Termen Flashcards
Gehemelte
Het gehemelte ontwikkelt zich uit 2 delen, nl het primitief (0,25) en secundair gehemelte (0,25)
Het primitief gehemelte ontstaat uit oppervlakte-ectoderm, (0,25) nl. bij de cefale welving/ kromming gaan de mediale nasale prominentiae (0,25) met elkaar versmelten tot het intermaxillair segment (0,25), met aan de buitenzijde vorming van filtrum en aan de binnenzijde het primitief gehemelte.
Het secundair gehemelte ontstaat door uitgroei van de bilaterale maxillaire bogen naar de mediaanlijn toen (0,25). Op de versmeltingsplaats vinden we bij een volwassen individu nog altijd de raphe palatini terug (0,25). De maxillaire boog zelf ontstaat als een dorsale uitgroei van de 1ste kieuwboog (0,25)
Allantois
De allantois ontstaat als een caudaal divertikel van de oerdarm (0,25). Het bestaat dus uit een endodermale binnenwand (0,25) en een splanchnopleurale mesoderm buitenwand (0,25) Het gaat groeien naar de navelstreng toe en bij onze huisdieren groeit die verder via het urachuskanaal (0,25) om zo samen met het chorion het belangrijkste vruchtvlies te vormen (allantochorion, waterblaas) bij primaten (incl mens) groeit deze structuur niet door naar het extra-embryonaal coeloom en vormt het amnion (0,25) het belangrijkste vruchtvlies. Bij de geboorte (het doorbreken van de navelstreng) zal het urachuskanaal zich sluiten en blijft de allantois bestaan als het belangrijkste deel van de urineblaas (0,25). Scheiding van de oerdarm werd bekomen door het urorectale septum (0,25).
Oogsteel, lensplacodes, oogblaasjes en oogbekers
De oogsteel ontwikkelt zich uit het neuro-ectoderm (0,25), nl. bij het ontstaan van de hersenblaasjes zal er bilateraal een oogblaasje (0,25) ontstaan thv het prosencephalon dat zich bij verdere ontwikkeling bij de 5 hersenblaasjes thv het diencephalon (0,25) zal bevinden.
Door interactie met het bovenliggend oppervlakte-ectoderm (0,25) ontstaan de lensplacodes die op hun beurt de oogblaasjes doen omvormen tot oogbekers (0,25). Deze hebben ventraal in hun steel een groeve, nl. de fissura choroidea. Deze dient om belangrijke bloedvaten toe te laten (0,25). Bij verdere ontwikkeling dient deze zich te sluiten. Indien dit niet gebeurt, krijgen we coloboma iridis.
Paranasale sinussen
Epitheliale (0,25) instulpingen in de laterale wand van de neus (oppervlakte ectoderm?)
Ingroei in verschillende schedelbeenderen (0,25)
Uitholling van deze beenderen waardoor deze met lucht gevuld worden (0,25)
Schildklier
Epitheliale proliferatie in bodem farynx (0,25) thv foramen cecum (0,25)
Daling als gebilobeerd divertikel (0,25)
Eerst nog verbinding met tong: ductus thyreoglossus, dat gaat verdwijnen (0,25)
Omentum majus
Uitgroei van het dorsaal mesenterium (0,25)
Bij maagdraaing verdere uitgroei (0,25) naar caudaal (0,25) waardoor het een lus vormt met uiteindelijk 2 bladen (0,25)
Odontoblasten
Worden gevormd door cephale neurale lijstcellen, deze ontstaan thv het ruggenmerg
zitten in de perifere pulpa tegen het dentine aan
Odontoblasten zijn niet in staat om zich te delen.
stamcellen voor de cellen die zorgen voor de aanmaak van dentine
Diafragma
ventraal gedeelte samengesteld door septum transversum dat tot halverwege de ruggengraat groeit
dorsaal gedeelte door de bilaterale pleuroperitoniale membranen, die samenkomen thv dorsaal mesenterium
secundair wordt membraan vervangen door spierweefsel (door infiltratie van spiervezels uit cervicale somieten)
Pancreas
Op de oerdarm: ventraal en dorsaal divertikel, twee divertikels van de pancreas
De dorsale groeit snel aan en zal het craniale deel van het caput, corpus en de cauda vormen. De ventrale aanleg draait samen met de galweg achter het duodenum en vormt het caudale deel van het caput en de processus uncinatus. Het ventrale en het dorsale pancreas versmeltenen in het caput ontstaat een verbinding tussen de beide afvoerkanalen. Zo ontstaat de ductus panceraticus, die een belangrijke afvoergang is voor het pancreassecreet naar de darm.
Larynx
Laatste kieuwbogen (4e, 5e en 6e) gaan bijdragen tot de larynx
Het mesoderm van de 2e en 6e kieuwbogen vormen de kraakbenige structuren van de bespiering
Tong
bevindt zich in mondholtebodem (plaats waar kieuwbogen samenkomen)
Binnenwand van de kieuwbogen gaat zich differentiëren:
eerste kieuwboog: van belang voor stuk van de tong dat los zit (lichaam en apex)
corpus: bestaat uit twee laterale linguale zwellingen met centraal in de bodem een tuberculum impar
tweede kieuwboog: draagt vnl. bij tot het corpus
op grens tussen 1ste en 2de zit het foramen caecum = het blinde gat
overgang van caudale zijde van tuberculum impar naar tweede kieuwboog
derde kieuwboog: van belang voor de radix (wortel) van de tong
vierde gaat tesamen gaan met de 5de en/of 6de : gaan bijdragen tot de larynx
Tong is hoofdzakelijk afkomstig van endoderm, maar spieren (dwarsgestreepte spieren) van de tong zijn van de somieten afkomstig (paraxiaal mesoderm)
Rhombencephalon
Bij de ontwikkeling van de hersenen gaan er eerst 3 hersenblaasjes ontstaan, de meest caudale is het rhombencephalon (andere prosencephalon en mesnecephalon).
