sluit aan bij theorie van Piaget.
Normen:
Bayley Scales of Infant Development (BSID-III-NL)
Normen: het gemiddelde functioneren van een grote steekproef van kinderen van een bepaalde leeftijd.
Vergelijking mogelijk.
BSID: een instrument om de algemene mentale en motorische ontwikkeling van kinderen vanaf 16 dagen tm 42 maanden en 15 dagen in kaart te brengen.
- cognitief,
- talig en
- motorisch gedeelte.
+ oudervragenlijsten om de sociaal-emotionele ontwikkeling en het adaptief gedrag in kaart te brengen.
Aanvulling op de APGAR score.
Beperkingen tests:
- Normen slechts gemiddelden;
- Variatie mogelijk per kind in welke gedragsvormen eerst komen
- Normen gebaseerd op blanke kinderen (midden en hogere klassen).
Culturele dimensies van motorische ontwikkeling
Tijdstip waarop motorische vaardigheden zich manifesteren, wordt gedeeltelijk bepaald door culturele factoren.
Variaties lijken deels afhankelijk van de verwachting van ouders over de momenten waarop die vaardigheden zich manifesteren.
Voeding in de babytijd: brandstof voor de motorische ontwikkeling
Borst of fles:
Colostrum:
Goede voeding noodzakelijk voor:
- fysieke groei,
- cognitieve en sociale ontwikkeling.
De norm voor voeding verschilt per individu.
55 kal voor elke halve kilo die ze wegen.
Kleine kinderen moeten zelf kunnen bepalen hoeveel ze eten, niet worden gedwongen.
Rond 1940:
- borstvoeding ouderwets en risico’s voor het kind;
- flesvoeding: goed bijhouden hoeveel kind drinkt
strak schema van 1x per 4 uur voeden aanhouden.
Tegenwoordig borstvoeding grote voorkeur:
- grote hoeveelheid eiwitten, vitaminen, mineralen en antistoffen die de baby beschermen tegen infecties;
- Optimaal: ten minste 6 maanden borstvoeding.
Colostrum: moedermelk van de 1e dagen na de geboorte. Bevat grote hoeveelheden beschermende stoffen.
Emotionele voordelen borstvoeding:
- bevordert gevoel van intimiteit - wellicht door vrijkomen endorfine in hersenen moeder;
- kinderen reageren beter ook aanrakingen
- baby’s worden er rustiger van.
Gezondheidsvoordelen moeder:
- minder kans op eierstok- en borstkanker voor menopauze;
- lichaam herstelt sneller (hormonen zorgen ervoor dat de baarmoeder na de geboorte weer krimpt)
- Kans op nieuwe zwangerschap kleiner.
Verrijkte flesvoeding: die baby’s ontwikkelen zich cognitief beter dan baby’s die traditionele flesvoeding kregen.