2. Glazuur en dentine Flashcards

1
Q

Glazuur =

A
  • Het hardste mineraal van het menselijk lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dentine =

A
  • Buigzamer dan glazuur, vergelijkbaar met bot (iets sterker)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van glazuur en dentine samen?

A
  1. Beschermen van de pulpa

2. Ze kunnen samen alle krachten weerstaan worden uitgeoefend op het element

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is glazuur dood of levend weefsel?

A

Dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is dentine dood of levend weefsel?

A

Levend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ± het gewichts% van mineraal (hydroxylapatiet) in het glazuur?

A

± 95 gewichts% (andere 5% wordt opgevuld door water, organisch materiaal, eiwitten en vetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ± het gewichts% van mineraal (hydroxylapatiet) in de dentine?

A

± 70 gewichts%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ± het volume% mineraal (hydroxylapatiet) in het glazuur?

A

± 89 volume% (misschien meer) (andere 10% wordt opgevuld door water, organisch materiaal, eiwitten en vetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ± het volume% mineraal (hydroxylapatiet) in de dentine?

A

± 50 volume%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke materialen bestaat glazuur? (3)

A
  1. Proteïnen & lipiden (organische materialen)
  2. Water
  3. Hydroxylapatiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke materialen bestaat dentine? (4)

A
  1. Proteïnen & lipiden (organische materialen),
  2. Collageen
  3. Water
  4. Hydroxylapatiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit hoe het hydroxylapatiet in glazuur gestructureerd is

A

Het hydroxylapatiet zit dicht op elkaar geplakt, wat leidt tot een glasachtig aspect (doorzichtig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar leidt het glasachtig aspect van glazuur toe voor de kleur van het element?

A

Het element heeft de kleur van de dentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de dikte van glazuur?

A

Tussen de 0,6 en 2,0 mm (volgens anderen 1,3-2,5 mm of 1-3 mm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door welke cellen wordt glazuur gevormd?

A

Ameloblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door welke cellen wordt dentine gevormd?

A

Odontoblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Benoem kenmerken van ameloblasten op het gebied van:

  • Wat vormen ze?
  • Blijven ze bestaan of gaan ze dood?
A
  • Vormen glazuur

- Gaan dood als taak is volbracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Benoem kenmerken van odontoblasten op het gebied van:

  • Wat vormen ze?
  • Blijven ze bestaan of gaan ze dood?
A
  • Vormen dentine

- Blijven leven als taak is volbracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar bevinden de uitlopers van odontoblasten? En vertel iets over deze plek. (3)

A

De uitlopers liggen in tubuli.

  1. Deze tubuli vormen een S-vormige baan.
  2. De diameter neemt af van pulpa tot glazuur-dentinegrens (GDG)
  3. De tubuli zijn dichtgepakt bij de pulpa en minder dichtgepakt bij de GDG. Daarnaast bevatten de tubuli vertakkingen aan de GDG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Is glazuur meer of minder zuurbestendig dan dentine?

A

Glazuur is meer zuurbestendig dan dentine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vertel iets over de porositeit van glazuur (4)

A
  1. Kristallen ingebed in ‘matrix’
  2. ZEER dichte pakking
  3. Poriën zijn niet leeg (eiwitten, water)
  4. Verschil tussen prisma’s en interprismatische substantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vertel iets over de porositeit/eigenschappen van dentine (4)

A
  1. Zeer poreus
  2. Heeft collageen ‘skelet’
  3. Reactief (levend)
  4. Sensitiviteit (innervatie. vloeistof tubuli)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 3 soorten glazuur zijn er?

A
  1. Prismatisch
  2. Aprismatisch
  3. Interprismatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar bevindt het aprismatische glazuur zich(A - buiten/binnen)?

A

Het is de buitenste glazuuroppervlak (slijt ook af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Benoem verschillen tussen aprismatisch en prismatisch glazuur op het gebied van:
- Hardheid;
- Porositeit;
- Oplosbaarheid;
- Doorzichtigheid;
- Spore-elementen.
Maak de zin af: Aprismatisch glazuur is/bevat …

A

Tot 100 micrometer

  • Harder;
  • Minder poreus;
  • Minder oplosbaar;
  • Meer radio-opaak (wit op foto’s);
  • Andere spore-elementen (meer fluor, minder carbonaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke 2 delen dentine zijn er?

A
  1. Intratubulair (= peritubulair) = in de tubulus
  2. Intertubulair = tussen de tubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom is dentine zo gevoelig?

A

Dat komt door de vloeistof dat in de tubuli zit en de tubuli in contact staan met de zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Benoem de 2 patronen die ontstaan bij de afzetting van glazuur

A
  1. Striae van Retzus (binnenkant glazuurlaag)

2. Perikymata (buitenkant glazuurlaag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waardoor gaan de perikymata op den duur verloren?

A

Door dagelijks gebruik van tanden en kiezen vindt slijtage van tanden en kiezen plaats. Hierdoor gaan de prikymata verloren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke 3 “onvolkomenheden” kunnen er op het glazuuroppervlak zitten?

