TEGENSTELLINGEN M-N-O-P Flashcards
1
Q
makkelijk
A
moeilijk
2
Q
man
A
vrouw
3
Q
mannelijk
A
vrouwelijk
4
Q
maximaal
A
minimaal
5
Q
meer
A
minder
6
Q
meneer
A
mevrouw
7
Q
modern
A
ouderwets
8
Q
mogelijk
A
onmogelijk
9
Q
mooi
A
lelijk
10
Q
na
A
voor
11
Q
neef
A
nicht
12
Q
netjes
A
slordig
13
Q
niet
A
wel
14
Q
nieuw
A
oud
15
Q
nodig
A
onnodig