Placentatie en vruchtvliezen Flashcards

1
Q

Endometrium

A

laag van de baarmoeder die is gelegen naar het lumen toe. Hier nestelt de zygote in. Is een spierige laag. Deze laag gaat tijdens de cyclus toenemen om zich voor te bereiden op een mogelijke zwangerschap. Bij geen bevruchting wordt deze afgestoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Placenta

A

belangrijk orgaan voor de zuurstof en voedingsmiddelen. Gaat een barriere vormen tegen micro-organismen vanuit de uterus en het maternale bloed. Produceert hormonen waaronder oestogeen, progesteron en gonadotrofines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

maternale lagen

A

Epitheel endometrium
Bindweefsel endometrium
Wand endometriale bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Foetale lagen

A

epitheel chorion
bindweefsel chorion
wand allantoisbloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

omphaloplacenta

A

bloed gaat via de dooierzak van de moeder naar het dier. Tijdelijk en rudimentair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

allantoplacenta

A

bloed gaat via allantois naar het dier, definitieve placenta bij de klassieke huisdieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

epithelio-choriaal

A

placenta bevat alle 6 lagen. Alle membranen intact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

endothelio-choriaal

A

placenta bevat 4 lagen omdat het endometrium epitheel/ bindweefsel en een deel van de maternale bloedvaten niet bestaan. Chorion epitheel ligt tegen de bloedvaten aan, dit geeft een veel intensiever contact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

interstitiele implanting

A

invasieve implanting, volledige innesteling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

centrale implanting

A

non invasief, geen innestelling. Geen uterusweefsel vernietig. Embryo + aanhangsels ontwikelt in uterusholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

excentrische implanting

A

tussen 2 endometriumplooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ectopische dracht

A

implantatie blastocyste/ conceptus op abnormale plaats. Vaak in de eileider, deze heeft geen dikke wand dus gaat barsten. Dit leidt zeer vaak tot abortus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Placenta diffusa

A

overal vlokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

placenta multiplex

A

vlokken in groepen (stippen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

placenta zonaria

A

band met vlokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

placenta discoïdalis

A

discus voor contact

17
Q

Chorion carcinoma

A

masale productie gonadotrofines. De placenta gaat ongecontroleerd groeien (vleesboom)

18
Q

Amnion

A

omgeeft het eigenlijke embryo en is opgebouwd uit een inwendige laag ectoderm en een uitwendige laag mesoderm

19
Q

Chorion

A

meest uitwendige vruchtvlies dat de volledige vrucht (embryo + overige vruchtvliezen omgeeft. Het bestaat uit een uitwendige laag ectoderm (trofoblast) en een inwendige laag mesoderm

20
Q

Dooierzak

A

Saccus vitellinus: opgebouwd uit een inwendige laag endoderm en een uitwendige laag mesoderm

21
Q

Allantoïs

A

verschijnt relatief laat, ontstaat als een uitstulping in het caudale deel van de primitieve darm en groeit via de navelstreng in de exocoeloomholte. Ze is inwendig bekleed met endodem en uitwendig met mesodem.
gaat versmelten met amnion en chorion om de twee te bevloeien.

22
Q

plectamnion

A

het amnion ontstaat door plooivorming. De begrenzende plooien bereiden zich vooral naar dorsaal uit en worden amnionplooien genoemd. Er blijft tijdelijk een versmeltingsplaats (=amnionnaad). Na het sluiten van de plooien wordt de inwendige wand aangeduid als het amnion en de buitenste als chorion. Bij varken en herkauwers blijft er een grote contact zone bestaan ( amnionchorion)

23
Q

aceduata

A

chorion ligt tegen het endometrium aan zonder infiltratie van het edometriumepitheel. Maakt gebruik van een uitgebreid contact oppervlak tussen het chorion en het endometrium.

24
Q

plectamnion

A

het amnion ontstaat door plooivorming, meestal eerst de cefale plooi, daarna zijdelingse plooien en tenslotte de staartplooi. Het zijn de amnionplooien die dorsaal versmelten tot een amnionnaad (= mesamnion).

25
Q

schizamnion

A

het amnion ontstaat door holtevorming, tijdens het blastocyststadium ontstaat een centrale holte in de kiemknop, uit de ventrale wand ontwikkelt de vrucht

26
Q

aceduata

A

een placenta die gebruik maakt van een groot chorion-endometrium contact. De placentae zijn dun en er zijn alleen rugae en/of villi

27
Q

deciduata

A

een placenta die gebruik maakt van ingroei van foetale weefsels in maternale weefsels