Termen uit samenvatting Flashcards

1
Q

Wat vormen unit cellen?

A

Hydroxylapatietkristallen (= kristalieten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de reden dat glazuur doorschijnend is?

A

Doordat de kristallieten zeer dicht op elkaar geplakt zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat de witgele kleur van het glazuur

A

Doordat het dentine doorschemert (dikte van glazuur heeft invloed op de kleur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 ‘onvolkomenheden’ kunnen voorkomen op het glazuur?

A
  1. Focal holes
  2. Caps
  3. Hypoplasieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke cellen wordt glazuur gevormd?

A

Ameloblasten (gaan dood na volbrengen van de taak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe en hoeveel glazuur zetten ameloblasten af?

A

Ze zetten 4 micrometer glazuur af per dag met een terugtrekkende beweging vanaf de GDG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor worden kristallinten en matrix geproduceerd?

A

Door uitlopers van ameloblasten = Tomes processes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 patronen van de glazuur afzetting kennen we?

  • Buitenkant:
  • Binnenkant:
A
  • Perikymata

- Striae van Retzius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is kenmerkend aan Aprismatisch glazuur? (4)

A
  1. Vormt het buitenste glazuuroppervlak
  2. Glazuur is harder
  3. Minder poreus/oplosbaar/radio-opaak
  4. Bestaat uit andere spoorelementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit is PRISMATISCH glazuur opgebouwd?

A

Uit rods en interrods, welke veel kristallieten bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ontstaat er bij de rangschikking van kristallieten in het prismatisch glazuur?

A

Ze zijn zo gerangschikt dat er een sleutelgatpatroon ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor worden de kristallen (sleutelgatpatroon) van elkaar gescheiden en waarmee zijn deze ruimtes gevuld?

A

Door kleine interkrisallijne ruimtes: gevuld met water en organisch materiaal: eiwitten en lipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat vormen de interkristallijne ruimtes?

A

Een netwerk van diffusiewegen (= poriën).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden diffusiewegen ook wel genoemd?

A

Poriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat leidt ertoe dat de interprismatische substantie poreuzer is?

A

Doordat er tussen rods en interrods verschil is in ordening van kristallieten en het gehalte water/organische bestanddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat vindt er interprismatisch plaats?

A

diffusie van ionen en zuren (omdat het poreuzer is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voor welke stoffen zijn de plaatsen in het ionenrooster in het glazuur normaal gereserveerd? (3)

A
  1. Calcium
  2. Fosfaat
  3. Hydroxyionen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het ionenrooster van het glazuurmineraal flexibel?

A

Omdat het extra ionen kan opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Je kan zien dat carbonaat en fluoride deel uitmaken van het kristal omdat ze de afmetingen van het ionrooster veranderen. Waaruit bestaan glazuurapatiet daarom vaak?

A

Uit gecarboniseerd fluor-hydroxyapatiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 2 ionen worden in minder mate opgenomen in het glazuurapatiet?

A
  1. Chloride

2. Magnesium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Glazuurkristallen hebben een groot oppervlak (meer kans opname vreemde ionen). Waarin worden de ionen geabsorbeerd?

A

In de hydratatieschil (oppervlakte in gebonden waterlaag)

Water vormt het grootste deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer een element doorkomt is het glazuurvolledig gemineraliseerd.
Uit hoeveel procent bestaat het volgende:
- Gewicht:
- Volume:

A
  • 95% mineraal, 5% water/organisch materiaal

- 89% mineraal, 2% organisch materiaal, 12% water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waardoor verandert het tandoppervlak na doorbraak?

A

Door chemische en fysische trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Door porositeit van het oppervlak ondergaat het glazuur een periode van posteruptieve rijping. Wat gebeurt er waarschijnlijk? (2) (fluoride)

A
  1. ionen (fluoride) diffunderen in het glazuur.
  2. De fluorideconcentratie neemt namelijk toe na uitbarsting, maar dit is waarschijnlijk door pH schommelingen door de biofilm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is dentine?