Deze splitst later in 2 andere blaasjes:
metencephalon en
myencephalon: allerlaatste blaasje (overgang naar ruggenmerg toe). In totaal zijn er nu 5 hersenblaasjes die zich verder gaan ontwikkelen.
Sinus cervicalis
Verdwijnt door ingroei van spieren
De sinus cervicalis is een sinus gevormd aan beide zijden van de nek caudaal van de tweede kieuwboog die ontstaat doordat de mandibulaire en hyoide kieuwboog sneller groeien dan de bogen achter hen.
De 2e kieuwboog vormt een weefselplooi, de plica opercularis, die de kiewbogen gaat overbruggen en de sinus cervicalis zal sluiten
Longen
Pseudoglandulaire fase: cellen gaan in de diepte gaan groeien en lobben vormen (net zoals bij de klieren) à bronchen, die vertakken in bronchiolen
Canaliculaire fase: respiratoire bronchiolen worden gevormd (cilindrisch tot kubisch epitheel)
Sacculaire fase: epitheel van respiratoire bronchioles gaan dilateren en zakken gaan vormen, zakken liggen zeer dicht bij de capillairen (zuurstof opnemen en CO2 afgeven)
Alveolaire fase: elke zak gaat verder differentiëren tot alveole (= functionele eenheid met intens contact met capilairen)
Type 1 pneumocyte: Lage cellen, afgeplat, moeten intens contact hebben voor CO2 opname naar alveole toe, en zuurstof afgave naar capillairen toe de functionele cellen zijn afkomstig van het endoderm
Type 2: voor de aanmaak van sulfactans
= laagje vocht aan de binnenkant, “zeepbel”, gaat ervoor zorgen dat alveole kan uitzetten en krimpen, hebben geen intens contact met capillairen
en het stroma is afkomstig van de splanchnopleura van het laterale plaat mesoderm hoge cellen, gaan zorgen
Alveoli
Ontwikkelt uit splanchnopleura (lateraal plaat mesoderm)
Epitheelcellen zijn afkomstig van endoderm
Pas functioneel na geboorte
Lippen
Mandibulaire en maxillaire boog: 2 bogen onderaan en 2 bogen bovenaan die met elkaar gaan vergroeien
in de mediaanlijn van de bogen gaat er zich een groep vormen waar het epitheel naar binnen gaat groeien = labio-gengivale lijst: zorgt voor scheiding tussen lip en tandvlees (gengiva)
vormen zo een vestibulum oris
voorste gedeelte: gaat leiden tot lippen
wat zijn 2 manieren waarop een eicel vermijdt dat er twee zaadcellen kunnen binnendringen?
- Na het binnendringen van een spermacel verandert het membraan potentiaal van de eicel door calcium ionen die afkomstig zijn van de spermatozoa
- Tegelijkertijd wordt de zona pellucida vernietigd door corticale granules. De zona pellucida wordt hierdoor ondoordringbaar voor andere spermatozoa
Is een spermatide vruchtbaar? waarom wel/niet?
Een spermatide is niet vruchtbaar omdat deze eerst in een spermatozoa moet veranderen om vruchtbaar te zijn. Een spermatide is niet vruchtbaar omdat er geen staart aanwezig is (ontstaat wanneer cytoplasma naar het caudale einde migreert). De kern ligt nog centraal en de mitochondrien zijn nog niet geconcentreerd boven de staart om als ‘motor’ te functioneren. Zonder staart en mitochondrien kan een spermatozoa zich niet voortbewegen en dus ook niet de zona pellucida binnendringen.
Bijnier
De bijnieren hebben een dubbele-origine. Het merg is afkomstig van de neurale lijstcellen (dus het neurectoderm) terwijl de cortex afkomstig is van het intermediare mesoderm dat gelinkt is aan het urogenitaalstelsel. In het dak van het coeloom ontstaan 2 kammen, de genitale kam en de nefrogene kam. Tussen de twee kammen zal de bijnier ontstaan. De epitheelstrengen groeien als eerste naar boven in het mesoderm en vormen zo de cortex. De cortex vormt een holte waarin de neurale lijstcellen terechtkomen. De holte zal zich sluiten en neuralelijstcellen vormen het merg.
wat zijn de vier fases van de ontwikkeling van de long?
Fase 1: Pseudoglandulaire fase: epitheelcellen gaan lobben vromen net zoals bij klieren, tijdens deze fase ontstaat 1 bronche die vertakt in bronchiolen
Fase 2: Canaculaire fase: Vorming van respiratoire bronchiolen
Fase 3: Sacculaire fase:Respiratoire bronchiolen zakken uit. Kubisch tot cilindrisch vormt zich om in plaveisel epitheel. Zakken liggen dicht tegen capillairen aan.
Fase 4: Alveolaire fase: Verder differentiatie van zakken tot alveolen Ontstaan intens contact met capillairen voor gasuitwisseling. Type I pneumocyten intense verbinding met capillaire voor gasuitwisseling. Type II Aanmaak sulfactant voor contraheren van alveolen.
Mesoderm om alveolen heen is afkomstig van splanchopleura, vormt stroma van longen. Fase 1-3 ontwikkelen tijdens embryonale en foetale ontwikkeling. Longen pas postnataal functioneel