Thema 2, hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Neonaat:

A

Een pasgeboren baby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Braxton-Hicks-contracties
(voorweeën of valse weeën)

A

Vanaf 4 maanden trekt de baarmoeder - die uit spierweefsel bestaat - uit voorbereiding op de bevalling af en toe samen, maar kondigen niet de geboorte van de baby aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Weeën: het begin van de geboorte

Bevalling verloopt in 3 fasen:
1. Ontsluitingsfase;
2. Uitdrijvingsfase;
3. De uitdrijving van de placenta met navelstreng.

A

Gemiddeld 266 dagen na conceptie zorgen hormonen als CRH en oxytocine voor de start van een bevalling.

Oxytocine hoog genoeg? Dan begint baarmoeder periodiek samen te trekken (weeën).

Tijdens de prenatale periode groeit de baarmoeder met de foetus mee.

Bevalling verloopt in 3 fasen:
1. Ontsluitingsfase;
Weeën komen om de 8 á 10 minuten, duren ca 30 sec. Dienen om het hoofd van de foetus tegen de baarmoederhals (verbindingsstuk tussen de baarmoeder en de vagina) te drukken.
Weeën komen steeds langer en vaker, en aan het einde om de 2 min, met een duur van 2 min.
Uiteindelijk (overgangsfase) opent de baarmoedermond zich volledig en rekt genoeg mee om het hoofd van de baby te laten passeren.

  1. Uitdrijvingsfase;
    Baby wordt met elke wee zichtbaarder, waardoor de vagina wordt opgerekt.
    Soms volgt een episiotomie - een knip om de vagina te vergroten.
    Fase eindigt met geboorte en duurt circa 90 min.
  2. De uitdrijving van de placenta met navelstreng;
    Verloopt makkelijk en duurt slechts enkele minuten.

Bevalling van een eerste kind duurt ongeveer 16 tot 24 uur.

Culturele factoren beïnvloeden bevallingen.
Bevallen tussen het werk door in Afrika - medicalisering van de bevalling in Westerse landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perinatale zorg

A

De medische zorg aan zwangeren en kinderen rondom de geboorte.

Systeem van zorg en de verloskundige.

13% thuis bevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

APGAR-score

A

Een standaard meetsysteem waarmee de gezondheid van een pasgeboren baby kan worden bepaald.

Eigenschappen:
1) huidskleur (Appearance)
2) hartslag (Pulse)
3) reflexen (Grimace)
4) spierspanning (Activity)
5) ademhaling (Respiration)

1 minuut & 5 minuten na de geboorte wordt voor elke eigenschap een score gegeven.
Problemen? Na 10 min nog een keer.

Score van 1-10.
7-10 is normaal;
4-7 kan behandeling nodig zijn;
3 of minder; direct handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kritiek APGAR-score

A
  • Lage score betekent niet perse dat er sprake is van geweest van zuurstoftekort bij de geboorte;
  • Interobserver variability: niet objectief & verschillende scores in verschillende landen;
  • aantal APGAR-criteria werken niet goed bij premature baby’s;
  • ‘50 bedacht, er zijn modernere alternatieven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anoxia

A

Zuurstofgebrek van een paar minuten bij een baby, dat kan leiden tot hersenbeschadiging doordat hersencellen afsterven of door zo’n hoge bloeddruk waardoor er bloedingen in de hersenen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fysieke verschijnselen na de geboorte

A
  • Vanwege de stuwing en het nauwe geboortekanaal hebben baby’s vaak een gehavend taps toelopend hoofd;
  • Bedekt met Vernix (huidsmeer) - een dikke, vettige, kaasachtige substantie die de doorgang in het geboortekanaal vergemakkelijkt.
    (Nu wordt geadviseerd dit te laten zitten ivm antibacteriële en temperatuur-regulerende eigenschappen.
  • Lichaam bedekt met lanugo (fijn, donker donshaar). Zal snel verdwijnen.
  • Oogleden kunnen gezwollen zijn door een opeenhoping van vocht tijdens de bevalling
  • Soms heeft baby bloed of andere substanties op het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hechting

A

het intieme, fysieke en emotionele contact tussen de ouder / verzorger en kind, dat volgens sommigen in de periode direct na de geboorte dient plaats te vinden en zou cruciaal zijn voor de vorming van een duurzame relatie.

Huid-op-huid-contact moeder en kind zou tot diepe, emotionele hechting leiden.

Weinig steun voor kritieke periode van hechting.

Wel belangrijk is dat baby’s na de geboorte worden gestreeld en gemasseerd. Dit bevordert de aanmaak van chemicaliën in de hersenen die de groei in werking zetten.
Begin van communicatie met het kind.

Massage: hormonen komen vrij die gewichtstoename, spierontwikkeling en het vermogen om met stress om te gaan bevorderen.

Kinderen die liefdevol en goed worden verzorgd en worden gestimuleerd, ontwikkelen zich beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Premature baby:

A

baby die minder dan 38 weken na de conceptie ter wereld komt.
(6 á 7%).