A
  1. Focal holes = holletje
  2. Caps = hoedje
  3. Hypoplasieën = plekjes waar glazuur minder gemineraliseerd is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke 2 “onvolkomenheden” op het glazuuroppervlak leiden tot mooie plekken voor bacteriën die zuren produceren?

A
  1. Focal holes

2. Hypoplasieën

32
Q

Uit welke eenheden is het glazuur opgebouwd? En benoem kenmerken van deze eenheden

  • Lengte
  • Doorsnede
  • Wat bevat het?
  • Organisatie
A

Prismata (ook wel rods of linten genoemd)

  • Lengte: waarschijnlijk ± gehele glazuurdikte
  • Doorsnede: ±5 micrometer
  • Bevat miljoenen kristallieten, welke opgebouwd zijn uit unit-cellen, bestaande uit hydroxylapatiet
  • Sleutelgatprincipe
33
Q

Wat is het verschil tussen interprismatische en prismatische glazuur op het gebied van cariësgevoeligheid?

A

Interprismatisch glazuur is beter oplosbaar, wat leidt tot meer cariësgevoeligheid.

34
Q

Waar is reactief dentine door gevormd?

Waar is reperatief dentine door gevormd?

A
  • Reactief: odontoblasten
  • Reperatief: odontoblast-achtige cellen
35
Q

Welke soorten dentine (primair, secundair, tertiair) wordt door odontoblasten gevormd?

A

Primair en secundair. Bij secundair is er wel een verandering in richting van de tubuli.
Ook tertiaire dentine wordt deels door odontoblasten (maar ook achtige cellen) gevormd.

36
Q

Welke soorten dentine (primair, secundair, tertiair, wordt door odontoblast-achtige cellen gevormd?

A

Tertiair dentine, maar ook door odontoblasten

37
Q

Wat is de formule voor hydroxylapatiet?

A

Ca10(PO4)6(OH)2

38
Q

Wat vormen kristallieten samen?

A

PRISMATA: Rods=prismata=linten, maar ze liggen ook tussen deze rods=prismata=linten!!!

39
Q

Welke kristalliet hoort bij glazuur en welke bij dentine?

A
  • De grotere bij glazuur

- De kleinere bij dentine

40
Q

Uit welke 2 soorten lagen bestaat de glazuur-dentinegrens?

A
  1. Geschulpte laag, t.p.v. knobbels en insicale randen -> staan extra krachten op
  2. Gladde laag, t.p.v. laterale oppervlak
41
Q

Welke 3 “onvolkomenheden” kan de glazuur-dentinegrens bevatten in normaal glazuur?

A
  1. Spindles (uitlopertjes van tubuli) = links)
  2. Tufts = middenrechts
  3. Lamellae (lopen tot aan oppervlak) = rechts = toegangspoort voor zuren
42
Q

Waarom heeft een element juist de vorm die hij nu heeft?

A

Om de krachten te kunnen opvangen

43
Q

Wat is de relatie tussen glazuur en dentine?

A

Glazuur is het hardste mineraal in het menselijk lichaam (grote hardheid, grote stijfheid) maar als dentine niet zo buigzaam was (grote treksterkte, grote buigsterkte), zou het snel breken.
Samen zijn ze sterker!

44
Q

Leg de vorming van glazuur uit (3)

A
  1. Tandglazuur wordt gevormd door ameloblasten. Deze zetten tijdens de tandvorming 4 µm glazuur
    per dag af met een terugtrekkende beweging vanaf de GDG.
  2. Uitlopers van de ameloblasten, tomes
    processes, produceren kristallinten en matrix (met proteïnen). Het patroon van glazuurafzetting is aan de buitenkant te zien als de perikymata en aan de binnenkant als de striae van Retzius.
  3. Ameloblasten gaan dood
    wanneer ze hun taak hebben volbracht.
45
Q

Leg de vorming van dentine uit (3)

A
  1. Eerst is er een basaalmembraan, waaraan ameloblasten aan de kant van de mondholte liggen en odontoblasten aan de andere kant.
  2. De odontoblasten zetten predentine (collageenmatrix) af richting het basaalmembraan.
  3. Als de dentine af is, blijven de odontoblasten leven.
46
Q

Hoe heet de basaalmembraan tussen het glazuur en de dentine in een later stadium?

A

De glazuur-dentinegrens

47
Q

Zet de volgende begrippen van groot naar klein:

  • hydroxylapatiet
  • prismata/rods/linten
  • unit-cellen
  • kristallieten
A

Prismata/rods/linten -> kristallieten -> unit-cellen -> hydroxylapatiet

48
Q

Wat is interprismatisch glazuur? En hoe ziet dit eruit?

A

De kristallieten liggen losser dan bij aprismatisch en prismatisch glazuur. Hierdoor is interprismatisch glazuur minder zuurresistent.

49
Q

Welke vorm heeft een unit-cel?