A

Levend weefsel, dat lijkt op bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waaruit bestaat dentine?

A

Ook uit hydroxyapatiet, maar de kristallen zijn half zo groot die van glazuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Door welke cellen wordt dentine aangemaakt?

A

Door odontoblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe en hoeveel dentine zetten odontoblasten per dag af? (3)

A
  1. Ze zetten 4 micrometer PREDENTINE per dag af langs de GDG.
  2. Daarna vindt mineralisatie van de matrix plaats.
  3. Richting de pupla neemt de diameter van de odontoblasten toe. Na de vorming van dentine blijven ze achter in de pulpa.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is kenmerkend aan dentine? (3)

A
  1. Bevat een collageen skelet
  2. Is zeer poreus
  3. Bevat tubuli - uitlopers odontoblasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Vertel iets over de tubuli in dentine (3)

A
  1. De tubuli maken S-vormige banen en nemen daarbij in diameter toe van GDG tot pulpakamer
  2. Rond de tubuli ligt een schil van peritubulair dentine, wat ontstaat door mineraalafzetting vanuit tubuli.
  3. Peritubulair dentine heeft een hogere
    mineraaldichtheid dan intertubulair dentine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom lost dentine op bij een hogere pH?

A

Omdat de kristallen van hydroxyapatiet kleiner zijn dan bij glazuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Post-eruptieve veranderingen dentine

Welke 2 post-eruptieve veranderingen kunnen voorkomen?

A
  1. Fysiologisch (leeftijd gerelateerd)
    - Door secundaire prikkel
  2. Pathologisch (stimulus gerelateerd)
    - Tertiaire prikkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is secundair dentine?

A

Is dentine wat is afgezet op grens van pulpakamer en dentine door odontoblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wanneer begint de vorming van secundair dentine?

A

Het begint na vorming van de wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar leidt de vorming van secundair dentine toe?

A

Tot het geleidelijk kleiner worden van de pulpakamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wanneer ontstaat tertiair dentine?

A

Wanneer odontoblasten worden gestimuleerd door chemische/mechanische prikkels tot de vorming van dentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is tertiair dentine?

A

Afweermechanisme van lichaam: afstand tussen gevoelig pulpaweefsel en bedreiging wordt groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn predilectieplaatsen?

A

Plaatsen waar biofilms zich kunnen ophopen en rijpen:

  • Cervicale vlakken
  • Fisuren en pitten
  • Approximale vlakken: vlak onder het contactpunt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke bacteriën zijn in de regel gerelateerd aan de ziekte cariës?

A

Mutans streptococcen en lactobacillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke 5 soorten cariës bestaan er?

A
  1. Primaire cariës
  2. Secundaire cariës
  3. Resterende cariës
  4. Ongebreidelde cariës
  5. Verborgen cariës
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat houdt primaire cariës in?

A

Laesie die zich ontwikkeld op natuurlijke, intacte tandoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat houdt secundaire cariës in?

A

Laesie die zich ontwikkeld op tandoppervlak naast vulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat houdt resterende cariës in?

A

Gedemineraliseerd weefsel dat is achtergebleven voordat een vulling wordt geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat houdt ongebreidelde cariës in?

A

Meerdere actieve laesies bij dezelfde patiënt (die gewoonlijk geen tandcariës ervaart). Kunnen geclassificeerd worden (nursingcariës, early childhood cariës, cariës door straling/medicijnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat houdt verborgen cariës in?

A

Laesie in dentine die bij onderzoek over het hoofd worden gezien, maar wel groot en demineraliserend genoeg zijn om radiografisch te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Naar aanleiding van de predilectieplaatsen heeft Black een classificatie van cariës gemaakt, die de basis vormt voor preparatiemethoden.