Als foetus niet helemaal kunnen ontwikkelen. Meer kans op ziekte en sterfte.
Laag geboortegewicht.
(normaal gewicht is 3400 gram)

Gevoelig voor infecties.
Problemen met de zuurstofopname.

Premature baby’s gevoelig voor stimuli.
Ademhaling kan stokken, hartslag kan trager worden.
Bewegingen zijn ongecoördineerd, schokkerig overkomen en lijken te schrikken.

60% van de te vroeggeboren baby’s heeft geen problemen.

Einde eerste jaar slechts 10% grote problemen.
5% van hen is ernstig gehandicapt.

Naarmate ze ouder worden meer problemen:
- leer- of gedragsstoornissen;
- lager IQ dan gemiddeld;
- groter risico op psychische en/of fysieke coördinatieproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Baby’s met een laag geboortegewicht:

A

wegen minder dan 2500 gram.
Oorzaak: steeds hoger wordende moederleeftijd.
Meer meerlingengeboorten door vruchtbaarheidsbehandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Groeivertraagde baby:

A

baby die als gevolg van een vertraagde groei 90% (of minder) weegt dan het gemiddelde gewicht van kinderen van dezelfde leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(RDS) Respiratory Disstress Syndrome:

A

Ernstige longaandoening tgv onvoldoende rijping van de longblaasjes.

Overmatig kreunen en een intrekkende borst bij elke ademhaling.

Vaak in couveuse gelegd.
Teveel zuurstof: kans op beschadiging netvlies en blindheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Baby’s met een zeer laag geboortegewicht (kleinsten van de kleinsten)

A

Baby die minder weegt dan 1250 gram en/of minder dan 30 weken in de baarmoeder heeft gezeten.

Heel klein, oogjes dichtgeplakt, huid is donkerrood.
In groot gevaar omdat organen nog niet zijn volgroeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De levensvatbare leeftijd:

A

Het moment waarop een te vroeggeboren baby kan overleven, ligt nu op 24 weken na de conceptie.

Eerder dan 24 weken? <50% kans op overleven.

Medisch kosten extreem veel hoger, positieve afloop vaak onwaarschijnlijk. Ethische discussie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaken te vroeg / te laag geboortegewicht baby’s:

A

Van helft niet duidelijk;
Van andere helft:
- Wanneer het voortplantingssysteem biologisch gezien niet volgroeid is (tieners die minder dan 2 jaar menstrueren)
- Snel opnieuw zwanger worden;
- Algemene gezondheid moeder;
- Socio-economische omstandigheden als lager salaris.

17
Q

Postmature baby’s:

A

Baby’s die 2 weken na de uitgerekende datum nog niet zijn geboren.

Risico’s:
- Bevalling riskanter omdat kind te groot wordt;
- Bloedtoevoer van de placenta wordt minder, waardoor de foetus niet genoeg voeding meer krijgt;
- Bloedtoevoer naar de hersenen kan verminderen, kan tot hersenschade leiden.

18
Q

Keizersnede:

A

Ingreep waarbij de baby operatief uit de baarmoeder wordt verwijderd.

16%.

Vindt plaats wanneer:
- Het niet goed gaat met de baby - dalende of stijgende hartslag;
- Moeder > 40 jaar meer kans;
- Baby in een stuit ligt (voeten of stuit ligt in het geboortekanaal ipv het hoofd - navelstreng kan dan sneller worden afgekneld).
- Dwarsliggingen - baby ligt horizontaal;
- Hoofd van baby is soms te groot.

Nadelen:
- Zware operatie, herstel kan lang duren;
- Littekenweefsel kan ontstaan aan de baarmoeder, kan risico’s voor toekomstige zwangerschappen geven;
- Baby’s maken een andere hormonale, bacteriële en medische ontwikkeling mee.

Korte termijn, negatief effect op ontwikkeling immuunsysteem van het kind:
- Risico op allergieën en astma, darmbacteriën zijn anders;
- Baby’s die geen weeën hebben meegemaakt hebben eerder ademhalingsproblemen dan baby’s die voor de keizersnede wel weeën hebben meegemaakt;
- Moeders ervaren keizersnede als minder positief.
- Monitoren geeft onterecht stress bij baby.

19
Q

(CTG) Foetale monitor:

A

Apparaat waarmee de hartslag van de baby kan worden gemeten tijdens de weeën.

20
Q

Doodgeboorte:

A

De geboorte van een kind dat niet meer leeft.

Dit komt in minder dan 1 op de 100 gevallen voor.

21
Q

Zuigenlingensterfte:

A

Overlijden van een kind binnen het eerste levensjaar.

4,8 per 1000.
Onder allochtonen hoger.

22
Q

Culturele verschillen in zuigelingensterfte

A

Hoogste sterftecijfer: baby’s met minstens één Antilliaanse ouder.
2x zoveel risico om voor hun eerste verjaardag te sterven dan baby’s met Nederlandse achtergrond.

