Taak 6 Body dismorphic disorder Flashcards
Definitie BDD
Body dysmorphic disorder (BDD)= een psychiatrische stoornis met een aanhoudende preoccupatie met waargenomen gebreken in het fysieke uiterlijk.
Bij de stoornis in de lichaamsbeleving is het centrale symptoom de preoccupatie met of een ingebeelde of een kleine onvolkomenheid van het uiterlijk, waaraan de persoon overdreven veel belang hecht. De opvatting heeft niet (voortdurend) de intensiteit van een waan. Dat wil zeggen dat de persoon de mogelijkheid kan erkennen dat het niet zo (erg) is als hij denkt dat het is.
- Lichaamsdeel: Het betreft vaak de neus, huid of haar, maar het kan om ieder lichaamsdeel gaan.
- Preoccupatie: De stoornis in denken varieert van een preoccupatie, een obsessie, betrekkingsideeën (volgens
sommige onderzoeken tweederde van de patiënten) tot zelfs wanen.
- Sociale isolatie: Patiënten zijn vaak sociaal geïsoleerd , praten vaak niet met anderen over hun intrusies, zijn vaak werkeloos en glijden vaak af in een depressie.
DSM III, IV en V verschillen
- DSM-III: beschreef dysmorphopobia, dit is een zorg over je uiterlijk en werd geclassificeerd als atypische
somatoforme stoornis - DSM-IV: noemde het de body dysmorphic disorder, ook hierbij viel het onder de somatoforme stoornissen
o Hier hadden ze criterium 2 niet echt - DSM-V: bij de DSM-V is het criterium dat (1) de gebieden waar de persoon zich zorgen over maakt niet of
nauwelijks zichtbaar zijn voor anderen + (2) dat het individu momenteel (of voorheen) herhaaldelijke gedragingen vertoont (bijv. spiegel checken) in respons op de zorgen van het uiterlijk. (3) De stoornis moet leiden tot klinische significante stress of verslechteringen in functioneren. (4) Ook wordt er onderscheid gemaakt met eetstoornissen, waar de focus alleen ligt op lichaamsvorm en -gewicht. Ook zijn er specificers over inzicht (voor degene met afwezig inzicht/waan overtuigingen) en of het gaat over hoe gespierd je bent toegevoegd. In de DSM-V valt BDD onder obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen
DSM V criteria
BDD werd voorheen ingebeelde lelijkheidssyndroom genoemd. Andere benamingen die BDD heeft gehad zijn:
dysmorphic syndrome, dermatologic hypochondriasis, body dysmorphia en dysmophophobia.
DSM V:
1. Preoccupatie met een of meer vermeende misvormingen of onvolkomenheden in het uiterlijk die door anderen niet waarneembaar zijn, of door hen als onbeduidend worden beschouwd.
2. Op een bepaald moment tijdens het beloop van de stoornis heeft de betrokkene in reactie op de ongerustheid over het uiterlijk repetitieve handelingen verricht (zoals zichzelf controleren in de spiegel, zich excessief uiterlijk verzorgen, aan de huid pulken, of om gerustheid vragen) of psychische activiteiten uitgevoerd (zoals het eigen uiterlijk vergelijken met dat van anderen).
3. De preoccupatie veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
4. De preoccupatie met het uiterlijk kan niet beter worden verklaard door de ongerustheid over lichaamsvet of gewicht bij iemand van wie de symptomen voldoen aan de criteria voor een eetstoornis.
Voorts kan gespecificeerd worden of er sprake is van een
- goed/redelijk realiteitsbesef
- gering realiteitsbesef
- ontbrekend realiteitsbesef/waanovertuigingen
Er kan ook een subtype “met musculodysfore stoornis” worden getypeerd; hierbij heeft een patiënt (ook) de
preoccupatie dat zijn of haar lichaam te smal gebouwd of te weinig gespierd is.
Geassocieerde eigenschappen
- Bij BDD komt vaak schaamte, depressie, angst en suïcide voor.
- BDD wordt vaak beschreven als een stille stoornis omdat patiënten zich vaak te erg schamen om hulp te zoeken, erover te praten en voeren hun rituelen vaak stiekem uit. Daarbij wordt BDD in de meeste klinische diagnostische interviews niet meegenomen
- Inzicht bij BDD ligt op een continuüm: het verschilt per persoon. Het meest verslechterde vorm van inzicht zijn
personen die wanen hebben (volledig ervan overtuigd dat hun uiterlijke gebreken echt zijn en beschrijven zichzelf als eruitziend als een monster). Ook kunnen ze wannen van referentie hebben (dus er heel zeker van zijn dat anderen naar je staren en uitlachen).
Prevalentie
Prevalentie: 1,7 – 2,4%. Deze prevalentie ligt hoger als er gekeken wordt naar de populatie die een cosmetische ingreep hebben gehad (14 – 24,5%).
Komt evenveel voor bij mannen als vrouwen, wel zijn er geslachtsverschillen in welk lichaamsdeel de persoon zich druk maakt. Mannen maken zich meer zorgen om hun geslachtsdeel, lichaamsbouw en dun haar en vrouwen maken zich meer zorgen om hun huid, buik en gewicht
Leeftijd waarop het start gemiddeld 16
- Het volgt vaak een chronisch beloop -> Bewijs van vier jaar durende studie: lage kans op volledig herstel (20%)
en hoge kans op terugval (42%)
differentiaaldiagnose en verschillen
Sociale fobie en vermijdende PD
- Overeenkomst: zelfbewustzijn en angst in sociale situaties
- Verschil: bij BDD komt de angst van negatieve beoordelingen door zorgen over het fysieke uiterlijk. Bij BDD zijn er dwang gedragingen aanwezig. Sociale fobie: meer algemene angst over eigen persoon (stom, saai, niet intelligent etc.)
Depressie
- Verschil: bij BDD hebben ze prominente obsessies en dwang gedragingen
OCD
- Overeenkomst: dwang en obsessie
- Verschil: bij BDD is er focus op uiterlijk, slechter inzicht, verschillende comorbiditeit patronen en meer suïcide
- Ziekte-angst stoornis: echt om angst voor ziekte | BDD is angst om uiterlijk niet uit te zien
- Anorexia: meer lichaamsvorm/gewicht, angst voor controleverlies daarover (eet pathologie)
- Schizofrenie: meer bizarre wanen (een been langer dan ander, of helemaal opgezwollen)
Cognitieve mechanismes onderliggend aan psychopathologie
Biases in waarneming, interpretatie en geheugen van uiterlijk-relevante stimuli
Abnormaliteiten in holistische verwerking, set-shifting en selectieve aandacht
–> focus kleine details ipv groter geheel (Figuur van Rey en local global test)
–> neuro imaging: overwicht linkerzijde activatie in frontale, temporale en pariëtale gebieden, mbt analytisch, lokale verwerking. Rechterzijde: holistische/globale verwerking
-Selectieve visuele aandacht, focus negatieve uiterlijke kenmerken
-Zelfgerichte aandacht(focus op interne zelf relevante gedachten/gevoelens/percepties ipv extern)
–> zonder BDD meer stress bij langer spiegel kijken tov kort. Met BDD geen verschil. Conclusie: andere manier van naar zichzelf kijken.
Maladaptieve beliefs mbt uiterlijk bij expliciete en impliciete verwerkingslevels
- Expliciet; andere beoordelen als aantrekkerlijker
- Impliciet: IAT- Geen verschil. Go-No-Go task: associaties met aantrekkelijk en belangrijk. Verschil in taken; handiger om target taak(gonogo) ipv relatieve vergelijking taak (IAT)
Redeneren en interpretatiebias
-overhaaste beslissingen nemen en moeite met interpreteren van dubbelzinnige info
Geheugenproblemen
- verder onderzoek nodig. bij geheugen taken minder onthouden
Selectieve bedreigingverwerking
- Stroop: afgeleid door cues met emotionele significantie, mbt schoonheidsideaal
Emotionele herkenning fouten
-gezichtsuitdrukkingen foutief interpreteren (echter niet universeel bij BDD)
Cognitief gedragsmodel van BDD
gevoelens en gedrag worden bepaald door de manier waarop een persoon zijn/haar ervaring interpreteert en dat het aanpakken van maladpatieve patronen van denken, beliefs en gedrag de BDD-symptomen zal verbeteren.
(1) Personen met BDD reageren hier anders op dan gezonde mensen: ze reageren op een biased manier waardoor ze selectieve aandacht hebben voor bepaalde aspecten van hun uiterlijk en maken hier maladaptieve interpretaties over.
o Verschil tussen BDD en gezonde mensen is dus hun reactie op de negatieve gedachten
o Onderbouwing vanuit klinische observaties en cognitieve onderzoeken (alle aspecten)
(2) Deze maladaptieve interpretaties triggeren distressende gevoelens (angst, schaamte, depressie)
(3) De persoon probeert deze negatieve emoties te reguleren -> leidt tot maladaptief gedrag zoals rituelen van
checken, fixen of het gebrek verbergen en vermijden van sociale situaties, personen of plekken die deze negatieve emoties opwekken
Het model erkent ook de invloed van pathogene etiologische factoren die impact kunnen hebben op beide cognitieve en emotionele reacties op de waargenomen gebreken: levensgebeurtenissen, persoonlijkheid en overtuigingen, genen
CGT
- psychoeducatie
-activatie voor CGT
-Cognitieve interventies: dus uitdagen van vervormde beliefs etc. Cognitieve herstructurering target de negatieve interpretatie bias door het overwegen van alternatieve mogelijkheden over hun observaties
-Mindfulness/perceptueel opnieuw trainen: om ze zo te leren om een meer globale blik aan te nemen en minder
op de details te focussen. Er wordt geleerd om hun uiterlijk te observeren en beschrijven op een mindful,
holistische en niet-beoordelende manier. Ook wordt hier gevraagd om uiterlijk fix gedrag te vermijden. Ook leren ze om hun aandacht aan te passen als ze interacteren met anderen -> niet alleen andermans uiterlijk vergeleken met dat van hunzelf maar ook focussen op andere aspecten van anderen + de omgeving
-Exposure en rituele vermijding:
-Terugvalpreventie
-Modulaire interventies; : (a) dwangmatig huidplukken en haren trekken, (b) gespierdheid/vorm/gewicht, (c) cosmetische behandeling zoeken, en (d) stemmingsbeheersing.
Eye tracking studie van aandachtsbias bij BDD (Greenberg, 2014)
Onderzoek suggereert dat emotionele verwerkingsverschillen bij BDD kunnen worden gemoduleerd door visuele verwerkingsbias.
Deze studie onderzoekt met behulp van eye tracking hoeveel tijd BDD-patiënten besteden aan het bekijken van kenmerken van hun eigen gezicht en een onbekend gezicht, en onderzoekt de relatie tussen deze aandachtsbias, distress en BDD-symptomen.
De discussie benadrukt dat BDD-patiënten meer aandacht besteden aan hun eigen negatieve kenmerken en kritisch vergelijken met anderen, terwijl gezonde controles zich meer richten op hun positieve eigenschappen.
Leeftijd en geslacht blijken moderators te zijn van deze aandachtsbias. De resultaten laten zien dat oudere BDD-patiënten minder negatieve aandacht hebben voor hun uiterlijk, terwijl oudere gezonde mensen juist meer negatieve aandacht tonen. Bij mannen met BDD werd een positievere aandachtsbias gevonden dan bij vrouwen, terwijl gezonde mannen juist een negatievere bias hadden dan gezonde vrouwen. Dit wijst op mogelijke verschillen in coping-stijlen tussen mannen en vrouwen bij het omgaan met lichaamsbeeldproblemen.
De relatie tussen de aandachtsbias en symptoomernst is echter niet consistent gevonden.
Therapieën voor BDD zijn gericht op perceptuele hertraining en spiegelexposure. Eye tracking studies kunnen helpen bij het evalueren en verbeteren van deze interventies.
Spiegelstudie (Windheim, 2011)
Spiegels kunnen als een trigger werken bij mensen met BDD, wat leidt tot verhoogde zelf gefocuste aandacht en geassocieerde distress.
Het doel van de studie was om te onderzoeken of blootstelling aan een spiegel leidt tot een toename van uiterlijk-gerelateerde distress en zelffocus bij mensen met BDD vergeleken met controles, en of langdurig staren naar de spiegel meer distress en zelffocus veroorzaakt dan kort kijken.
De discussie concludeert dat:
zowel mensen met als zonder BDD een toename in distress en zelffocus ervaren wanneer ze in de spiegel kijken.
