Testen Flashcards

Verschillende testen

1
Q

Welk instrumenten voor: aandacht (college neuropsychologie)

A

*D2
visuele, gerichte, volgehouden aandacht en visuele verwerkingssnelheid
d met twee streepjes
9-80 jaar

*ANT Amsterdamse Neuropsychologische taken
alertheid, gerichte aandacht, volgehouden aandacht
7+

*TEA-ch (Test for Everyday Attention for Children)
gerichte aandacht, verdeelde aandacht, volgehouden aandacht, aandacht controle
6-16

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke testen voor: integratieve waarneming? (college neuropsychologie)

A

*MVPT-4 (motor-free visual perception test)
visuele discriminatie, spatiele relaties, visueel geheugen, figure-ground, visual closure
4-80

*K-ABC-II (subtest Gestalt Closure)
visual closure
3-18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke testen voor: geheugen? (college neuropsychologie)

A

*15 WOORDENTEST
verbaal (auditieve) korte en lange termijn geheugen, leervermogen verbale (auditieve) informatie
6-12
12-76

*NEPSY-II
Geheugen voor lijstjes, designs, gezichten, namen, verhalen, zinnen, woorden
5-12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke testen voor: executief functioneren? (college neuropsychologie)

A

*COTAPP (Cognitieve taakAPPlicatie)
aandacht, verwerkingssnelheid, inhibitie, werkgeheugen, leersnelheid, zelfregulatie
6-12

*BADS-C (Behavioural Assessment of Desexecutive Syndrome for Children)
inhibitie, cogntieve flexibiliteit, probleem oplossen, plannen en organiseren
8-16

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke testen voor: sociale cognitie (college neuropsychologie)

A

*ANT
herkenning van gezichten, herkenning van emoties
7+

*IDS-2 (Intelligence and development scales)
Sociaal emotionele competenties; emoties herkennen; emoties reguleren; sociaalcompetent handelen
5-20

*SCVT (Sociale cognitieve vaardigheden test)
sociale cognitieve vaardigheden, vooral Theory Of Mind
4-12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke testen voor: motoriek (college neuropsychologie)

A

*MOVEMENT ABC-2
motorische vaardigheden van een kind in het dagelijks leven; handvaardigheid; mikken en vangen; evenwicht
3-16

*Beery VMI (Visual Motor Integration Test)
visuele perceptie, fijne motoriek en motorische coordinatie
2-18

*RCFT (Rey’s complex figure test)
visueel-ruimtelijke vaardigheid en geheugen
6-70

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke testen voor: Intelligentie (verbaal)

A

*WPPSI-IV-NL (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence)
Verbaal begrip, visueel ruimtelijk, fluide redeneren, werkgeheugen, verwerkingssnelheid
2;6 - 6;11

*WISC-V-NL (Zie college 5)

*WAIS-IV-NL (Wechsler Adult Intelligence Scale)
Verbaal begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen, verwerkingssnelheid
16;0 - 84;11

*RAKIT-2 (Revisie Amsterdamse Kinderintelligentietest)
Genormeerd voor lager IQ
perceptuele redeneerfactor
verbale leerfactor
ruimtelijke orientatie factor
verbale vlotheidsfactor
4;0 - 12;5

*IDS-2 (Intelligence and Development Scales)
Onderscheid tussen auditief en visueel, maar ook andere ontwikkelingsdomeinen
1. visuele verwerking
2. langetermijngeheugen
3. verwerkingssnelheid
4. auditieve kortetermijngeheugen
5. visuele kortetermijngeheugen
6. abstract denken
7. verbaal redeneren
5;0 - 20;11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke testen voor: intelligentie (non-verbaal)

A

WNV-NL (Wechsler Non Verbal of Ability)
matrix redeneren, substitutie, figuur leggen/ruimtelijke orientatie, herkennen/plaatjes ordenen
geen brede cognitie
4;0 - 21;11

SON-R (Snijders-Oomen niet verbale intelligentietest)
analogieen, puzzels, ruimtelijk inzicht, abstract en concreet redeneren
2;8 en 6;40

Raven’s 2 Progressive Matrices
analogieen (matrix redeneren) en fluide redeneren
4;0 - 69;11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke testen voor: motoriek

A

*BAYLEY SCALES OF INFANT DEVELOPMENT
niet hele test, alleen motoriek gedeelte
16 dagen na geboorte tot 42 maanden
- fijne motoriek
- grove motoriek

*ANT
subtest: Pursuit, Tracking, Tapping
visuomotorische coordinatie en snelheid
fijne motoriek: pen-papiercoordinatie

