TEGENSTELLINGEN W-X-Y-Z Flashcards
1
Q
wijd
A
nauw
2
Q
wijs
A
onwijs
3
Q
winst
A
verlies
4
Q
winter
A
zomer
5
Q
wit
A
zwart
6
Q
zeker
A
onzeker
7
Q
zichtbaar
A
onzichtbaar
8
Q
ziek
A
gezond
9
Q
zoet
A
zout
10
Q
zoet
A
zuur
11
Q
zomer
A
winter
12
Q
zon
A
maan
13
Q
zon
A
schaduw