Thema 1: De theorie van kwalitatief onderzoek Flashcards

1
Q

Ligt toe: 1.begrip participanten

A

Een diep en geintepreteerd begrip van de perspectieven, ervaringen en of situaties van de sociale wereld van onderzoeksparticipanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ligt toe: 2.Niet-gestandariseerde data generatie.

A

Niet-gestandariseerde en aanpasbare methodes van data generatie die aangepast kunnen worden aan inidividuele participanten en cases.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ligt toe: 3. Data complex.

A

De verkregen data is gedetaileerd, diep en complex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ligt toe: 4.Analyse complex en uniekheid participant.

A

De analyse bevat complexiteit en onderkent de uniekheid van elke participant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ligt toe: 5.Openheid tijdens de analyse en interpretatie fase.

A

Openheid voor emergente categorien tijdens de analyse en interpretatie fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ligt toe: 6.De output is gedetaileerd.

A

De output bevat gedetaileerde descripties van de onderzochte fenomeenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ligt toe:7.Reflectie onderzoeker.

A

Een reflectie van de onderzoeker op rol en perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is ontologie in de context van kwalitatief onderzoek?

A

Onderzoek naar de fundamentele structuren van de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 2 stromingen binnen ontologie?

A

Realisme en idealisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houd realisme in?

A

Er is een externe realiteit en die staat los van onze waarneming/interpretatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houd idealisme in?

A

Er bestaat geen externe realiteit los van onze waarneming/interpretatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is epistemologie in de context van kwalitatief onderzoek?

A

hoe kunnen we leren over de sociale wereld en wat is de basis van onze kennis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen inductief en deductief onderzoek?

A

Inductief onderzoek is bottom-up. Dit houd in dat je van bewijs naar conclusie toe werkt. Deductief onderzoek is top-down. Je gebruikt bewijs om je conlusie (hypotese) te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is positivisme in de context van sociale wetenschappen?

A

In de context van de sociale wetenschappen houdt positivisme in dat onderzoekers gebruik maken van methoden zoals experimenten, enquêtes en statistische analyses om menselijke gedrag en sociale fenomenen te bestuderen. Het idee is dat sociale wetenschappen dezelfde methoden moeten gebruiken als natuurwetenschappen om betrouwbare en verifieerbare kennis te genereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gehanteerde perspectieven binnen kwalitatief onderzoek volgens het boek?

A

Critisch realisme:
Is een objectieve werkelijkheid bestaat, maar onze kennis daarvan is altijd onvolledig en word beïnvloed door sociale en culturele contexten.

Inductie-deductie balans:
Start: Deductief voor design, steekproef en meetinstrumenten.
begin van analyse: focus op het exploreren en begrijpen van de ervaringen van de participanten.
Eind van analyse: De bevindingen worden in de context van de bestaande literatuur geplaatst.

Reflectief:
Reflecteren op eigen rol, invloed en mogelijke bias binnen het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manier maakt het postmodernisme het onderzoek naar sociale fenomenen lastig?

A

Het stelt dat er geen vaste betekenissen bestaan dus kun je ook geen conclusies trekken op basis van vooraf gedefineerde begrippen. (denk aan begrippen zoals ras, gender en andere groepsindelingen.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom heeft de onderwijskundig onderzoeker zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek nodig?

A

Beide methoden vullen elkaar aan en zijn beduidend minder waardevol zonder die wisselwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op welke manier staat het interpretivisme haaks op het positivisme?

A

Het positivisme gaat er van uit dat de methoden om de natuurlijke wereld te onderzoeken geschikt zijn om de sociale wereld te onderzoeken, maar het interpretivisme stelt dat de sociale wereld niet vastgelegd kan worden vanwege de verschillen in perceptie en interpretaties van de sociale wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het contructivisme?

A

Het constructivisme stelt dat kennis actief gecontructueerd word en niet passief ontvangen word door het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verschil kwantitatief en kwalitatief:
Natuur van de werkelijkheid (Ontologie):

A
  • Kwantitatieve onderzoekers neigen naar een objectivistische benadering, waarin de werkelijkheid als vaststaand en meetbaar wordt gezien.
  • Kwalitatieve onderzoekers hebben vaak een constructivistische benadering, waarbij de werkelijkheid als subjectief en veranderlijk wordt beschouwd, afhankelijk van sociale en culturele contexten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verschil kwantitatief en kwalitatief:
Doel van het onderzoek (Epistemologie):

