Afwijkingen Flashcards

1
Q

Palatoschisis

A

fusie van het secundaire gehemelte gebeurd niet/onvolledig
= splijting van het gehemelte (open gehemelte)
kan niet zuigen want hard gehemelte is niet volledig dicht en daardoor is er geen onderdruk
verslikkingpneumonie (water/voedsel in de longen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Coloboma iridis

A

Dit is een “sleutelgat”oog, namelijk een stuk iris dat afwezig is aan de ventrale zijde (0,5), door het niet sluiten van de fissura choroidea (0,25) in de oogsteel (0,25). (zie ontwikkeling oogsteel, wordt waarschijnlijk samen gevraagd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aneuploïdie

A

Meest voorkomende oorzaak: Non-disjunctie (0,25) tijdens de 1ste (0,25) op de 2de (0,25) meiotische deling waardoor er hetzij 1 chromosoom te veel (trisomie) of 1 te weinig is (monosomie) (0,25)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hernia umbilicalis

A

De lever is op een bepaald moment zeer groot geworden door proliferatie
Maar: de darmen prolifereren ook en doordat de lever craniaal in de weg zit gaat er thv de middendarm een U-vormige lus worden gevormd, Ansa umbilicalis
dit gebeurt naar beneden richting de navelstreng
gebeurt specifiek hier omdat de darmen hier een “uitweg” vinden
darmen gaan door navelstreng uit de buikholte (fysiologisch navelbreuk = tijdelijke omphalocoele)
als darmen niet terugtrekken uit navelstreng = echte omphalocoele (aangeboren)
peritoneum (buikvlies) ligt nog wel over darmen als darmen door navel naar buiten komen
bij hernia umbivalis trekken darmen wel terug, huid en buikvlies over de darmen doordat de buikspieren slecht zijn toegegroeid is dit toch zichtbaar, onderhuidsebult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persisterende ductus arteriosus

A

De verbinding tussen de truncus pulmonalis en de aorta, is blijven bestaan wat voor mengbloed zorgt.
Dit uit zich meestal door blauwziekte. Bij de huisdieren is dit moeilijk uiterlijk te zien, maar in de mondholte zal je zien dat de mucose blauw zien en de tong ook vaak blauw ziet. Dit komt door zuurstofnood
Normaal gaat de ductus arteriosus gaan samentrekken omdat die in contact komt met zeer zuurstofrijk bloed uit de aorta vanaf het moment van de ademhaling. Dit noemt men constrictie en dit zorgt ervoor dat de bindweefselwanden met elkaar in contact komen en krijgen we een verbindweefseling van die structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afwijking urogenitale sinus

A

Mediaan septum, als ureter dan in een blindzat uitmondt door de scheiding geeft dit ophoping van urine en geen doorgang naar de urether

Door de druk kan het omliggende weefsel afsterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afwijking uraches kanaal

A

Overblijfsel tussen urogentiale sinus (allantois) en de navelstreng
Hoort te regresseren na het afknippen van de navelstreng bij geboorte
Kan openblijven en er kan een sinus ontstaan, dit betekent als 1 kant wel afgesloten is (die naar de urineblaas) maar de kant naar de navel toe niet, dit is de perfecte plek voor bacterien en kan voor ontstekingen zorgen
Kan cyste ontstaan, als beide zijdes wel afgesloten zijn zodat er een blindzak ontstaat
Ook kan er een fistel ontstaan, dit geeft aanleiding tot de pisnavel, hierdoor zal de blaas en de navel met elkaar in verbinding blijven, het uraches kanaal is nog volledig open.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afwijking aan de ureter

A

Dubbele ureter, komen later wel samen voor de uitmonding in de urineblaas

Partiele verdubbeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ectopie ureter

A

Verkeerde plaats
Mondt niet uit in de urineblaas maar bv in de vagina of caudaal in de urether
Continue lekkage van urine
Bij mannelijke geslacht ook nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hyperthelie

A

Teveel tepels
Fout bij de regressie van de melklijsten
Ontstaan als ectodermale heuvels van hals tot aan de liesstreek, tepels zijn epitheliale proliferaties op de melkheuvel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hernia diafragmaticus

A

opening in diafragma thv de pleuroperitoniale membranen
membranen zijn niet of slecht gevormd
gat in diafragma
dier komt in ademnood (primair)
organen kunnen in de borstkas gaan dringen (secundair)
op RX kunnen we dit vaststellen
normaal:
ventraal gedeelte samengesteld door spetum
dorsaal gedeelte door de bilaterale pleuroperitoniale membranen, die samenkomen thv dorsaal mesenterium
secundair wordt membraan vervangen door spierweefsel (door infiltratie van spiervezels uit cervicale somieten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sirenomelia/ caudale dysgenese

A

De twee ledematen (benen) zijn versmolten doordat de mesodermale differentiatie in de caudale regio slecht aangelegd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sacrococcygeal teratoma