Welke klassen kennen we en wat houdt het in? (5)

A
  1. Klasse I: Caviteiten beginnend in fissuren/putjes
  2. Klasse II: Caviteiten in (pre)molaren, beginnend in approximale vlakken
  3. Klasse III: Caviteiten in snij-/hoektanden, beginnend approximaal waarbij incisale hoek niet gerestaureerd hoeft te worden
  4. Klasse IV: Caviteiten in snijtanden, approximaal, waarbij incisale hoek wel gerestaureerd moet worden
  5. Klasse V: Caviteiten, linguaal of vestibulair beginnend, dichtbij gingiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe kunnen cariës laesies ontstaan?

A

Deze kunnen op elke plaats op de elementen

ontstaan waar zich een biofilm ontwikkelt en gedurende een bepaalde tijd aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer wordt er gesproken van een witte-vleklaesie?

A

Vanaf het moment dat een gaatje ontstaat, zal het tandoppervlak ontelbare malen aan chemische veranderingen worden blootgesteld. Wanneer de pH schommelingen gedurende maanden/jaren een nettoverlies van mineralen veroorzaakt, dat het glazuur zo poreus maakt dat het klinisch kan worden waargenomen, spreken we van witte vlek laesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Uit welke 3 lagen bestaat een witte-vleklaesie?

A
  1. Oppervlaktelaag
  2. Centrum van de laesie (laesie body)
  3. Laesiefront
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is kenmerkend aan de oppervlaktelaag van de witte-vleklaesie? (3)

A
  1. Lijkt onaangetast, maar 5-10% mineraalverlies (interprismatisch)
  2. Oppervlaktelaag niet opgelost door hoge fluorideconcentratie
  3. Kristallieten groter dan in diepere lagen (kunnen aangroeien door neerslaan van mineralen uit diepere lagen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is kenmerkend aan het centrum van de witte-vleklaesie? (3)

A
  1. Veel mineraalverlies
  2. O.a. mineraalgehalte bepaalt of caviteit kan ontstaan
  3. Kristallieten kleiner dan gezond weefsel (door inwerking zuren)
    - Cariës leidt tot uitholling van kristallen door grotere oplosbaarheid (voordelig: geen afbreuk aan ordening van kristallen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is kenmerkend aan het laesie front van de witte-vleklaesie? (2)

A
  1. Donkere laag (aangroei kristallieten > kristallieten groter dan onaangetast glazuur)
  2. Doorschijnende laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q
  • De occlusale vlakken van de molaren zijn kwetsbaar voor cariës. Hoe wordt het genoemd wanneer hier laesies ontstaan?
  • Waarin kunnen bacterien ongestoord groeien?
A
  • Occlusele laesies

- In de fissuren (en pitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat zijn de 2 factoren die belangrijk zijn voor plaquegroei en mogelijke cariës?

A
  1. Staat van doorbraak of functionele gebruik van de tand

2. Anatomie van de tand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Waar vindt de eerste aantasting in de fissuren plaats en waarom is dat zo?

A

Op de fissuurwand plaats, omdat de fissuurbodem vaak bedekt is met kennelijk moeilijk doordringbaar organisch débris

56
Q

Verandering van glazuur tijdens de ontwikkeling van vroege laesies. Wat is kenmerkend in week 1? (4)

A
  1. Geen macroscopische waarnemingen
  2. Binnenin tekenen van directe oplossing van buitenste glazuurlaag
  3. Interkristalijne ruimtes zijn breder
  4. Lichte toename van porositeit
57
Q

Verandering van glazuur tijdens de ontwikkeling van vroege laesies. Wat is kenmerkend in 2 weken? (3)

A
  1. Witachtige, ondoorzichtige veranderingen zichtbaar (na droogblazen)
  2. Toename in porositeit
  3. Ontstaan van ondergrondse laesie
58
Q

Verandering van glazuur tijdens de ontwikkeling van vroege laesies. Wat is kenmerkend in 3-4 weken? (4)

A
  1. Oneffenheden op glazuur (overlapping van perikymata, Tomes proceses > putjes, focal holes)
  2. Interkristallijne ruimtes zijn vergroot
    3 Hoge porositeit > kalkachtig oppervlak
  3. Klinische veranderingen zichtbaar (zonder droogblazen)
59
Q

Verandering van laesies bij plaqueverwijdering.

