Task 5 ‘Similar, yet different’ (functional neurological disorders) Flashcards
functionele neurologische stoornis (FNS)
DSM-5 criteria
- Een of meer symptomen van veranderingen in de willekeurige motorische of de sensorische functies
- Uit klinisch onderzoek blijkt dat het symptoom incompatibel is met een bekende neurologische aandoening of andere somatische aandoening
- Het symptoom of de deficiëntie kan niet beter worden verklaard door een somatische of psychische stoornis
- Het symptoom of de deficiëntie veroorzaakt in klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke gebieden, of behoefte aan somatisch onderzoek
Vervolgens specificeren op 3 manieren:
- Type symptoom of uitvalsverschijnsel
- Acuut of persisterend
- Met of zonder psychische stressor
DSM-IV vs. DSM-V
DSM-5: Functionele Neurologische Symptoomstoornis (FNS)
DSM-4: Conversiestoornis
- In DSM-5 is de noodzaak van een psychologische factor losgelaten (geen psychisch lijden nodig)
o Nare ervaringen in de vroege jeugd en stress voorafgaand aan de klachten hebben echter wel een relatie met de ernst van conversieklachten. - In DSM-5 criterium dat ‘de symptomen niet opzettelijk worden veroorzaakt of geveinsd’ is geschrapt
In de DSM-5 kan de FNS als volgt nader getypeerd worden:
- Met spierzwakte of paralyse; abnormale bewegingen; slikproblemen; spraakproblemen; convulsies; pijn of gevoelsverlies; zintuiglijke problemen; gemengde symptomen.
Epidemiologie FND
- Incidentie van 4-12 per 100.000 inwoners
- Prevalentie 50 per 100.000 inwoners
- Vrouwen vaker en vormen 60-75% van de patiëntenpopulatie, hoewel specifieke verschijnselen zoals functionele myoclonus(onvrijwillige beweging) of parkinsonisme een vergelijkbaar of hogere frequentie lijken te hebben bij mannen
Wat zijn de symptomen/kenmerken van FNS?
Er zijn twee veelvoorkomende subgroepen:
I. Functionele motorische stoornissen: lichamelijke symptomen die onverklaard zijn door organische stoornissen zoals bijv: vermoeidheid, tremor, chronische pijn, limb zwakte, sensorische symptomen etc.
II. Dissociatieve aanvallen: episodes die aangepaste bewegingen, sensaties of ervaringen betreffen die lijken op epileptische aanvallen maar niet geassocieerd zijn met dezelfde brein oorzaak
a. Drijfeer achter deze aanvallen is dissociatie = gedragsrespons op mentale, lichamelijke of sociale stress die wordt gekarakteriseerd door depersonalisatie en derealisatie
b. Advies om niet hier naar te verwijzen als non-epileptisch of seizures omdat dit de indruk van epilepsiekan geven voor FND pt -> zorgt weer voor vals geloof dat epilepsie medicatie zou helpen
Positieve symptomen → kijken naar iets wat er wél is. Geef een aantal voorbeelden
Stressoren van afgelopen tijd in kaart brengen + anamnese geschiedenis van patiënt in kaart brengen kan helpen bij diagnose stellen. Uitsluiten van lichamelijke ziekten (middels EEG bijv).
Elementen die kunnen helpen bij het in kaart brengen van een diagnose:
Het moet plots starten. Het kan verergeren als de aandacht ernaar toegaat of door vermoeidheid of stress. Het kan ook verminderen als de aandacht ergens anders naartoe gaat (afleiding). Je moet kijken naar functioneren van patient (wat hij wel en niet doet). Bij dissociatie (niet-epileptische aanvallen) ook vragen wat er vóór de aanval gebeurt/gevoeld wordt. Ook vragen naar illness-beliefs van patient zelf vragen om te kijken wat patient zelf denkt dat het is. Je kunt ook vragen naar ervaring met andere professionals.
