Taak 2 Chronische pijn Flashcards
Pijn
Pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring die al dan niet verband houdt met actuele of potentiële weefselbeschadiging, of wordt beschreven in termen van zo’n beschadiging. (IASP, 1986)
Nociceptie
Nociceptie of pijnzin is het vermogen van een organisme om weefselbeschadigingen of dreigende weefselbeschadiging waar te nemen. Ookwel; subjectieve pijn beleving. Het woord nociceptie komt van het Latijnse woord nocere (schaden, kwetsen). Waarnemen met dit zintuig heet pijn voelen.
Nociceptie:
1. Transductie: De prikkeling van de perifere nociceptoren
2. Transmissie: Het overbrengen van de prikkel via het ruggenmerg naar de hersenen
3. Perceptie: Het herkennen in de hersenen van de prikkel als pijn
4. Modulatie: De terugkoppeling van de hersenen naar het weefsel waar de prikkel optreedt
Fear Avoidance Model (Figuur 1)
Definitie: Het Fear Avoidance Model (FAM) is een theoretisch model dat wordt gebruikt om pijnonderzoek en behandeling te sturen. Het beschrijft de reeks gebeurtenissen na pijn die als bedreigend wordt ervaren.
Acquisitie en generalisatie: Angst is een anticiperende emotionele reactie op onmiddellijke dreiging. Neutrale signalen die verband houden met pijn kunnen beschermende angstreacties uitlokken, die kunnen verschillen van ongeconditioneerde reacties zoals onmiddellijke ontsnapping uit pijnstimulus.
Chronische pijn: Kan ontstaan wanneer pijn gerelateerde angst en vermijding aanhouden, zelfs na genezing, of wanneer beschermende reacties generaliseren naar nieuwe situaties.
Vermijdingsgedrag: Openlijk of verborgen gedrag dat de ontmoeting met aversieve stimuli voorkomt of uitstelt. Het kan activiteitenbeperkingen veroorzaken en negatief affect in stand houden.
Pijn in context: De uiting van pijn gerelateerde angst en vermijdingsgedrag is afhankelijk van de context. Prioriteiten kunnen verschuiven afhankelijk van andere levensdoelen en emoties.
Uitdoving van pijn-gerelateerde angst: Remmende reacties kunnen worden geleerd door blootstelling aan prikkels die eerder werden vermeden. Uitdoving is kwetsbaar en contextafhankelijk.
Traditionele vs moderne visie op pijn
Traditionele visie: Pijn wordt gezien als een signaal van het lichaam dat er iets mis is, en het zoeken naar een oorzaak om dit op te lossen staat centraal.
Moderne visie op pijn, Wat is het bottom-up proces in de moderne visie op pijn?
Pijnprikkels worden alleen naar de hersenen doorgegeven als de drempelwaarden in de transmissieneuronen van het ruggenmerg worden overschreden.
Moderne visie op pijn:
-Prefrontale cortex speelt rol in regulatie van pijnervaring door aandacht, verwachtingen en her-evaluatie.
-Beperkingen van het traditionele medische model, dat een lineaire stimulus-pijn-gedrag keten veronderstelt.
-Interpretatie van prikkels bepaalt pijnervaring; zelfde stimulus kan verschillende pijnniveaus veroorzaken.
-Definitie van pijn gaat verder dan alleen lichaamsschade; het omvat een complexe sensorische en emotionele ervaring.
-Bio-psycho-sociaal model erkent pijn op meerdere niveaus: individueel, gezins-, maatschappelijk en cultureel.
Wat is het experiment van Arntz & Claasens (2005) en wat toont het aan? (staaf -25)
En wat zegt dit over het verband tussen cognities en pijn-gerelateerd gedrag?
Het experiment toont aan dat dezelfde stimulus door cognitieve processen een andere betekenis kan krijgen, wat de pijnervaring beïnvloedt. Groep A instructie koud, Groep B instructie Warm –> groep B rapporteerde meer pijnbeleving door associaties
Traditionele view wordt hiermee ontkracht -> pijn is dus niet alleen een signaal van het lichaam om aan te geven dat er iets beschadigd is
Het gedrag dat mensen vertonen tegen pijn wordt vaak meer beïnvloed door hun interpretatie van de pijn dan door de daadwerkelijke schade.