A

hexagonaal: 6-hoekig

50
Q

Wat vormen unit-cellen samen?

A

Kristallieten

51
Q

Is het apatietrooster flexibel?

A

Ja, het kan ook vreemde ionen insluiten die normaal gereserveerd zijn voor calcium-, fosfaat- en hydroxylionen.

52
Q

Door welke groepen kunnen hydroxylionen worden vervangen?

A

Fluoride of carbonaat

53
Q

Wanneer wordt hydroxylapatiet, fluorapatiet genoemd?

A

Als de hydroxylionen vervangen zijn door fluoride-ionen.

54
Q

Wat is het voordeel van fluorapatiet tov hydroxylapatiet?

A

Fluoride-ionen blijven in het kristalrooster zitten bij een pH lager dan 5.5. Het fluoride-ion kan namelijk een pH van 4.5 aan. Hierdoor wordt de oplosbaarheid van het glazuur verminderd.

55
Q

Welke post-eruptieve veranderingen kunnen plaatsvinden bij dentine? (2)

A
  • Fysiologisch (leeftijd gerelateerd) waarbij secundair/transparante dentine een belangrijke rol speelt
  • Pathologisch (stimulus gerelateerd) waarbij tertiair/sclerotisch dentine een belangrijke rol speelt
56
Q

Door welke odontoblasten wordt primair en secundair dentine gevormd?

A

door dezelfde odontoblasten (continuiteit in tubuli).

Er is wel een verandering in richting vd tubuli.

57
Q

Waardoor wordt tertiaire dentine gevormd?

A

Door odontontoblasten en odontoblast-achtige cellen (pathologische prikkel)

58
Q

Vertel iets over de post-eruptieve veranderingen waarbij fysiologische factoren een rol speelt (3)

A
  • Is vaak leeftijd gerelateerd
  • Secundair/transparant dentine speelt hierbij een rol
  • Gaat over de hypermineralisatie van dentine, waarbij afzetting plaatsvindt op de grens tussen de pulpa en dentine. Hierbij wordt de pulpakamer kleiner en vindt obliteratie/vernietiging van tubuli plaats -> meer transparante dentine
59
Q

Vertel iets over de post-eruptieve veranderingen waarbij pathologische factoren een rol speelt (4)

A
  • Is stimulus gerelateerd: bijtkrachten of cariës
  • Tertiair/sclerotisch dentine (mix van secundair en primair) speelt hierbij een belangrijke rol
  • Obliteratie/vernietiging van de tubuli vindt plaats door externe stimuli. De gevormde dentine lijkt op transparant dentine.
  • Het is mogelijk niet gevormd door odontoblasten
60
Q

Waarom lossen hydroxyapatiet kristallieten op in een zuur milieu? Omdat de omringende vloeistof hierdoor…

A

onderverzadigd wordt

61
Q

Wanneer ontstaat fluorose? Fluorose

ontstaat…

A

alleen tijdens de ontwikkeling van het

gebitselement

62
Q

Waardoor wordt tertiair dentine gevormd?

A

zowel odontoblasten als odontoblastachtige cellen

63
Q

Beschrijf het basisadvies cariëspreventie

A

Mondhygiene, voeding, fluoride: uitleggen wat erbij hoort

64
Q

Benoem de 3 opeenvolgende lagen van

een beginnende cariës laesie

A
  1. Oppervlaktelaag
  2. Laesie body (centrum van de laesie)
  3. Laesie front
65
Q

Welk soort glazuur vormt de structuur van een element?

A

Interprismatisch glazuur

66
Q

Waar is de glazuurkap het dikste in de bovenkaak?

A

Occlusaal

67
Q

Waar is de glazuurkap het dikste in de onderkaak

A

Buccaal

68
Q

Waar is de glazuurkap het dunste in zowel onder- als bovenkaak?

A

Linguaal/palatinaal

69
Q

Welke soort elementen hebben de dikste glazuurkap

A

Molaren

70
Q

Hoeveel glazuur zetten ameloblasten af tijdens de tandvorming.

Hoeveel procent van ameloblasten verdwijnt tijdens secretie?

A

4 nanometer

50%

71
Q

Hoe wordt het proces van amelogenese genoemd?

A

Het Tomes proces

72
Q

Waardoor kan een element meer vatbaar zijn voor caries?

A

Onvolkomenheden in het oppervlak

73
Q
  • Waar is de glazuur-dentinegrens recht/glad?

- Waar is de glazuur-dentinegrens geschulpt?

A
  • Lateraal in een element

- Occlusaal

74
Q

Hoe verloopt de diameter van de tubuli?

A

Richting de glazuurdentine grens kleiner

75
Q

Hoe groot zijn prismata in doorsnede

A

5 micrometer

76
Q

Wat is fysiologisch dentine?

Wat is pathologische dentine

A
  • Secundair dentine

- Tertiair dentine

77
Q

Wanneer treedt hypermineralisatie van dentine op?

A

Bij cariësprikkels