Thema 2; hoofdstuk 2 en 3 Flashcards
eencellige organismen
organismen die slecht uit één cel bestaan
meercellige organismen
organismen die uit meerdere cellen bestaan
prokaryoot (‘pro-karyon’)
eencellig organisme dat geen celkern bevat
eukaryoot
eencellige of meercellige organismen met een celkern
celorganellen
gespecialiseerde onderdelen van een cel met een bepaalde functie. Deze celorganellen zijn omgeven door membranen
oersoep
mengsel van C, N, O, P, H -> bouwstoffen van de eerste cel werden gemaakt.
oercel
voorouder van alle levende organismen
tree of life
structuur die de evolutie weergeeft vanuit de oercel tot de huidige soortendiversiteit
organisatie
de cel is de bouwsteen van al het leven. Meercellige organismen bevatten meerdere organisatieniveaus (cel, weefsel, orgaan, stelsel)
stofwisseling
alle levende organismen nemen materie op uit de omgeving en gebruiken die voor chemische reacties in de cel. Chemische reacties gaan meestal gepaard let energieomzettingen
groei en ontwikkeling
elk levend wezen kent fasen van groei en ontwikkeling. Groei is de toename in grootte en massa. Ontwikkeling geeft weer dat organismen vaak verschillende stadia doorlopen voor ze volgroeid of volwassen zijn
homeostase
het inwendig milieu van een organisme wordt constant gehouden. Er wordt steeds gestreefd naar een evenwichtstoestand
reactie
leven organismen reageren op prikkels uit het in- of uitwendig milieu
voortplanting
door geslachtelijke of ongeslachtelijke voortplanting geven levende organismen erfelijk materiaal (DNA) door aan hun nakomelingen
evolutie
leven organismen kunnen in de loop van de tijd veranderingen ondergaan omdat hun erfelijk materiaal soms spontaan kleine wijzigingen vertoont. Zijn deze veranderingen in het voordeel van het organisme, dan nemen zijn overlevingskans en kans op voortplanting toe