  • 1 week na plaqueverwijdering:
  • 2-3 weken na plaqueverwijdering:
  • Diepere delen/lagen:
A
  • Het witte oppervlak is al verminderd
  • Het oppervlak heeft zijn hardheid en glanzende uiterlijk weer terug
  • De porositeit van de diepere delen van de
    laesie is verminderd na verwijderding van zuur-producerende plaque
60
Q

Waarvan is de snelheid van het cariesproces afhankelijk? (3)

A

Mondhygiëne, speeksel, dieet (voeding)

61
Q

Waarvoor zorgt fluoride bij een witte-vleklaesie?

A

Dat het langer duurt voordat er een caviteit ontstaat

62
Q

Hoelang duurt het voordat een approximale caviteit het dentine bereikt?

A

Het duurt 34-50 maanden

63
Q

In welke vlakken ontwikkelen laesies zich het langzaamst?

A

In de buccale/palatinale vlakken

64
Q

Waar ontstaat de ziekte cariës het snelst?

A

In de fissuren

65
Q

Wat is de eerste reactie van het dentine op het cariesproces?

A

Tubulaire sclerose = afzetting van mineralen langs/in de dentale tubuli, resulterend in geleidelijke sluiting

66
Q

Waarvan is recessie van de gingiva het gevolg?

A

Het gevolg van slechte mondhygiëne en verlies van parodontale hechting met de leeftijd

67
Q

Hoe kan wortelcariës ontstaan?

A

Naarmate de gingivarand terugtrekt, wordt de glazuur-cementgrens zichtbaar. Dit gebied is zeer onregelmatig en is een retentieplaats voor bacteriën

68
Q

Wat is kenmerkend aan Actieve wortelcariëslaesie:

A

Duidelijke, zachte, gelige/bruine plek op de wortel. Vaak bedekt met plaque. Langzaam progressieve laesies zijn bruin of zwart van kleur en leerachtig

69
Q

Wat is kenmerkend aan Arrested wortelcariëslaesie:

A

Glanzend, glad. Gelig tot zwart van kleur.

70
Q

Early wortelcariëslaesies kunnen zacht lijken. Hoe kan dit?

A

Doordat micro-organismen de oppervlaktelaag van de
laesie binnendringen tussen gedeeltelijk gemineraliseerde collagene vezels.

Het sonderen/scaleren van deze zone moet worden vermeden om schade te voorkomen.

71
Q

Wanneer zijn speeksel en orale vloeistoffen oververzadigd t.o.v. hydroxyapatiet en fluorapatiet

A

Bij een pH van 7,4

72
Q

Juist of onjuist? Hoe meer onderverzadigd de plaquevloeistof, hoe groter de neiging tot oplossing van glazuurapatiet

A

Juist

73
Q

Hoe onstaat erosie?

A

Verlies van oppervlakkig tandmineraal door inwerking van andere zuren dan de zuren die door de bacteriën in de mond gevormd worden

74
Q

Bij erosie vindt volledige demineralisatie

laag voor laag plaats. Bij welke pH gebeurt dit?

A

< 4,5

75
Q

Oververzadiging FAP en HAP in vloeistof >

A

vorming van FAP en HAP in glazuur (tandsteen,

remineralisatie)

76
Q

Oververzadiging FAP en onderverzadiging HAP >

A

formatie van FAP (opp) en oplossing van HAP (onder opp) > cariës

77
Q

Onderverzadiging FAP en HAP >

A

oplossing FAP en HAP > erosie

78
Q

Wat is posteruptieve maturatie?

A

Is geleidelijke ombouw van de buitenste lagen van tandglazuur en/of opgevuld raken van porositeiten door oplossen en neerslaan van mineralen van tandglazuur.

79
Q

Remineralisatie remt het cariësproces. Wat gebeurt er wanneer de pH weer boven 5,5 komt?

