Quasselecke Flashcards
1
Q
het station
A
der Bahnhof
2
Q
steeds maar rechtdoor
A
immer geradeaus
3
Q
`het verkeerslicht
A
die Ampel
4
Q
ver
A
weit
5
Q
de bakker
A
der Bäcker
6
Q
de bibliotheek
A
die Bibliothek
7
Q
oversteken
A
überqueren
8
Q
onthouden
A
sich merken
9
Q
het kruispunt, de kruising
A
die Kreuzung
10
Q
het zebrapad
A
der Zebrastreifen
11
Q
de rotonde
A
der Kreisverkehr
12
Q
aan de linker kant
A
auf der linken Seite
13
Q
ongeveer
A
ungefähr
14
Q
te voet, lopend
A
zu Fuß
15
Q
graag gedaan
A
gern geschehen
16
Q
de (stads)plattegrond
A
der Stadtplan
17
Q
het ziekenhuis
A
das Krankenhaus
18
Q
het postkantoor
A
das Postamt
19
Q
het tankstation
A
die Tankstelle
20
Q
de VVV
A
das Verkehrsamt
21
Q
de metro
A
die U-Bahn
22
Q
de bus
A
der Bus
23
Q
de halte
A
die Haltestelle
24
Q
de tram
A
die Straßenbahn
25
Q
overstappen
A
umsteigen