A
  • Kwantitatieve onderzoekers streven naar generaliseerbare resultaten die de populatie als geheel kunnen beschrijven.
  • Kwalitatieve onderzoekers richten zich op het verkrijgen van diepgaand begrip van individuele ervaringen en betekenissen binnen specifieke contexten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verschil kwantitatief en kwalitatief: Onderzoeksmethoden:

A
  • Kwantitatieve onderzoekers maken gebruik van methoden zoals enquêtes, experimenten en statistische analyses om gegevens te verzamelen en te analyseren.
  • Kwalitatieve onderzoekers gebruiken methoden zoals interviews, observaties en thematische analyses om rijke, gedetailleerde gegevens te verzamelen en te interpreteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verschil kwantitatief en kwalitatief:
Data-analyse:

A
  • Kwantitatieve onderzoekers vertrouwen op numerieke data en statistische technieken om conclusies te trekken.
  • Kwalitatieve onderzoekers analyseren tekstuele en visuele data om thema’s en patronen te identificeren en te begrijpen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verschil kwantitatief en kwalitatief:
Rol van de onderzoeker:

A
  • In kwantitatief onderzoek wordt de onderzoeker vaak gezien als een neutrale en objectieve observator.
  • In kwalitatief onderzoek wordt de onderzoeker gezien als een actieve deelnemer die een belangrijke rol speelt bij de interpretatie van gegevens en het creëren van kennis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is jouw eigen mening over het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek?

A

Kwantitatief onderzoek is geweldig voor het verkrijgen van een breed overzicht en het generaliseren van resultaten naar grotere populaties.Kwalitatief onderzoek biedt daarentegen een dieper inzicht in de subjectieve ervaringen, betekenissen en contexten van individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wanneer zou je een kwalitatieve benadering kiezen en wanneer zou je gaan voor een kwantitatieve benadering?

A

Als het doel van een onderzoek is om verhoudingen of proporties te verschaffen, om een verband of verschil te onderzoeken, of om een voorspelling te doen, is kwantitatief onderzoek de beste keuze.

Maar als er nog weinig bekend is over een onderwerp, is kwantitatief onderzoek niet mogelijk en lijkt kwalitatief onderzoek aangewezen.

Ook als een onderzoeksvraag zodanig breed is dat er te veel meetinstrumenten nodig zouden zijn om deze onderzoeksvraag te beantwoorden met kwantitatief onderzoek, is kwalitatief onderzoek aangewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de functie van kwalitatief onderzoek ten opzichte van kwantitatief onderzoek?

A

Ten eerste is er soms onvoldoende bekend over een onderwerp om valide en betrouwbare meetinstrumenten te kunnen ontwikkelen.

Ten tweede zijn onderzoeksvragen soms zodanig exploratief dat niet van tevoren bekend is welke variabelen gemeten zouden moeten worden. In deze gevallen is kwalitatief onderzoek aangewezen.

Doordat kwalitatief onderzoek niet plaatsvindt aan de hand van vastgestelde meetinstrumenten, is het mogelijk om rijkere data te verzamelen en patronen te ontdekken waar van tevoren geen ideeën over bestonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de keerzijde van kwalitatief onderzoek?

A

Doordat de interviews niet allemaal exact gelijk verlopen, kunnen ogenschijnlijke verschillen tussen deelnemers het gevolg zijn van verschillen in de interviews en de onderwerpen die aan bod kwamen.

Daarnaast zijn steekproeven in kwalitatief onderzoek vaak juist bewust samengesteld in plaats van willekeurig, en bijna altijd zo klein dat de power om conclusies te trekken minimaal is.

Met andere woorden, de invloed van error (toeval, bias, meetfout etc.) is dermate groot dat het mogelijk is dat deze volledig verantwoordelijk is voor de gevonden patronen in de data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom is het binnen een kwalitatief onderzoek lastig om een indruk te krijgen van de grote van de invloed van error?

A

Door het gebrek aan kwantificering is het onmogelijk om een indruk te krijgen van hoe groot die invloed van error precies is. Bij het trekken van conclusies over de waargenomen patronen in kwalitatief onderzoek is dus nog meer voorzichtigheid geboden dan in kwantitatief onderzoek.

30
Q

Wat is een type 1 fout in kwantitatief onderzoek?

A

Het onterecht concluderen dat er een verband bestaat in de populatie, op basis van een voldoende sterk verband in de steekproef

31
Q

Wat is een type 2 fout in kwantitatief onderzoek?