A

een tumor aan de caudale zijde van het embryo doordat de primitieve streep niet helemaal verdwenen is en daardoor drie kiembladen blijft aanmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anencephaly

A

de bovenkant van de neurale buis sluit niet goed. Dit resulteert in verminderde of geen ontwikkeling van de hersenen. Meestal i de hersenstam wel ontwikkeld maar ontbreekt het cerebrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Spina Bifida

A

De ruggenwervels sluiten niet goed rondom het ruggenmerg. Ook bekend onder de naam open ruggetje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rachiscisis

A

vorm van open ruggetje. als de neurale buis zich helemaal niet heeft gevormd doordat het neuroectoderm geen groeve heeft gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meningocoele

A

vorm van open ruggetje. alleen de ruggenmergvliezen puilen uit naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Meningomyelocoele

A

Vorm van open ruggetje. Het ruggenmerg en de ruggenmergvliezen puilen uit naar buiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

myeloschisis

A

Vorm van open ruggetje. Er is alleen een neurale groeve gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Spina bifida occulta

A

als de wervelbogen op bepaalde plaatsen niet gesloten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hydromyelie

A

een opstapeling van vocht in het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Amyelie

A

er is geen ruggenmerg in de neurale buis aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

cheiloschisis

A

gespleten lip. Enkel de lip is gespleten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Milde palatoschisis

A

Een gespleten lip en een deel van het primaire gehemelte is gespleten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bilateraal gespleten lip

A

de mediale nasale prominentia en de maxillaire boog zijn niet goed versmolten. Het primaire gehemelte ligt dan apart van het secundaire gehemelte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Gespleten gehemelte

A

de samensmelting van de twee gehemelte platen vanuit de maxillaire boog is fout gegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

gespleten lip en gespleten gehemelte

A

een combinatie van gespleten lip en gespleten gehemelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Brachygnachia inferior

A

een te korte onderkaak, dus een overbeet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bachgnachia superior

A

Een te korte bovenkaak, dus een onderbeet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Agenesie

A

de slokdarm heeft zich niet aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

fistel

A

Er is nog een kleine verbinding tussen de trachea en de slokdarm. Een deel van het voedsel gaat dan naar de luchtpijp en komt in de long terecht, waardoor het dier zich gaat verslikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hernia diafragmatica

A

Een gat in het diafragma. De longen gaan dan collaberen waardoor het dier in ademnood komt. Ook kunnen de organen van de buikholte naar de borstholte migreren. De pleuropericardeale plooien zijn dan niet naar de mediaanlijn toegegroeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Lisencephalon

A

als de grote hersenen geen gyri en sulci bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hydrocephalus congenitus

A

als de hersenen te veel vocht bevatten. Hierdoor wordt de druk in de hersenen verhoogd waardoor we necrose krijgen. De hersenmassa gaat dus afnemen. De schedelbeenderen in de grote hersenen worden dan niet meer omgeven, waardoor er een gat in de schedel ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

meningocoele

A

Als de hersenvliezen uitpuilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Meningo-encephalocoele

A

als de hersenvliezen en de grote hersenen uitpuilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Anencephalie

A

als de grote hersenen niet zijn aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Cyclopie

A

als het prosencephalon zich niet opdeelt, waardoor er een eenogig individu ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hypoplasie

A

als de hersenen onderontwikkeld zijn

40
Q

Agenesie-aplasie van de kleine hersenen

A

als de kleine hersenen zijn aangelegd, maar niet verder zijn ontwikkeld

41
Q

Arteria hyaloidea persistens

A

de arteria hyloidea blijft bestaan

42
Q

Cataract van de lenss

A

de lens is slecht ontwikkeld

43
Q

anophthalmie

A

een individu zonder ogen

44
Q

ankyloblepharon

A

als de oogleden versmolten blijven

45
Q

loslaten van retia

A

de neurale retina laat zich los van de pigment retina, dit leidt tot blindheid

46
Q

dermoiden in conjunctva en cornea

A

goedaardige tumoren ontwikkelen zich in de conjuctiva en de cornea

47
Q

cardia

A

geen aanleg van het hart

48
Q

dextrocardia

A

als de draaiing van het hart niet naar links is gegaan, maar naar rechts. Dit kan komen door de primitieve streep, de signalen zijn dan naar de verkeerde kant afgegeven

49
Q

interventriculaire septum defecten

A

komen zeer vaak frequent voor. Er ontstaat dan mengbloed, waardoor de individuen blauw gaan zien, omdat ze tekort hebben aan zuurstof

50
Q

Transpositie van de grote bloedvaten

A

Het septum spirale moet ervoor zorgen dat de aorta uit het linkerventrikel vertrekt en de truncus pulmonalis uit het rechterventrikel, dit kan ook omgedraaid worden

51
Q

persisteren van de aortaboog

A

de vierde kieuwboogarterie gaat de aortaboog vormen. Deze gaat normaal gezien alleen afkomstig zijn van de linkerkieuwboog. Soms regresseert de rechter niet, dus krijgen we links en rechts een aortaboog. In de aortabogen loopt dan de slokdarm en de trachea. Als het dier dan voedsel opneemt, wordt de aorta afgekneld, waardoor het te weinig bloed krijgt. Dit kan herkend worden aan braken en flauwvallen, omdat er geen zuurstof meer naar de hersenen loopt

52
Q

Preductale coarctatie

A

een stuk van de aorta (voor ductus arteriosus) is dan niet goed aangelegd, de ductus arteriosus probeert dan te compenseren.

53
Q

Postductale coarctatie

A

een stuk van de aorta (na ductus arteriosus) is dan niet goed aangelegd.

54
Q

Hydatidiforme mola

A

We zien soms dat het embryo afsterft en de placenta blijft bestaan. er ontstaat dan een vleesboom

55
Q

Chorioncarcinoma

A

als de trofoblastcellen kwaadaardig worden

56
Q

Achondroplasie

A

dwerggroei

57
Q

Acromegalie

A

reuzengroei

58
Q

Kyfse

A

een buiging van de wervelkolom

59
Q

Scoliose

A

de wervels liggen niet op één lijn

60
Q

Halsrib

A

te lange transversale uitsteeksels in de hals. Je kan dan niet naar links en rechts draaien met je hoofd

61
Q

Amelie

A

het niet ontstaan van een lidmaat

62
Q

Fokomelie

A

Een onderontwikkeld lidmaat

63
Q

Micromelie

A

alle beenderen zijn aanwezig, maar het is kleiner

64
Q

Sympodie

A

een afwijking aan de voet

65
Q

Syndactylie

A

een afwijking aan de vingers

66
Q

Hemivertebra

A

Als er maar een halve wervel wordt gevormd door een verkeerde verschuiving van de sclerotomen

67
Q

Adactylie

A

Er zijn geen vingers ontplooid, dus er is geen klauw ontwikkeld

68
Q

Arthrogryposis

A

gewrichten staan is een abnormale stand van elkaar, dus ze kunnen niet normaal bewegen

69
Q

polycysteuze nier

A

Als het membraan niet afbreekt, waardoor er cysten worden gevormd

70
Q

Pelvische nier

A

de niet kan soms vastzitten waardoor deze ter hoogte van het bekken blijft zitten

71
Q

Hoefijzernier

A

Als de linker- en rechternier met elkaar vermolten zijn

72
Q

Renale agenesie

A

Als een van de twee nieren niet ontwikkeld is

73
Q

Hypoplasie

A

als de nieren onderontwikkeld zijn

74
Q

volledige/partiële verdubbeling ureter

A

als er twee pelvis renalisen ontstaan omdat er twee ureters zijn aangelegd

75
Q

abberante uitmonding van de ureter

A

als de ureter verkeerd uitmondt

76
Q

ectopie van de ureter

A

de ureter mondt te ver uit naar caudaal in de urethra of in de vagina, de nier wordt dan incontinent

77
Q

Anomalieën van de blaas

A

als er een septum in de urineblaas zit, waardoor de urine niet van de niet in de urethra komt

78
Q

Ductus urachus persistens

A

Als er een opening blijft van de blaas naar de navel

79
Q

Oro-pharyngeaal

A

de primordiale kiemcellen zijn te ver naar craniaal gemigreerd

80
Q

sacro-coccygeaal

A

de kiemcellen zijn te ver caudaal gemigreerd

81
Q

Hermafrodiet

A

Beide gonaden zijn aanwezig, dus testiculair en ovariaal weefsel. Komt vaak voor bij varkens

82
Q

Pseudohermafrodiet

A

Alleen één vorm van gonaden zijn aanwezig, maar wel mannelijke/vrouwelijke kenmerken bij de vrouw/man

83
Q

atresie

A

onderontwikkeld

84
Q

agenesie

A

niet ontwikkeld

85
Q

witte vaarzenziekte

A

een deel of delen van de genitaletractus ontbreken

86
Q

Partiële afenesie van de uterus

A

een stuk van de uterus ontbreekt, omdat het kanaal van Müller is gestopt met ontwikkelen

87
Q

Gynecomastie

A

borstontwikkeling bij de man

88
Q

Albinisme

A

er zijn geen neurale lijstcellen gemigreerd naar de epidrmis

89
Q

Atrichose

A

onbehaard

90
Q

Hypotrichose

A

te weinig haar

91
Q

Hypertrichose

A

te veel haar

92
Q

Epitheliogenesis imperfecta

A

Op bepaalde plaatsen van het lichaam is geen epidermis aanwezig. Het oppervlakte ectoderm ontbreekt dan op bepaalde plaatsen.

93
Q

Ichtyose

A

schubvorming door een overmaat van verhoorning

94
Q

Dermatosparaxie

A

een scheuring van de dermis door een slechte aanhechting van de dermis

95
Q

Hypermastie

A

te veel melkklierpaketten

96
Q

Hyperthelie

A

te veel tepels