TEGENSTELLINGEN I-J-K-L Flashcards
1
Q
iemand
A
niemand
2
Q
iets
A
niets
3
Q
in
A
op
4
Q
in
A
uit
5
Q
ingang
A
uitgang
6
Q
interessant
A
saai
7
Q
is
A
was
8
Q
ja
A
nee
9
Q
jongen
A
meisje
10
Q
juist
A
onjuist
11
Q
kapot
A
heel
12
Q
kind
A
volwassene
13
Q
knap
A
dom
14
Q
kort
A
lang
15
Q
koud
A
warm