*MOVEMENT ABC-2
fijne en grove motoriek en motorische coordinatie
overeenkomst met Bayley
dyspraxie test (planning en organisatie van bewegingen)
- gebaren en lichaamshouding (imitatie + doe voor hoe je)
- gebruik van materiaal
(denkbeelding gebruik, daadwerkelijk gebruik)

meetpretentie:
CONCEPTUELE DYSPRAXIE
onvermogen tot bedenken hoe je motorisch probleem aanpakt

IDEATIONELE DYSPRAXIE
sequentie van motorische handelingen

IDEOMOTORISCHE DYSPRAXIE
problemen met orientatie, timing, ruimtelijke aspecten

Fysieke fitheid met EUROFIT*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke testen voor: perceptie

A

*ISHIHARA
kleurenblindheid
3-65

*K-ABC-11
Gestalt closure/Visual closure
3-18

*RAKIT-2
- figuur herkennen
- verborgen figuren
4-12;5

*ANT
propopagnosie (gezichten herkennen)
face recognition
5+

*Benton Line Orientation test
visuoruimtelijke waarneming
7+

*RCFT (Rey’s Complex Figure Test)
visueel-ruimtelijke constructievaardigheid
gewoon het natekenen, tweede deel hieronder is geheugen
6-70

*RCFT
geheugen taak, natekenen
- direct geheugen 3 min
- uitgesteld geheugen 30 min
- herkenning

*WISC-V-NL
Blokpatronen, visueel-ruimtelijke construcitevaardigheden
6-16;11

*WNV-NL
Corsi Blokkentest
visuoruimtelijk werkgeheugen
4+

*BEERY VMI
visuomotorische integratie
2-18

*MOTOR-FREE VISUAL PERCEPTION TEST (MVPT-4)
visuele discriminitatie
spatiele relaties
visueel geheugen
figure-ground
visuele closure
4-80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke testen voor: psychomotoriek

A

zelfbeeld en competentiebeleving speelt een grote rol dus:
*CBSK
8-12

*CBSA
12-18

*LBK
6-12
lichaamsbewustzijn; lichaamsbeeld; lichaamshouding

*PSY-MOT
6-12
lichaamsacceptatie; participatie en plezier in bewegen; fysieke en motorische competentiebeleving; motorische vaardigheden; zelfregulatie en controle; zelfverzekerheid en zelfexpressie; spel en interactie met anderen

*PSYCHOMOTORISCHE DIAGNOSTISCHE PROCEDURE VOOR ADOLESCENTEN (PMDP-A)
12-18
uitdrukkingsmotoriek; handelingsmotoriek; spelgedrag; lichaamsbeleving; verbaal en non-verbaal contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke testen voor: taal

A

*SCHLICHTING TEST VOOR TAALPRODUCTIE II
meetpretentie: expressieve taalvaardigheden (woordniveau, zinsniveau, (semi)spontane taal, verbaal werkgeheugen, fonologisch werkgeheugen, fonologische verwerking
- zinsontwikkeling
- woordontwikkeling
- verhaaltest
- auditief geheugen
- pseudowoorden

2-7

*SCHLICHTING TEST VOOR TAALBEGRIP
receptieve taalvaardigheid
- woordbegrip
- zinsbegrip
-complexe opdrachten

2-7

  • PEABODY PICTURE VOCABULARY TEST (PPVT-5-NL)
    receptieve kennis van de woordenschat. (non-verbaal)

2;3 - 90+

*EXPRESSIVE VOCABULARY TEST (EVT-3-NL)
tegenhanger van Peabody
expressieve woordenschat, niet non-vocabulair. Moeten de plaatjes uitleggen

2;0 - 18;11

*CELF-5-NL
Lijkt op de WISC qua grootte. Zie andere vraag.

*3DM
van losse dyslexie tests naar 1 geheel
tien onderdelen
- criteriumtaken
1. leestaak
2. spellingstaak

  • cognitieve taken
    3. foneemdeletietaak
    4. letter-klank identificatietaak
    5. letter-klank discriminatie
    6. benoemtaak
    7. geheugenspantaken klanken
    8. lettergrepen
  • controle taken
    9. geheugenspantaak non-verbaal
    10. basisreactietijdtaak

6-12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is de CELF-5-NL opgebouwd?

A

5-18 jaar

Lijkt op de WISC-V
Stapsgewijze benadering waarin je op drie niveaus antwoord geeft op de vraag of er sprake is van een taalprobleem?
1. is er een taalprobleem? 4 subtests
2. Wel sprake van taalprobleem, welk gebied dan? Receptief of expressief? inhoud of vorm taal?
3. problemen op het gebied van communicatie? moeite met pragmatiek?