- Inconsistentie (fluctueert in tijd) en incongruentie (contradicties in symptoom presentatie)
Functioneel
impliceert dat het probleem ontstaat vanuit een verandering in functie in plaats van structuur
FND hebben te maken gehad met veel mind-body dualisme -> daarom term functioneel -> zorgt voor causale neutraliteit en wellicht ook patiënt begrip en acceptatie
Hysterie
een oude term die een complexe neurose beschrijft waar psychologische conflicten manifesteren naar lichamelijke symptomen
Dissociatieve stoornissen
indiceert dissociatie als het hoofdmechanisme in symptoom manifestatie. Dissociatie in de context van FND gaat over twee fenomenen: 1) derealisatie = losmaking van omgeving en 2) depersonalisatie = gevoel van losmaking van lichaam en gedachten -> dissociatie is overkoepelende term
Psychogeen
suggereert dat symptomen psychologisch beïnvloed worden
Aanvallen (seizures) in FND-context krijgen de term psychogeen/of niet-epileptische aanvallen (PNES of NES)
o Deze termen hebben de eerdere term ‘pseudoseizures’ vervangen, welke vervalsing impliceerde
Conversiestoornis
gebaseerd op het idee van conversie van mentale distress naar lichamelijke symptomen
Conversie betekent letterlijk “omzetting”. Iemand met een conversiestoornis zet een psychisch probleem om in een
lichamelijk probleem. In de DSM-5 is “functionele neurologische symptoomstoornis” (FNSS) synoniem voor
“‘conversiestoornis”. Oudere benaminingen zijn: hysterie en syndroom van Briquet
De term conversiestoornis is behouden in de DSM als alternatieve term omdat het onbewuste processen in de
pt erkent -> echter, minder gebruikt in de neurologie door impliciete gevolgtrekking van oorzakelijke
psychologische stressoren, welke dus niet altijd aanwezig zijn
Diagnostische kenmerken
Motorische symptomen zijn onder meer zwakte of verlamming; abnormale bewegingen, zoals tremor
of dystonische bewegingen; gangafwijkingen; en een abnormale houding van de ledematen.
Zintuiglijke symptomen zijn onder meer een veranderd, verminderd of afwezig huidgevoel,
gezichtsvermogen of gehoor. Andere symptomen zijn een verminderd of afwezig spraakvolume
(dysfonie/afonie), veranderde articulatie (dysartrie), een gevoel van een brok in de keel (globus), en
diplopie. De diagnose vereist dat het symptoom niet door een neurologische aandoening kan worden
verklaard.
Oorzaken
Er blijkt een sterke samenhang te bestaan tussen conversie en dissociatie en ook komen zij vaak samen voor, vooral bij
patiënten met een voorgeschiedenis van misbruik. Naast psychodynamische, leertheoretische, sociaal-culturele en
systemische benaderingen opent vooral het neurobiologisch onderzoek naar de conversiestoornis perspectieven. De
psychodynamische theorie verklaart conversie als een afweer tegen ongewenste en onacceptabele impulsen. De
leertheoretische verklaring gaat uit van een aangeleerd onaangepaste reactie op stress.
Prevalentie
De incidentie van individuele persisterende conversiesymptomen wordt geschat op 2- 5/100.000 per
jaar.
FND behoort tot de meest voorkomende oorzaken van neurologische beperkingen
Positieve symptomen en tests voor diagnostiek
Functionele armoede aan beweging (zwakte en traagheid)
Algemeen:
* Extreme traagheid en vermoeidheid
* Zwakte die toegeeft (giveway weakness)
* Onregelmatigheid in prestaties
Beenzwakte:
* Hoover-teken: met tegendruk het goede been optillen, andere (aangedane) geeft kracht naar beneden om andere omhoog te duwen. Terwijl het been eigenlijk niet kan bewegen.
* Hip abductor teken is zwakte van de abductie van de heup in een verlamde been die verdwijnt met contralaterale heupabductie tegen weerstand in het normale been.
* In staat zijn om op tenen of enkels te staan ondanks zwakke plantaire flexie of dorsaalflexie op bed
Armzwakte: Drift zonder pronatie.
