tekst 1 caput II (Eurydice's reactie)

Question 1

inquit

Answer 1

hij/zij zegt, hij/zij zei

Question 2

miser

Answer 2

misera, miserum: ongelukkig

Question 3

tantus

Answer 3

tanta, tantum: zo groot, zoveel

Question 4

furor

Answer 4

furoris: waanzin, razernij

Question 5

iterum

Answer 5

(bijwoord): opnieuw, nog een keer

Question 6

crudelis

Answer 6

crudelis, crudele: wreed

Question 7

fatum

Answer 7

fati: lot, noodlot

Question 8

vocare

Answer 8

voco, vocavi, vocatum: roepen

Question 9

condere

Answer 9

condo, condidi, conditum: stichten, opbergen (hier: sluiten)

Question 10

lumen

Answer 10

luminis: licht, oog

Question 11

somnus

Answer 11

somni: slaap

Question 12

valere

Answer 12

valeo, valui, -: sterk zijn, gezond zijn, in staat zijn

Question 13

ingens

Answer 13

ingens, ingens (gen.: ingentis): reusachtig, onmetelijk

Question 14

circumdare

Answer 14

circumdo, circumdedi, circumdatum: omgeven

Question 15

tendere

Answer 15

tendo, tetendi, tentum/tensum: spanne, streven naar, gaan naar, uitstrekken

Question 16

palma

Answer 16

palmae: hand, palmtak

Question 17

oculus

Answer 17

oculi: oog

Question 18

subito

Answer 18

(bijwoord): plots, plotseling

Question 19

aura

Answer 19

aurae: briesje, adem, lucht

Question 20

tenuis

Answer 20

tenuis, tenue: dun, tenger, fijn

Question 21

diversus

Answer 21

diversa, diversum: uiteenlopend, verschillend

Question 22

nequiquam

Answer 22

(bijwoord): tevergeefs

Question 23

umbra

Answer 23

umbrae; schaduw

Question 24

praeterea

Answer 24

(bijwoord): bovendien, daarenboven

Question 25

amplus

Answer 25

ampla, amplum: groot, ruim, belangrijk

Question 26

amplius

Answer 26

(bijwoord): niet meer, nogmaals

Question 27

pati

Answer 27

patior, passus sum: lijden, dulden, toestaan

Question 28

transire

Answer 28

transio, transii, transitum: oversteken

Question 29

palus

Answer 29

paludis: poel, moeras

Question 30

quis?

Answer 30

quis?, quid?: wie? wat?