hart Flashcards
vitelline circulatie
het bloedsysteem waarbij bloed van het embryo naar de dooierzak en terug stroomt
umbilicale circulatie
het bloedsysteem waarbij bloe van het embryo naar de allantois, de placenta en terug stroomt.
ductus venosus
De lever gaat zich als een tumor prolifereren. De bloedvaten gaan deels opgenomen worden in de lever. Er ontstaat dan een capillair systeem in de lever. Ook treedt er regressie op. De linker vena umbilicalis en rechter vena vitelline wordt opgenomen in de lever, er is deels vertakking maar het meeste wordt doorgestuurd naar het hart. Er ontstaat een bypass-systeem. Het bloed komt vanuit de placenta en gaat de lever passeren. Slechts een deel van het bloed komt in de capillairen van de lever terecht. Er worden dus voedingsstoffen rechtstreeks naar het atrium gestuurd, dit is omdat de lever de voedingsstoffen anders gaat afbreken. Dit bypass-systeem wordt de ductus venosus genoemd.
Linkerzijde van de kieuwboog arteriën
1,2 en 5 verdwijnen
4 -> aortaboog
6 -> ductus arteriosus (verdwijnt) -> pulmonaire arterie
rechterzijde van de kieuwboog arteriën
6 -> pulmonaire arterie, verder verdwijnt deze
sinus venosus
moet worden opgenomen in het rechter atrium om de vena cava te vormen, bevat de common cardinal, vitteline en umbillical vein. Deze zijn op zo’n manier verbonden dat er een linker en rechter hoorn wordt gevormd. De rechterhoorn versmelt met het atrium rechts (grenslijn = crista terminalis). De linkerhoorn en het lichaam va de sinus venosus sterven deels af en vormen de sinus coronarius (= bloedvat om het hart heen).
scheiding in het linker en rechter hart
Het septum intermedium wordt horizontaal tussen het atrium en het ventrikel gevormd door twee balken die naar elkaar groeien vanaf de wand van het hart. Er groeit een sikkel uit de wand van het atrium, het septum primum die dichtgroeit op het septum intermedium. Er zit een gat dorsaal in dit septum dat uitwisseling tussen de 2 atriums toe staat (= ostium secundum). Rechts van dit septum ontstaat een tweede sikkel om het gat te dichten. In dit septum zit aan de ventrale zijde een gat (=foramen ovale). Er zijn dan dus twee incomplete septums naast elkaar. Zodra er zuurstofrijk bloed in het embryo komt worden de twee septa tegen elkaar aan geduwd door de druk en kan het bloed niet meer door de gaten passeren.
Ook het ventrikel moet een opdeling krijgen tussen links en rechts. Uit de ventrikelwand gaat er van caudaal naar craniaal een wand groeien. Dit is het interventriculair septum. Dit septum groeit bijna tot het septum intermedium, maar niet helemaal. Er is nog een tweede bijdrage nodig voor het sluiten van het interventriculair septum. We moeten dan naar de bulbus cordis en de truncus arteriosus kijken. De aorta en de truncus pulmonalis liggen versmolten in de truncus arteriosus. Deze twee moeten gescheiden worden met het septum spirale. De wand van de truncus arteriosus gaat uitgroeien richting het midden. Er ontstaat dus een endocardiale verdikking aan weerszijde die naar elkaar toegroeien. Deze verdikkingen ontstaat over de volledige hoogte van de truncus arteriosus, maar wel op drie verschillende plaatsen. Hierdooor vormt zich een spiraal in de truncus arteriosus, waarbij de ene buis de aorta wordt en de andere de truncus pulmonalis. Deze aanzet tot spiraal wordt gegeven door de neurale lijstcellen. Het gat tussen de interventriculaire septum en het septum intermedium wordt gedicht door deze spiraal.
ductus arteriosus
De ductus arteriosus is afkomstig van de zesde kieuwboogarterie. Het is een verbinding tussen de truncus pulmonalis en de aorta. De ductus arteriosus is nodig omdat de aorta vrijwel al maternale bloed krijgt. De longen moeten zich alleen ook kunnen ontwikkelen, dus die hebben ook een beetje zuurstof en voedingsstoffen nodig. Er gaat dus via de ductus arteriosus een klein beetje bloed naar de longen. De aorta bevat mengbloed, want we hebben nog een ééncircuit systeem. Op het moment dat er zuurstofrijk bloed wordt opgenomen, dan verloopt er alleen nog maar zuurstofrijk bloed door de aorta, dus moet de ductus arteriosus gaan verdwijnen. Het wordt dan dichtgedrukt en het vormt een bindweefselstreng. Het is dan geen ductus arteriosus meer, maar een ligamentum arteriosum. Dit ligament is nog te zien bij postnatale personen. Prenataal bereidt het embryo alles voor om postnataal een tweecircuit systeem te kunnen voeren.
kleppen van het hart
Tussen het atrium en het ventrikel moeten atrioventriculaire kleppen komen. De ventriculaire wand is heel erg dik bij het embryo. Deze gaat dunner worden doordat er geprogrammeerde celdood optreedt. Dit is nodig, omdat het bloed anders niet genoeg ruimte heeft. Deze apoptose gaat zorgen voor de vorming van de kleppen. De atrioventriculaire kleppen zijn dus resten van het mesenchym. De kleppen hangen vast aan bindweefselstrengen, die weer vastzitten aan bepaalde spiertjes op de bodem van het ventrikel. Deze spiertjes heten de musculi papillaris en de strengen zijn de chordae tendineae. De kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet kan terugstromen van het ventrikel naar het atrium. Als het ventrikel contraheert, contraheren de musculi papillaris mee, waardoor de kleppen naar beneden worden getrokken. De kleppen, spieren en koorden zijn dus ontstaan uit splanchopleura door apoptose.