Subtests:
1, zinnen begrijpen (5-8)
2. linguistische concepten (5-8)
3. woordenstructuur (5-8)
4. woord categorieen (5 tot 18)
5. aanwijzingen volgen (5-18)
6. zinnen formuleren (5-18)
7. zinnen herhalen (5-18)
8. tekstbegrip (5-18)
9. definities van woorden (9-18)
10. zinnen samenstellen (9-18)
11. semantische relaties (9-18)
12. pragmatiekprofiel (5-18)
13. pragmatiek in activiteiten (5-18)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke testen voor: Sociaal-Emotioneel onderzoek I

A

*NEPSY-II
meetpretentie: emotieherkenning bij anderen

*ANT
meetpretentie: emotieherkenning

*IDS-2
1. emotieherkenning
2. emotieregulatie 5-10 en 11-20

*FEEL-KJ
emotieregulatie, zelfrapportage en oudervragenlijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke testen voor: Vragenlijsten Informanten Sociaal-Emotioneel onderzoek I

A

*CBCL (ASEBA)
probleemgedrag
ouders
1;6-5, 6-8

*TRF
probleemgedrag
leerkrachten
1;6-5, 6-8

*STRENGTHS AND DIFFICULTIES SDQ
4-16

*VRAGENLIJST GEDRAGSPROBLEMEN BIJ KINDEREN

*VISK (INVENTARISATIE VAN SOCIAAL GEDRAG BIJ KINDEREN)
specifiek sociaal gedrag
ouders

4-18

*SEV (SOCIAAL-EMOTIONELE VRAGENLIJST)
past het probleemgedrag bij classificaties.
ouders en leerkrachten

4-18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke testen voor: Vragenlijsten Zelf-perceptie Sociaal-Emotioneel onderzoek I

A

*CBSK/CSBA
zelfperceptie, schoolse vaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning, gedragshouding, gevoel van eigen waarde

8-12, 12-18

*NPV-J-2 (NEDERLANDSE PERSOONLIJKHEID VRAGENLIJST JUNIOR)

*VAK-2-NL (VRAGENLIJST ANGST VOOR KINDEREN)

*CDI-2 (CHILDRENS DEPRESSION INVENTORY)
8-17

*DVK (DEPRESSIELIJST VOOR KINDEREN)

*PMT-K-2 (PRESTATIE-MOTIVATIETEST VOOR KINDEREN)
hoe belangrijk is presteren op school voor een kind
10-16

17
Q

Welke testen voor: Projectieve technieken Sociaal-Emotioneel onderzoek II

A

*RORSCHACH KAARTEN
perceptie (persoonlijkheidsaspecten, emotioneel functioneren, denkproblemen)

*DRAW-A-PERSON TEST
expressie, cognitief ontwikkelingsniveau, emotionele problematiek, kwlaitatieve interpretatie, seksueel misbruik.

*HOUSE, TREE, PERSOON
expressie, zelfbeleving.
huis = eigen lichaam
boom = groeimogelijkheden van kind
persoon = representatie van zelf

*GEZINSTEKENING
expressie, beleving van het gezin. letten op positionering, en weglaten gezinsleden

*GEZINSTEKENING IN DIEREN
expressie, beleving gezin. Gekozen dieren zijn afspiegeling van hoe kind familie ziet

*CHILDRENS APPERCEPTION TEST (CAT)
interpretatie, defensiemechanismen. Verhaal vertellen bij plaat

*THEMATIC APPERCEPTION TEST (TAT)/COLUMBUSPLATEN
interpretatie

*ZIN AANVUL TEST (ZAT)
associatie, zelfbeeld, toekomstbeeld, beleving van milieus

*ZINNENAANVULLIJST CURIUM
associatie, ego-ontwikkelingsniveaus: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch; zelfbewust

*DORPSTEST
constructie

*SCENOTEST
constructie, bouwen met flexibele menselijke figuren, dieren, bomen en alledaagse dingen

18
Q

Welke testen voor: gezinsonderzoek

A

*NIJMEEGSE OUDERLIJKE STRESS INDEX (NOSI)
belastend voor ouders! Kijkt hoe ouders erin staan

7-12

*GEZINSKLIMAATSCHAAL (GKS-II)
meetpretentie: meet beleving van gezinsleden ten aanzien van het gezinsklimaat

  • cohesie
  • expressiviteit
  • conflict
  • organisatie
  • controle
  • normen en waarden
  • sociale orientatie

10+

*GEZINSVRAGENLIJST (GVL)
kwaliteit opvoedingsomstandigheden
- responsiviteit
- communicatie
- organisatie
- partnerrelatie
- sociaal netwerk

4-12

*FAMILY RELATION TEST (RFT)
COTAN ONVOLDOENDE
informatie verzamelen over hoe kind de relatie met de leden van het gezin waarneemt

4-12

*DIAGNOSTISCH GEZINSINTERVIEW

*CULTURELE INTERVIEW (CFI- DSM-V)
1. culturele identiteit
2. culturele verklaringen voor de psychopathologie
3. culturele factoren in de psychosociale omgeving en het huidig functioneren
4. culturele elementen in de relatie tussen patient en de hulpverlener