Risico’s verlagen door:
- vergoeden gezondheidsinstelling;
- Financiële bijdrage voor opvang oudere kinderen;
- Basisvoorlichting.

23
Q

Postnatale (postpartum) depressie:

A

een somber, prikkelbaar, angstig en neerslachtig gevoel dat bij de moeder ontstaat na de geboorte van een baby.

Meestal pas enkele weken / maanden na de bevalling.

10%.

1 op de 500 gevallen: postpartumpsychose (moeder verliest contact met de werkelijkheid). In extreme gevallen leidt het tot de dood.

Kan worden veroorzaakt door grote schommelingen in de hormoonproductie.

Kinderen van depressieve moeders zijn eerder geneigd tot antisociaal gedrag en geweld.

24
Q

Reflexen:

A

niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige responsen die automatisch optreden in aanwezigheid van bepaalde stimuli.

Zuig-, slik-, zoekreflex.

Meconium: een groen zwarte substantie die een overblijfsel is van de tijd als foetus.

25
Q

Zintuigen baby’s:

A

Zien:
Zien is sensatie & interpretatie.
Pasgeborene kunnen enigszins zien. Besteden actief aandacht aan de dingen in hun gezichtsveld die de meeste informatie bevatten.
Object die scherp contrast vormen.
Verschillende stadia van helderheid onderscheiden.
Omvang object inschatten.

Baby’s kunnen verschillende kleuren onderscheiden. Verschil tussen rood, groen, geel en blauw.
Lijken ook al voorkeur te hebben.

Horen:
Pasgeboren baby’s kunnen ook horen.
Nog niet volledig ontwikkeld.
Vruchtwater in het middenoor moet nog wegvloeien.

Aanraking:
Baby’s kunnen gevoelig zijn voor aanrakingen.
Reageren op stimuli.

Tast-, reuk- en smaakzin bij geboorte al ver ontwikkeld.
Gezichtsvermogen en gehoor nog niet zo sterk ontwikkeld.

26
Q

Klassieke conditionering (Pavlov):

A

Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type respons normaal gesproken niet uitlokt.

Stimulussubsitutie: een stimulus die normaal gesproken niet leidt tot een bepaalde reactie, wordt gekoppeld aan een stimulus die deze reactie wel oproept.

VB: Albert die angst voor ratten ontwikkelde, waar hij eerst niet bang voor was - doordat bij spelen met die rat steeds een hard geluid klonk, waardoor hij angst voor rat ontwikkelde.

VB: Een hongerige baby stopt met huilen wanneer zijn moeder hem oppakt, omdat hij opgepakt worden heeft leren associëren met gevoed worden.

Baby’s kunnen al vroeg leren via klassieke conditionering.

27
Q

Operante conditionering

A

Een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met positieve of negatieve consequenties.

Gevolgen van gedrag, leert baby’s doelbewust in te spelen op hun omgeving om een bepaald gewenst gevolg tot stand te brengen.

VB: leren om aandacht te krijgen door op een bepaalde manier te gaan huilen.

VB: Een baby die leert dat glimlachen naar zijn ouders positieve aandacht oplevert, kan vaker gaan glimlachen.

Treedt ook meteen na geboorte in.

28
Q

Habituatie (gewenning):

A

De afname in de reactie op een stimulus die plaatsvindt na herhaaldelijke presentatie van die stimulus.

Nieuwe stimulus:
Baby heeft oriëntatiereactie: de baby wordt stil, aandachtig en krijgt een lagere hartslag.
Als de nieuwigheid verdwijnt, verdwijnt ook oriëntatiereactie.
Bij nieuwe stimulus weer nieuwe oriëntatiereactie.

Bij alle zintuigen kan sprake zijn van gewenning.
Meten: veranderingen in zuigen en hartslag, het ademhalingstempo en de tijd die een baby naar een specifieke stimulus kijkt.

Moeilijkheden met gewenning kunnen duiden op ontwikkelingsproblemen.

VB:
Baby die geïnteresseerd en verrast was toen hij een nieuw object voor het eerst zag, toont vaak geen interesse meer als hij hetzelfde object verschillende keren heeft gezien.

29
Q

Sociale vaardigheden baby’s:

A

Baby’s bezitten alle spieren om gezichtsuitdrukkingen te produceren en hebben het vermogen om anderen te imiteren.

Niet duidelijk wanneer imitatie precies begint. Sommige vormen van imitatie beginnen zeer vroeg.

Imitatievaardigheden zijn belangrijk voor een effectieve sociale interactie met anderen.
Sociale relatie ouders en kind en
sociale relaties met anderen.

30
Q

Smaakontwikkeling

A

Onderzoek lijkt erop te wijzen dat onze smaak zich voor een deel ontwikkelt in de baarmoeder.

Smaak verandert in de loop van de tijd, als we nieuwe soorten voedsel leren eten en nieuwe smaakervaringen opdoen.