- Vingerabductieteken is zwakte van de abductie van de vingers die verdwijnt bij contralaterale vingerabductie tegen weerstand. In staat zijn om objecten uit tas te halen of kleding aan te trekken die niet consistent is met het onderzoek van de bovenste ledematen
Parkinsonisme: Gebrek aan snelheid of amplitudedecrement bij repetitief tikken (sequentie-effect). Variabele weerstand tijdens passieve manipulatie (Gegenhalten)
Functioneel overschot aan beweging
Trillingen: Variabiliteit in frequentie. Aanpassing of volledige onderdrukbaarheid. Tonicacoactivatie van antagonistische spieren bij het begin van tremor. Pauze tijdens contralaterale balistische bewegingen
* Whack-a-mole sign is het verschijnen of verergeren van een onvrijwillige beweging in een afzonderlijk lichaamsdeel wanneer het aanvankelijk aangetaste lichaamsdeel wordt onderdrukt door iemand die het naar beneden houdt.
Myoclonus: (onvrijwillig bewegen). Aanpassing of volledige onderdrukbaarheid. Variabiliteit in duur en/of verdeling van schokken of hun latentie (indien gevoelig voor stimuli). Overheersing van axiale of gezichtsschokken
Dystonie: (niet kunnen bewegen). Vaste dystonie bij aanvang. Variabele weerstand tegen passieve manipulatie. Gebrek aan sensorische truc. Gebrek aan overloop. Gezicht: tonische trekking van de lippen of kaak naar één kant; gesloten oogleden weerstaan terugtrekking door de onderzoeker
Tics: Niet volledig stereotiep.Interferentie met spraak of vrijwillige acties. Gebrek aan voorafgaande drang. Onvermogen om tics vrijwillig te onderdrukken. Functionele axiale manifestaties
Gang/Gait: Knieën die knikken. Slepen van de voeten met de voorvoet in contact met de grond. Overmatige traagheid of een gang die lijkt op lopen op ijs
Houding: Variabiliteit van posities in de loop van de tijd. Onregelmatige, onrendabele houdingen
Balans: Geen of gecontroleerde vallen ondanks overmatig wiegen tijdens het lopen. Wankelen en onbalans verminderd bij dubbeltaken
Spraak: Inspannende spraak. Plotse aanvang van dysfonie, stotteren of dysprosodie. Vreemd accent
Axiale FND
Axiale manifestaties verwijzen naar symptomen die zich voordoen in het centrale deel van het lichaam, zoals de romp en de wervelkolom. Deze kunnen variëren van problemen met houding en balans tot verstoringen in het looppatroon en spraakproblemen.
7 meest voorkomende soorten FND
Functionele Verlamming: Dit omvat zwakte of volledig verlies van motorische functie in een of meer ledematen, vaak zonder een onderliggende neurologische oorzaak.
Functionele Convulsies (Pseudoseizures): Deze worden gekenmerkt door onwillekeurige bewegingen die lijken op epileptische aanvallen, maar geen elektrische activiteit in de hersenen vertonen die kenmerkend is voor epilepsie.
Functionele Tremoren: Onwillekeurige ritmische bewegingen van lichaamsdelen die lijken op essentiële tremoren, maar die niet worden veroorzaakt door een onderliggende neurologische aandoening.
Functionele Bewegingsstoornissen: Dit omvat een breed scala aan onvrijwillige bewegingen zoals dystonie, myoclonus, tics en andere abnormale bewegingspatronen.
Functionele Loopstoornissen: Hierbij kunnen patiënten moeite hebben met lopen, coördinatieproblemen ervaren of een abnormaal looppatroon vertonen zonder een duidelijke neurologische oorzaak.
Functionele Sensorische Stoornissen: Dit zijn symptomen zoals gevoelsverlies, tintelingen, of abnormale sensaties die niet worden veroorzaakt door aantoonbare zenuwbeschadiging.
Functionele Spraak- en Stemstoornissen: Deze omvatten symptomen zoals plotselinge stemveranderingen, stotteren, dysartrie en andere spraakgerelateerde problemen die niet worden veroorzaakt door neurologische schade.