Thema 3; hoofdstuk 4

Question 1

symbiose

Answer 1

het samenleven van twee of meerdere organismen van verschillende soorten met als doel hun overlevingskansen te verhogen

Question 2

mutualisme

Answer 2

is een samenlevingsvorm met een positieve invloed voor alle organismen in de relatie

Question 3

microbioom

Answer 3

alle microscopisch kleine organismen ook virussen die op en in het menselijk lichaam leven. De nuttige micro-organismen leveren een voordeel op voor de mens

Question 4

huidflora

Answer 4

bestaat uit micro-organismen die een beschermde barrière vormen tegen schadelijke micro-organismen

Question 5

darmflora

Answer 5

micro-organismen in het spijsverteringsstelsel die bijdragen aan de vertering van voedsel, de darmwand beschermen, darmbewegingen in gang zetten en signalen geven aan de hersenen wanneer je verzadigd bent

Question 6

commensalisme

Answer 6

is een samenlevingsvorm waarbij één soort een positieve invloed ervaart door de relatie, maar de andere soort niet beïnvloed wordt

Question 7

parasitisme

Answer 7

is een samenlevingsvorm waarbij de gastheer een negatieve invloed ervaart door de parasiet die in of op zijn lichaam leeft

Question 8

amensalisme

Answer 8

is een samenlevingsvorm waarbij één soort nadelen ondervindt van het samleven, maar de andere soort niet wordt beïnvloed

Question 9

antibiotica

Answer 9

chemische stoffen die bacteriën doden
celwand afbreken
erfelijk materiaal (vernietigen of productie verminderen)
vermenigvuldigen verhinderen

Question 10

antibioticaresistentie

Answer 10

door foutieve of veelvuldig gebruik
slechts deel van de kolonie is uitgeschakeld
sterke (of licht afwijkende) bacteriën overleven en geven eigenschappen verder aan nakomelingen
gevolg: antibioticum werkt niet meer!