A

De opgeloste glazuurbestanddelen kunnen weer neerslaan in/op het glazuur

80
Q

Wat vereist remineralisatie?

A

Dat calcium-/fosfaationen kunnen diffunderen in het poreuze ondergrondse glazuur en de aanwezigheid
van gedeeltelijk gedemineraliseerde apatietkristallen (daarom kan remineralisatie bijna niet plaatsvinden bij erosie)

81
Q

Tot hoe ver gaat remineralisatie door?

A

Zolang speeksel en tandplaque oververzadigd zijn aan de bestanddelen waaruit tandglazuur is opgebouwd

82
Q

Wanneer kan remineralisatie van de leasie body alleen plaatsvinden?

A

Kan alleen plaatsvinden bij verlies van de oppervlaktelaag en verwijdering van de biofilm.

Hierdoor is er echter ook toename van demineralisatie door de vrije toegang voor cariogene zuren

83
Q

Waardoor wordt een cariëslaesie aan de wortel gekarakteriseerd?

A

Door ondergronds verlies van mineralen, lijkend op het proces van glazuurcariës.

De samenstelling van het cement en dentine zorgt voor verschillen in de manier waarop micro-organismen reageren met het dentine en de oppervlakken tijdens de ontwikkeling van carieuze laesies.

84
Q

Waar legt de benadering van minimale interventie de nadruk op?

A

Op een preventieve cariësbeheersing

85
Q

Juist of onjuist: Elke laesie kan worden beheerst en progressie kan worden gestopt.

+ toevoeging

A

Juist, mits de pulpa niet onherstelbaar beschadigd is

86
Q

Factoren die invloed hebben op cariës (7):

A
  1. Plaque
  2. Voeding
  3. Fluoride
  4. Speeksel
  5. Gedrag
  6. Kennis en motivatie
  7. Opleiding en SES
87
Q

Wanneer zijn restauraties pas nodig?

A

Wanneer de patiënt niet goed bij de actieve cavitated laesie kan komen tijdens mechanische reiniging.

88
Q

Welke 2 processen worden er door fluoride geremd?

A
  1. Het cariësproces

2. Herstel: omdat de poriën van het glazuur worden gedicht

89
Q

Waarom is er meer fluoride nodig om dentine te beschermen

A

De porositeit is groter en dentine heeft een groter kristallietoppervlak

90
Q

Op welke 5 manieren kan fluoride worden toegediend?

A
  1. Spoeling
  2. Tabletten/druppels
  3. Tandpasta
  4. Lokale applicatie (vloeistof/gel)
  5. Vulmateriaal
91
Q

Wat is fluorose?

A

Een ontwikkelingsstoornis (enkel tijdens ontwikkeling)

92
Q

Welke periode van de tandontwikkeling is de meest gevoelige periode (voor fluorose)?

A

De calcificatieperiode

93
Q

Hoe ontstaat fluorose?

A

Fluoride kan ameloblasten storen bij het resorberen van glazuurmatrix. Het kan het transport van calcium naar de kristallisatieplaatsen en kristalgroei
remmen, waarbij de kristallen meer in de breedte groeien dan in de lengte. De witte lijnen van fluorose worden veroorzaakt door porositeiten in
het glazuur.

94
Q

Hoe wordt verminderde speekselvorming genoemd?

A

Hyposialie

95
Q

Welke 7 klachten kunnen er ontstaan bij hyposialie?

A
  1. Droge/branderige mond
  2. Moeilijkheden met eten, slikken, spreken
  3. Pijn aan tong en mucosa
  4. Orale ontstekingen
  5. Dorstgevoel en smaakstoornissen
  6. Snel voortschrijdende cariës
  7. Snel voortschrijdende abrasie
96
Q

Wat is Xerostomie?

A

Droge mond als gevolg van verminderde speekselproductie.

Vaak door medicatie

97
Q

Waartoe leidt xerostomie? (5)

A
  1. Veranderingen in voedsel-/waterconsumptie
  2. Langere eettijden
  3. Grotere voedselretentie
  4. Vertraagde maturatie van glazuur
  5. Veranderingen in plaqueflora
98
Q

Wanneer spreekt men van xerostomie?

A

bij een speekselproductie van minder dan 150 ml/dag

Kan tijdelijk of chronisch zijn

99
Q

Wat is asialie?

A

Afwezigheid van speekselproductie (door verwijdering klier)

Oplossing: kunstspeeksel

100
Q

Hoe kan je verstandig snoepen? (3)

A
  1. Beperkt de frequentie
  2. Snoep niet op ongunstige momenten
  3. Gebruik kauwgom en (fris)drank met suikervervangers
101
Q

Wat is een synoniem voor suikers in vele voedingsmiddelen?

A

Sacharose (C12H22O11)

102
Q

Wat is invertsuiker?

A

Een mengsel van glucose en fructose

103
Q
  • Wat zijn Intrinsieke suikers?

- Wat zijn Extrinsieke suikers?

A
  • zijn de mono- en disachariden die van nature in de cellulaire structuur van voedsel aanwezig zijn
  • zijn de mono- en disachariden die niet intracellulair in de voedselstructuur zitten (toegevoegd)
104
Q

Oligosachariden zijn …

A

Korte glycosidische ketens van 3-10 suikereenheden

105
Q

Welke suikervervanger is NIET cariogeen?

A

Xylitol

106
Q

Wat heeft een hogere mineraaldichtheid?

Peritubulair dentine of intertubulair dentine

A

Peritubulair dentine heeft een hogere mineraaldichtheid

107
Q

Wat vormen kristallieten samen?

A

Prismata (rods)

108
Q

Wat scheiden Ameloblasten uit en wat gebeurt hiermee?

A

Matrix (vetten eiwitten). Hierop wordt het glazuur afgezet

109
Q

Waarvan zijn vetten en eiwitten (organisch materiaal) restant?

A

Van de matrix die wordt uitgescheiden voor ameloblasten

110
Q

Hoe worden kristallieten genoemd die zich tussen de linten/prismata bevinden?

A

Interprismatisch (interrods)

Ze liggen minder geordend dan prismata

111
Q

Waarom zijn prismata beter bestand tegen zuuraanvallen dan interprismata?

A

Doordat ze beter zijn geordend

112
Q

Waar is in de onderkaak het glazuur altijd het dikst?

A

Buccaal

113
Q

Leg de vorming van glazuur uit (3)

A
  1. Ameloblasten zetten tijden de tandvorming 4 micrometer met dag af
  2. Dit wordt gedaan door een terugtrekkende beweging vanaf GDG tot oppervlak
  3. De Tomes processes (uitlopers ameloblasten zetten een matrix af waarop het glazuur wordt afgezet. Ook worden en kristallieten geproduceerd
114
Q

Wat gebeurt er naar mate er kristalgroei plaatsvindt?

A

De proteïnen (matrix) verdwijnen. Daarom is er nog 5% water en organisch materiaal over

115
Q

Wat zijn de eenheden van opbouw van prismata (3)

A
  1. Kunnen hele glazuurdikte lang zijn (maar ook kleiner)
  2. Doorsnede 5 micrometer
  3. Bevat miljoenen kristallieten
116
Q

Waarom zijn kristallieten in glazuur beter bestand tegen zuuraanvallen dan in dentine?

A

Omdat de kristallieten langer en breder zijn (dentine korter en dunner)

117
Q

Welke zijde van een kristalliet lost het eerst op?

A

De binnenzijde

118
Q

Waaruit bestaan prismata (rods) en waaruit is dit opgebouwd?

A

Uit kristallieten, opgebouwd uit unitcellen bestaande uit hydroxylapatiet

119
Q

Welk soort apatiet is minder oplosbaar en welke juist meer?

A

Fluoride-apatiet

Chloor-apatiet

120
Q

Waarom is de orientatie van kristallieten anders in de prismata (andere richting)

A

Om alle krachten goed te kunnen opvangen

121
Q

Welke andere spore-elementen heeft aprismatisch glazuur?

