TEGENSTELLINGEN E-F-G-H Flashcards
1
Q
echt
A
onecht
2
Q
een
A
geen
3
Q
eenvoudig
A
ingewikkeld
4
Q
eerlijk
A
oneerlijk
5
Q
eerste
A
laatste
6
Q
ergens
A
nergens
7
Q
erna
A
ervoor
8
Q
eten
A
drinken
9
Q
even
A
oneven
10
Q
expres
A
per ongeluk
11
Q
fijn
A
grof
12
Q
gebruikt
A
ongebruikt
13
Q
geduldig
A
ongeduldig
14
Q
geluk
A
ongeluk
15
Q
geschikt
A
ongeschikt