Wat is het vrees-vermijdingsmodel/ Fear avoidance model en waar draait het om?
Fear-Avoidance modellen gaan ervan uit dat mensen die pijn catastroferen een verhoogde angst voor pijn ontwikkelen, wat leidt tot vermijdingsgedrag dat op korte termijn de pijn vermindert maar op lange termijn leidt tot meer beperkingen en een neerwaartse spiraal van pijnervaring.
Het vrees-vermijdingsmodel draait om het vermijden van activiteiten uit angst voor pijn, wat vaak beperkender is dan de pijn zelf.
Wat mensen proberen te doen tegen de pijn, is vaak beperkender dan de pijn zelf.
Graded activity
Graded activity richt zich op het positief bekrachtigen van gezond gedrag, verhogen van activiteitenniveau. Basis van gedragstherapie. Hierbij wordt uit gegaan dat gedrag staat onder invloed van de consequenties die op dit gedrag volgen: operante benadering. Bijv. Als je in een warm bad gaat en de pijn neemt af, dan zul je steeds vaker in dat bad gaan en rust gaan nemen.
Klassieke en operante conditionering
Klassieke conditionering is de relatie tussen prikkels waar je minder vat op hebt en operant leren gaan over een
respons waar je zelf invloed op hebt.
Operant leren verwijst naar een vorm van leren waarbij gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen die volgen op dat gedrag. Hier zijn de verduidelijkingen van de termen die je hebt genoemd:
Positieve straf (+ Neg): Dit betekent dat er iets negatiefs wordt toegevoegd na het vertonen van bepaald gedrag, met als doel om dat gedrag minder waarschijnlijk te maken in de toekomst. Bijvoorbeeld, als iemand pijn ervaart (het negatieve), nadat hij een bepaalde activiteit heeft uitgevoerd, en hij stopt met die activiteit om de pijn te verminderen, dan wordt het stoppen met die activiteit positief gestraft.
Negatieve straf (- Pos): Dit betekent dat er iets positiefs wordt weggenomen na het vertonen van bepaald gedrag, waardoor dat gedrag minder waarschijnlijk wordt in de toekomst. Bijvoorbeeld, als iemand stopt met rusten en weer begint met activiteiten (het positieve), nadat de pijn is verminderd, dan wordt het hervatten van de activiteiten negatief gestraft.
Positieve bekrachtiging (+ Pos): Dit betekent dat er iets positiefs wordt toegevoegd na het vertonen van bepaald gedrag, waardoor dat gedrag waarschijnlijker wordt in de toekomst. Bijvoorbeeld, als iemand na het uitvoeren van een bepaalde activiteit beloond wordt met rust (het positieve), dan wordt het vertonen van die activiteit positief bekrachtigd.
Negatieve bekrachtiging (- Neg): Dit betekent dat er iets negatiefs wordt weggenomen na het vertonen van bepaald gedrag, waardoor dat gedrag waarschijnlijker wordt in de toekomst. Bijvoorbeeld, als iemand stopt met het vermijden van activiteiten (het negatieve), nadat de pijn is verminderd, dan wordt het vermijden van die activiteiten negatief bekrachtigd.
Generalisatie in de leertheorie, geef een voorbeeld
Generalisatie is een belangrijke term in de leertheorie: kratje optillen –> rugpijn –> angst –> niet meer tillen –> misschien ook niet meer bukken –> etc etc. breidt zich uit naar stimuli die erop lijken.
Sensitisatie
Sensitisatie: als de pijn omhoog gaat terwijl die niet bekrachtigd wordt -> biologisch effect
fenomeen waarbij het zenuwstelsel overgevoelig wordt voor pijnprikkels, wat resulteert in een verhoogde pijngevoeligheid. Wanneer sensitisatie optreedt, kan zelfs een milde prikkel die normaal gesproken geen pijn veroorzaakt, resulteren in een sterke pijnreactie.
Exposure in vivo
Exposure in vivo is gericht op het wijzigen van catastrofale cognities en inhiberen van belemmerende angst.