A

Meer fluoride, minder corbonaat, chloorionen

122
Q

Hoe ziet de glazuur-dentinegrens eruit? Uit welke 2 lagen bestaat het?

A

Meestal niet recht

  1. Geschulpte laag: knobbels, incisale rand (krachten verdelen)
  2. Gladde laag: lateraal oppervlak
123
Q

Uit hoeveel collageen bestaan dentine?

A

17 gewichts%

124
Q

Leg de vorming van dentine uit (3)

A
  1. Odontoblasten zetten 4 micrometer PREdentine af op de collageen matrix
  2. Mineralisatie vindt plaats
  3. Na het afvormen van dentine blijven odontoblasten leven, ze blijven achter in de pulpa
125
Q

De uitlopers van odontoblasten zitten in de tubuli van dentine. Wat is kenmerkend aan deze tubuli? (3)

A
  1. De tubuli lopen in S-vormige banen
  2. De diameter neemt af vanaf pulpa tot GDG
  3. Dichtere pakking bij de pulpa en minder bij de GDG. Dit is goed te zien aan het verloop van de vertakkingen bij GDG
126
Q

Waarvoor zorgen odontoblasten na de ontwikkeling van dentine?

A

Ze blijven aan het werk: zetten meer dentine af voor betere bescherming

127
Q

Wat zijn de 2 post-eruptieve veranderingen in Dentine?

A
  1. Fysiologisch (leeftijd gerelateerd)
    - Secundair en transparant dentine
  2. Pathologisch (stimulus)
    - Tertiair dentine, sclerotisch dentine
128
Q

Waardoor wordt primair- en secundair dentine gevormd? Hoe dit het bij tertiair dentine?

A

Door dezelfde odontoblasten, wel verandering van richting

Tertiair dentine wordt gevormd door odontoblasten en odontoblast-achtige cellen

129
Q

Hypermineralisatie dentine (fysiologisch) (3)

A
  1. Secundair dentine vormt zich op de grens tussen de pulpa en dentine
  2. Pulpa wordt kleiner
  3. Tubuli wordt kleiner
    Meer afschermen pulpa
130
Q

Wat is kenmerkend aan sclerotisch dentine? (3)

A
  1. Doorschijnend dentine (anders opgebouwd dan dentine dat niet bij de laesie betrokken is)
  2. Bestaat uit secundair en tertiair dentine
  3. Mogelijk niet door odontoblasten gevormd
131
Q

Welke 2 verschillen ziiten er in dentine en door welke cellen wordt dit gevormd?

A
  1. Reactief dentine: door odonto

2. Reperatief dentine: door odonto-achtige cellen

132
Q

Wat is kenmerkend aan dentine (porositeit) (4)

A
  1. Zeer poreus
  2. Reactief (levend/reageert)
  3. Collageen skelet
  4. Sensitiviteit (innervatie, vloeistof tubuli)
133
Q

Is de mineraaldichtheid bij peritubulair- of intertubulair dentine hoger?

A

Peritubulair

134
Q

Waarom ontstaat cariës in melkelementen sneller?

A

De glazuurkap is dunner en het heeft een andere samenstelling

135
Q

Wanneer ontstaat secundair dentine?

En wanneer ontstaat tertiair dentine?

A

Wordt afgescheiden na de eruptie van het element, als gevolg van een fysiologische prikkel.

wordt afgescheiden na een pathologische prikkel of een prikkel van te veel bijtkrachten. Door nieuwe odontoblasten en odontoblastachtige cellen wordt het reactief- en reperatief dentine gevormd

136
Q

Wanneer ontstaat primair dentine?

A

Wordt afgescheiden bij de ontwikkeling bij het element

137
Q

Wat is sclerotisch dentine?

A

Sclerotisch dentine is een mix tussen secundair en tertiair dentine. Het heeft geen tot nauwelijks tubuli en is daardoor herkenbaar op röntgenfoto’s.