A

Het onterecht concluderen dat er geen verband bestaat in de populatie, op basis van een te zwak verband in de steekproef.

32
Q

Wat zijn voorbeelden van onderzoeksvragen voor kwalitatief onderzoek?

A
  • Hoe ervaren leerkrachten een bepaalde onderwijsvernieuwing?
  • Wat vinden leerlingen en leerkrachten van een nieuwe onderwijsmethode?
33
Q

Wat zijn voorbeelden van onderzoeksvragen voor kwantitatief onderzoek?

A
  • Wat is het verband tussen de hoeveelheid slaap en de schoolprestaties van jongeren?
  • Welke methode is het meest effectief voor het leren van een nieuwe taal, methode A of methode B (beide met andere didactische uitgangspunten)?
  • Welke factoren hangen samen met de motivatie van leerlingen?
34
Q

Een onderzoeker is benieuwd naar het verschil in mate waarin jongens en meisjes zich zorgen maken over klimaatverandering. Kan de onderzoeker beter kwalitatief of kwantitatief onderzoek doen?

A

Kwantitatieve data zijn nodig om verschillen tussen twee groepen te onderzoeken.

Kwalitatief onderzoek is nodig om te begrijpen waarom kinderen zich zorgen maken over klimaatverandering.

35
Q

Een onderzoeker wil in kaart brengen hoe docenten tegenover een op handen zijnde scholenfusie staan. Kan de onderzoeker beter kwalitatief of kwantitatief onderzoek doen?

A

Kwalitatief onderzoek. De onderzoeker is niet geïnteresseerd in het verband tussen twee variabelen, maar wil een zo compleet mogelijk beeld krijgen van de opvattingen, ideeën en gevoelens van de deelnemers.

36
Q

Een onderzoeker wil weten of de redenen waarom kinderen kiezen voor een bepaalde sport samenhangen met hoe lang ze deze sport volhouden. Kan de onderzoeker beter kwalitatief of kwantitatief onderzoek doen?

A

Als mogelijke redenen al bekend zijn, kan kwantitatief onderzoek worden gedaan. Als de redenen onbekend zijn, is eerst kwalitatief onderzoek nodig om deze in kaart te brengen en een meetinstrument te ontwikkelen.

37
Q

Wat zijn 3 belangrijke kenmerken van een goed onderzoek?

A

Een duidelijk doel, coherentie tussen doelstellingen (objectives) ,onderzoeksvragen en onderzoeks-methoden.

38
Q

Noem drie startpunten voor het kiezen van een onderzoeksonderwerp:

A
  1. Bestaande wetenschappelijke literatuur/onderzoek waar de onderzoeker mee werkt.
  2. Inspirtatie uit dagenlijks leven.
  3. Gefinancieerd onderzoek/ onderzoeksopdracht.
39
Q

Wat is een vaak gebruikte methode om de onderzoeksvraag te verfijnen?

A

Praten met mensen die ervaring hebben met de kwestie die onderzocht dient te worden.

40
Q

Wat zijn de stappen die je moet nemen wanneer je een algemeen beeld hebt verkregen over wat je wil gaan onderzoeken?

A

Specifieke doellen, doelstellingen en onderzoeksvragen dienen geformuleerd te worden.

41
Q

Wat zijn belangrijke criterea voor de doellen, doelstellingen en onderzoeksvragen?

A

SMORT-V

Specifiek:
Duidelijk en consitent gebruik van definities.
Meetbaar:
Te onderzoeken via dataverzameling.
Op maat gemaakt:
Niet te breed, maar ook niet te specifiek.
Realistisch:
Haalbaarheid van het onderzoek.
Tijdsgebonden:
Een tijdsframe voor het onderzoek
Verbonden:
Geinformeerd door en verbonden met bestaand onderzoek.

42
Q

Hoe formuleer je doelstellingen voor een kwalitatief onderzoek?

A

Begin elke doelstelling met een werkwoord. Bijvoorbeeld: Identificeer, Begrijp, Beschrijf etc.

Voorbeeld: Beschrijf de ervaringen van nieuwe studenten met betrekking tot pesten in de wandelgangen van de universiteit.

43
Q

Waarom is het belangrijk om bestaande literatuur te raadplegen?

A
  1. Je kennis over het onderwerp te vergroten.
  2. Dat je niet perongeluk onderzoek doet dat al gedaan is.
  3. Dat hetgeen wat je onderzoekt verbinding heeft met bestaande literatuur.
44
Q

Wat word bedoeld met: ‘‘Researchers should have open, but not empty minds’’?