Bij deze groep zit er nog een angst voor pijn erachter. Deze pt melden zich vaak met beperkingen -> ergens komt het besef dat ze beperkt functioneren hebben. Hierbij gaan ze kijken naar activiteiten die mensen deden voor de pijnklachten (100% functioneren). Dan kijken ze naar huidig niveau van activiteiten -> vaak een stuk minder. Het andere deel bestaat uit beperkingen -> zijn bewegingen en activiteiten die de patient vermijdt -> angst. Heel zeldzaam, maar er kan ook bij begrepen chronische pijn een deel zijn die de pt écht niet mag doen (schroeven in rug na operatie)
geleidelijke confrontatie met de CS staat centraal. Pt denkt dat er iets heel ergs gebeurt (=mismatch), real-life blootstelling aan gevreesde activiteit/beweging moet ervoor zorgen dat de mismatch ontkracht wordt (=doel)
–> Nieuwe visie: Grotere stappen in exposure hebben het meeste effect -> zo maak je mismatch zo groot mogelijk
–> Doel is dus dat de pt gaat ervaren dat de negatieve verwachtingen niet optreden
–> Dit doet men a.d.h.v. gedragsexperimenten. Deze toetsen de juistheid van irreële cognities (verwachting/gedachte). Oude gedachtenspoor zal niet verdwijnen, maar deze moet onderdrukt worden door een nieuwe -> waardoor inhibitie de bovenhand gaat krijgen
Overeenkomsten en verschillen exposure en Graded activity
Overeenkomsten Exposure en GS
- Beide zijn gedragsmatige behandelingen met roots in de psychologie
- Beide behandelingen kijken vanuit BPS-visie. Uitgangspunt dat pijn niet bepalend hoeft te zijn in functioneren
- Doel van beide is verbetering van het activiteitenniveau en afname van functionele beperkingen
- WO laat zien dat beide effectief zijn
Graded Activity doel = verbetering van het activiteitenniveau en afname functionele beperkingen door positief bekrachtigen van gezond gedrag en functionele mogelijkheden
- Rationale uitleggen: uitleg over ontstaan vermijdingsgedrag. Negatieve gevolgen lange termijn worden benoemd. Positieve gevolgen van het oppakken van activiteiten
- Techniek: puur gedragstherapie. Operante conditionering. Positieve bekrachtiging. Identificatie bekrachtigers.
Quota afspreken (werken naar doel van pt. In stappen die pt ziet zitten). Successieve approximatie
Exposure in vivo doel = verbetering van het activiteitenniveau en afname functionele beperkingen door wijzigen van catastrofale cognities en inhiberen van belemmerende pijn gerelateerde angst
- Rationale uitleggen: nadruk op disfunctionele gedachten: uitgaan van mismatch en deze ervaren. Activiteiten die vermeden moeten worden uitgevoerd om juistheid van gedachten te toetsen. Inhibitorisch leren.
- Techniek: CGT. Klassieke conditionering. Extinstie en inhibitie leren. Identificatie angstuitlokkende stimuli. Gedragdsexperimenten
ACT-therapie
Deze therapie gaat meer uit van samenhang tussen verschillende onderdelen (gedrag/emoties/cognities) en is minder gericht op veranderen. Het gaat ervanuit dat activatie van bepaalde knooppunten zorgt voor activatie van het hele netwerk. Kern van
ACT: Er is een natuurlijke neiging om dingen te vermijden die niet fijn zijn, maar interne gebeurtenissen kun je niet vermijden. ACT gaat ervanuit dat pijn en dat hele netwerk van associaties niet te vermijden is voor chronische pijn patiënten en sterker nog het proberen te vermijden van pijn alleen leidt tot meer pijn.
Doel om flexibeler om te leren gaan met alles wat in je innerlijke systeem gebeurt
Behandelstappen exposure in vivo
Stap 1: Cognitief gedragsmatige analyse
Doel: Identificatie van passende behandeling.
Intake gericht op cognities over pijn/bewegen, grootte en rol van pijn-gerelateerde angst en vermijding, en gevolgen op functioneren.
Aanvullend: Afname van vragenlijsten.
Stap 2: Afname Photograph Series of Daily Activities (PHODA)
Doel: Beoordeling van verwachting schadelijkheid en mate van spanning.
Hiërarchie opstellen van activiteiten waar angst betrekking op heeft.
Stap 3: Educatie (zie cirkel; Leeuw, Vlaeyen & