5. Chemie van cariës en erosie Flashcards

1
Q

Wat is erosie?

A

Erosie is het verlies van oppervlakkig tandmineraal door inwerking van andere zuren dan de zuren die door de bacteriën in de mond gevormd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is hydroxylapatiet oplosbaar in water?

A

Ja, alle mineralen lossen in een bepaalde mate op in water. Het oplossen stopt als de vloeistof verzadigd raakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is hydroxylapatiet oplosbaar in speeksel bij een neutrale pH?

A

Nee, dit komt doordat speeksel oververzadigd is aan ionen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke pH raakt speeksel onderverzadigd?

A

Bij een pH van ± 5.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke pH is bij het demineralisatieproces belangrijker, de pH van plaquevloeistof of van speeksel? Waarom?

A

Die van plaque, want daar zitten meer mineralen in:

  • Meer calcium
  • Meer fosfaat
  • Meer fluoride
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is diffusie?

A

Het mengen van gassen/vloeistoffen zonder externe krachten (geen energie nodig). Water helpt door beweging van moleculen. Het water loopt van een hoge naar een lage concentratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is het diffusieproces afhankelijk van?

A

Factoren als viscositeit (hoe wateriger de vloeistof, hoe makkelijker het gaat), lading en porositeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke 4 processen in de mond speelt diffusie een rol?

A
  1. Verplaatsing ionen uit speeksel in plaque
  2. Verplaatsing suikers naar plaque
  3. Verplaatsing zuur (H+) in tandweefsel
  4. Verplaatsing oplosproducten uit tandweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de pH in plaque meestal?

A

4.5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is plaque een goede bescherming tegen erosie?

A

Het vormt een barrière
Plaque is een beschermende laag om de tand. Daarnaast heeft het nog een ander positief effect: plaque is namelijk verzadigd met ionen, zodat ionen, bij het oplossen van ionen in glazuur, gemakkelijk weer terug kunnen diffunderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat een subsurface-laesie? (4)

A
  1. Onverzadigd hydroxylapatiet en oververzadigd fluorideapatiet (fluoride lost pas op bij een pH onder 4,5)
  2. In de plaque is fluoride aanwezig: slaat bij diffusie naar binnen snel neer.
  3. De fluorideconcentratie is daarom hoger in oppervlaktelaag hoger dan in body en onaangetast glazuur.
  4. In oppervlaktelaag van laesie vindt extra mineraaluitwisseling plaats, meer neerslag van fluoride-apatiet, de concentratie fluoride is hoger. In het centrum van de laesie is de concentratie fluoride lager -> remineralisatie gehele laesie erg moeilijk/traag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer vindt erosie plaats?

A

Het treedt op bij pH<4.5. Het treedt dan ook alleen op wanneer er geen plaque-laag is, dus geen (noemenswaardige) diffusiebarrière.
Glazuur lost laag voor laag op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er als de pH boven de 5.5 is?

A

Remineralisatie en tandsteenvorming (bepaalde eiwitten in speeksel): Oververzadiging fluorideapatiet en hydroxylapatiet in de vloeistof, geeft vorming van fluoride-apatiet en hydroxylapatiet in glazuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurd er als de pH tussen de 4.5 en 5.5 is?

A

Cariësvorming: Oververzadiging fluoride-apatiet en onderverzadiging hydroxylapatiet geeft formatie van fluoride-apatiet (op oppervlaktelaag) en oplossing van hydroxylapatiet (onder oppervlaktelaag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurd er als de pH lager is dan 4.5?

A

Erosie: Onderverzadiging fluoride-apatiet en hydroxylapatiet geeft oplossing van fluoride-apatiet en hydroxylapatiet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is belangrijk om te doen bij een patiënt met erosie? (4)

A
  1. Diagnose stellen
  2. Oorzaak vinden
  3. Progressie beheersen door oorzakelijke factoren te verminderen
  4. Alles gefaald: herstelbehandeling
17
Q

Welke factor is belangrijker bij de voedingsinname:

  • Frequentie van suikerinname
  • Totale suikerinname
A

De frequentie van suikerinname

18
Q

Wat betekend dissolutie?

A

Het oplossen van stoffen

19
Q

Wat betekend precipitatie?

A

Het neerslaan van opgeloste stoffen

20
Q

Wat betekend buffering?

A

Het stabiliseren van de zuurgraad

21
Q

Wat gebeurt er als de pH daalt? (3)

A
  1. De H+ ionen vervangen de CA, PO en OH ionen
  2. De ionen-concentratie daalt
  3. Onderverzadigd (speekel/plaque) > HAP kan oplossen
22
Q

Wat gebeurt er met HAP en FAP bij een pH van 5,5

A
  1. HAP gaat in oplossing: onderverzadigd

2. FAP kan neerslaan: oververzadiging