A

Dat je als onderzoeker jezelf niet moet verbinden met bestaande theorieen (kans op confirmation bias), maar wel kennis moet hebben van het onderzoeksonderwerp.

45
Q

In welk opzicht verschilt kwalitatief onderzoek in de sociale wetenschap zich op het gebied van ontwerp en methode?

A

Flexibiliteit. Er moet openheid en flexibiliteit zijn op het gebied van onderzoeksontwerp, meetinstrumenten en methodieken, zodat er tijdens het onderzoek aan bijsturing gedaan kan worden als dit ten gunsten is van het doel van het onderzoek.

46
Q

Wat is het verschil tussen primaire analyse en secundaire analyse?

A

Primaire analyse:

Definitie: Dit is de eerste analyse van de verzamelde data.
Gegevensverzameling: De onderzoeker verzamelt de data rechtstreeks van de bron. Dit kan door middel van interviews, focusgroepen, observaties, enzovoort.
Doel: Het doel is om nieuwe en originele data te verzamelen die specifiek gericht is op de onderzoeksvraag.

Secundaire analyse:

Definitie: Dit is de heranalyse van bestaande data die oorspronkelijk is verzameld voor een ander doel.
Gegevensverzameling: De onderzoeker gebruikt data die al is verzameld door andere onderzoekers of bronnen. Dit kan uit bestaande databanken, eerdere studies, openbare records, enzovoort.

47
Q

Wat is het verschil tussen ethiek en integriteit?

A

Bij het opzetten van onderzoek, wordt ethiek vaak gezien als iets dat vooral betrekking heeft op de dataverzamelingsfase. Het gaat over hoe er met mensen word omgegaan. Het besef dat deelnemers (proefpersonen) beschermd moesten worden staat centraal.

Integriteit verwijst naar het consistent handelen in overeenstemming met morele en ethische principes. De nadruk ligt hier op normen voor bijvoorbeeld de repliceerbaarheid van onderzoek en de beschikbaarheid van data.

48
Q

Wat is een informed consent?

A

Het informed consent (geïnformeerde toestemming) is een handig instrument om zaken rondom de mogelijke belasting voor deelnemers vast te leggen.

49
Q

Wat word er vastgelegd in een informed consent?

A

Hierin kan bijvoorbeeld worden vastgesteld dat de onderzoeker zich verplicht tot het vertrouwelijk behandelen van de data en deze volledig anonimiseert, en dat de deelnemer vrijwillig deelneemt en zich er bewust van is dat stoppen met deelname op elk moment mogelijk is. Een informed consent is overigens niet optioneel.

50
Q

Welke vraag dient beantwoord te worden om te bekrachtigen dat een onderzoek zinvol is?

A

hóe draagt beantwoording van de onderzoeksvraag bij aan het verbeteren van wát? Alleen als deze vraag gedegen beantwoord kan worden, is het onderzoek zinvol.

51
Q

Onderbouw de claim: ‘‘Kwalitatief onderzoek is vaak toegepast onderzoek.’’

A

Het wordt uitgevoerd om actuele problemen op te lossen.

52
Q

'’hóe draagt beantwoording van de onderzoeksvraag bij aan het verbeteren van wát?’’

Leg uit waarom de wat makkelijker is dan de hoe:

A

Bij kwalitatief onderzoek is dus vaak wel duidelijk wat verbeterd kan worden door beantwoording van de onderzoeksvraag. Maar net zo belangrijk is hóe de uitkomsten van het onderzoek die bijdrage kunnen leveren.

53
Q

Welke steekproef methoden worden in het boek genoemd?

A

1.Poortwachters
2. Mensen aanspreken/benaderen
3. Flow populaties
4. Sneeuwbal interviewen
5. Ketting steekproef

54
Q

Leg uit en geef een voorbeeld van Poortwachters

A

Gebruik instanties of organisaties als tussenpersoon om toegang te krijgen tot specifieke doelgroepen.

Voorbeeld: Onderzoek naar patiënten via een ziekenhuis.

55
Q

Leg uit en geef een voorbeeld van Mensen aanspreken/benaderen

A

Direct contact leggen met mensen, bijvoorbeeld op straat of in een specifieke setting.

Voorbeeld: Mensen in een winkelstraat vragen mee te doen aan een enquête.

56
Q

Leg uit en geef een voorbeeld van Flow populaties

A

Mensen benaderen op plekken waar ze samenkomen, zoals wachtkamers bij de dokter.

Voorbeeld: Mensen in een huisartspraktijk benaderen voor een onderzoek naar chronische ziektes.

57
Q

Leg uit en geef een voorbeeld van Sneeuwbal interviewen

A

Deelnemers vragen om anderen uit hun netwerk aan te bevelen voor het onderzoek.

Voorbeeld: Onderzoek naar illegale arbeid via aanbevelingen van prosituees.

58
Q

Leg uit en geef een voorbeeld van Ketting steekproef

A

Selecteer deelnemers waarbij de onderlinge relatie of connectie relevant is voor het onderzoek.

Onderzoek naar samenwerkingsverbanden tussen phd-candidaten en hun professoren.

59
Q

Beschrijf een voor- en een nadeel van Poortwachters

A

Voordeel: Snelle toegang tot een specifieke doelgroep.
Nadeel: Exclusie van personen uit de doelgroep door selectie van de poortwachter.

60
Q

Beschrijf een voor- en een nadeel van Mensen aanspreken/benaderen

A

Voordeel: Direct contact.
Nadeel: Kan tijdrovend zijn, een lage respons opleveren en selectie bias met zich mee brengen.

61
Q

Beschrijf een voor- en een nadeel van Flow populaties

A

Voordeel: Toegang tot een groep die al op een specifieke locatie aanwezig is.

Nadeel: mensen zijn daar met een doel en hebben weinig tijd voor je.

62
Q

Beschrijf een voor- en een nadeel van Sneeuwbal interviewen

A

Voordeel: Gemakkelijk toegang tot moeilijk bereikbare groepen via bestaande netwerken.
Nadeel: Kan leiden tot een minder diverse steekproef.

63
Q

Beschrijf een voor- en een nadeel van Ketting steekproef

A

Voordeel: Inzicht in sociale of professionele verbanden binnen een groep.
Nadeel: Complexiteit bij het vaststellen van relevante verbindingen.

64
Q

Welke stappen neem je bij het ontwerpen van een doelgerichte steekproef?

A
  1. Identificeren van de onderzoekspopulatie (inclusie en exclusie criteria)
  2. Selectie criteria vaststellen
    (De karaktereigenschappen en de distriuering ban deze eigenschappen in de steekproef.)
  3. Priorizeren van selectie criteria.
  4. Selecteren van veldwerk lokatie.
65
Q

Wat is het verschil tussen een doelgerichte steekproef en een theoretische steekproef?

A

Doelgerichte steekproef is gericht op het kiezen van deelnemers die specifieke kenmerken hebben die relevant zijn voor het onderzoek.

Theoretische steekproef is flexibel en gericht op het ontwikkelen van een theorie door de steekproef aan te passen terwijl het onderzoek vordert. Theoretische steekproef is iteratief; de selectie van deelnemers wordt aangepast naarmate de theorie evolueert. Het doel is om concepten en theorieën verder te ontwikkelen.

66
Q

Wat zijn de verschillen tussen steekproeven voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek?

A

Kwantitatieve steekproeven zijn vaak groter en gericht op representativiteit, terwijl kwalitatieve steekproeven kleiner zijn en gericht op diepgang en variatie. Een belangrijk kenmerk van steekproeven in kwalitatief onderzoek is dat ze relatief klein van omvang zijn. Dat maakt het mogelijk om een onderwerp zeer gedetailleerd te bestuderen.

67
Q

Waarom gebruik je bij kwalitatief onderzoek in je conclusie liever geen percentages en andere kwantitatieve data?

A

kwalitatief onderzoek is niet om te kwantificeren, maar juist om te exploreren

68
Q

Wat is nesting?

A

Het onderverdelen van deelnemers met bepaalde eigenschappen op basis van een andere eigenschap. Bijvoorbeeld door in elke leeftijdscategorie te zorgen voor vertegenwoordiging door zowel jongens als meisjes.

69
Q

Wanneer bied nesting geen meerwaarde? Geef hier een voorbeeld van.

A

Als belangrijke kenmerken niet ‘interacteren’, biedt nesting geen meerwaarde.

Het effect van de ene variabele moet afhankelijk zijn van het niveau van de andere variabele.

Bijvoorbeeld: Als je verwacht dat het verschil tussen jongens en meisjes anders is voor jongere kinderen dan voor oudere kinderen.

70
Q
A