Text Flashcards
1
Q
erg mooi
A
wunderschön
2
Q
gewend
A
gewohnt
3
Q
overdag
A
tagsüber
4
Q
de lievelingsplek
A
der Lieblingsplatz
5
Q
nieuwsgierig
A
neugierig
6
Q
knuffelig, aanhalig
A
verschmust
7
Q
erg rustig
A
total ruhig
8
Q
een nieuw thuis
A
ein neues Zuhause
9
Q
verkopen
A
verkaufen
10
Q
tam
A
zahm
11
Q
de belangstelling
A
das Interesse
12
Q
afstand doen van
A
sich trennen von
13
Q
niet graag
A
ungerne
14
Q
de cavia
A
das Meerschweinchen
15
Q
onlangs
A
vor Kurzem
16
Q
ziek worden
A
sich erkranken
17
Q
oorspronkelijk
A
ursprünglich
18
Q
het vakantie eiland
A
die Ferieninsel
19
Q
duidelijkheid
A
klar
20
Q
de gezondheid
A
die Gesundheit
21
Q
de tuin
A
der Garten
22
Q
gecastreerd
A
kastriert
23
Q
gemakkelijk in de omgang
A
umgänglich
24
Q
vorig, tot nu toe
A
bisherig
25
Q
eigenwijs, eigenzinnig
A
eigenwillig
26
Q
wie de baas is
A
wer das Sagen hat
27
Q
het gedrag
A
das Verhalten
