tekst 5 caput III (het verdriet) Flashcards
1
Q
pater
A
patris: vader
2
Q
infelix
A
infelix, infelix (gen.: infelicis): ongelukkig
3
Q
iam
A
reeds, al (bijwoord)
4
Q
ubi
A
waar (bijwoord)
5
Q
regio
A
regionis: streek, gebied
6
Q
aspicere
A
aspicio, aspexi, aspectum: aankijken, kijken naar
7
Q
corpus
A
corporis: lichaam
8
Q
condere
A
condo, condidi, conditum: stichten, opbergen
9
Q
tellus
A
telluris: aarde, grond, land