Thema 3; hoofdstuk 1 en 2 Flashcards
levensgemeenschap
alle soorten organismen die op eenzelfde plaats leven en elkaar beïnvloeden
populatie
een aantal organismen van eenzelfde soort die voorkomen in een gebied
individu
1 organisme uit een populatie
draagkracht
het aantal organismen van een soort dat kan overleven in een gebied
dynamisch evenwicht
het schommelen van de grootte van een populatie rond het optimale aantal organismen in een omgeving
coöperatie
samenwerking tussen soortgenoten
foerageren
dieren die samen voedsel verzamelen
concurrentie
een strijd om soortgelijke behoeften (bv. voedsel, partner, nest- of woonplaats)
hiërarchie
een rangorde binnen een groep van dezelfde soort waarbij alle individuen een bepaalde plaats hebben en de taken verdeeld worden. Bijvoorbeeld als leider of als ondergeschikte
kudde
soortgenoten die in groep met hiërarchie leven, maar waarbij de rangorde niet altijd even ver doorgedreven is
pikorde
rangorde bij de kippen, waarbij elke hen een specifieke plek in de groep heeft, die bepaald word door het pikken van groepsgenoten
sociale staat
een groep organismen van dezelfde soort waarin de rangorde en taakverdeling heel ver doorgedreven zijn. Elk individu heeft een bepaalde plaats en taak in de groep en het belang van de groep primeert
communicatie
het overbrengen van betekenisvolle informatie (een boodschap) van een zender naar een ontvanger door gebruik te maken van signalen
soorten signalen + onderschikkingen
- visueel: licht + kleur
- chemisch: geur
- auditief: geluid
- sensitief: trilling + aanraking
camouflage
misleidende communicatie dat een dier gebruikt om te overleven doordat ze niet opvallen in hun leefomgeving. Ze hebben hetzelfde patroon of dezelfde kleur als hun omgeving