Mensen met BDD rapporteren minder zekerheid over hun uiterlijk en hebben de neiging om langer in de spiegel te kijken en tegelijkertijd het vermijden ervan te willen.
Hoewel de studie de verwachte veranderingen in zelfbeeld bij BDD-patiënten na het staren in de spiegel niet vond, suggereert het toch dat hun reacties niet uniek zijn voor de stoornis.
De bevindingen ondersteunen een trend in cognitieve therapie voor BDD om meer te focussen op gedragscomponenten en reacties op negatieve percepties, in plaats van alleen op de inhoud ervan.
Het normaliseren van ervaringen en het benadrukken van gedragsverandering als onderdeel van herstel kan worden overwogen in de behandeling van BDD.
Review BDD en cosmetische behandeling uitkomsten (Bowyer, 2016
76% van de BDD-patiënten ondergaan cosmetische ingrepen, maar het merendeel lijkt slechte uitkomsten(78% vrou en 61% man) te ervaren na deze ingrepen. Er zijn echter beperkte gegevens die suggereren dat sommige individuen met milde BDD mogelijk baat hebben bij cosmetische ingrepen.
Over het algemeen suggereren de bevindingen dat cosmetische ingrepen weinig door de patiënt gerapporteerde tevredenheid opleveren en vaak gepaard gaan met slechte resultaten. Terwijl sommige studies positieve resultaten voor specifieke groepen BDD-patiënten suggereren(bij milde tot matige BDD), blijven methodologische beperkingen een robuuste conclusie bemoeilijken. Ongewenste voorvallen na cosmetische behandeling bij BDD: geweld/agressie jegens professionals, meerdere (onomkeerbare) operaties, zelfchirurgie(bijv. nieten hoofdhuid), suïcidaal na operatie(let op, niet systematisch gevolgd).
Ondanks gevarieerde bevindingen en beperkt onderzoek, lijken cosmetische behandelingen over het algemeen ineffectief voor BDD.
Klinisch gezien benadrukt dit overzicht het belang van het screenen op BDD voor cosmetische ingrepen en pleit het voor nauwere samenwerking tussen cosmetische en psychiatrische professionals.
BDD en cosmetische chirurgie + beleid + risico’s (Higgins en Wysong, 2018)
Mensen met BDD ondergaan vaak cosmetische ingrepen, maar hebben vaak onrealistische verwachtingen en ervaren weinig tevredenheid na de procedure.
Voorheen BDD als contra-indicatie. De ernst van BDD kan variëren, en terwijl sommige patiënten(matig/milde BDD) mogelijk baat hebben bij een cosmetische ingreep, wordt voor anderen een operatie afgeraden.
Het is belangrijk om voorafgaand aan een operatie een grondige screening uit te voeren om de geschiktheid van de patiënt te bepalen en eventuele wettelijke complicaties te voorkomen. Als er uit deze screening een BDD-diagnose komt moet een multidisciplinair team worden ingezet om de diagnose te bevestigen en moeten bepaalde behandelingen overwogen worden.
Demografische gegevens BDD (leeftijd, man-vrouw)
Bij 80% van de BDD-gevallen ontstaan symptomen voor de leeftijd van 18 jaar.
Het lijkt meer voor te komen bij vrouwen, maar uit bepaalde onderzoeken komt naar voren dat het ongeveer gelijk verdeeld is over mannen en vrouwen.
De meeste BDD-patiënten zijn bezig met 3 tot 4 lichaamsdelen, dit kan leiden tot obsessief denken en compulsief gedrag dat dagelijks functioneren onderbreekt
Etiologie
Psychologische en fysiologische factoren -> 69% van BDD-patiënten rapporteert ervaringen van gepest/ geplaagd zijn. De opmars van social media speelt hier zeker een rol bij (cyberpesten). De vatbaarheid voor deze externe bronnen kunnen afhankelijk zijn van verschillende factoren, zoals persoonlijkheid/ temperament, coping strategieën en sociaalecologische factoren.
Onbewuste misplaatsing van emoties zoals schuld, minderwaardigheid en een slecht zelfbeeld.
Fysiologische verklaringen gaan in op verstoorde emotionele input als een kind, aanpassingen in neurochemische milieu in het brein veroorzaakt door ontstekende mediators na medische ziekte
en frontale kwab atrophy.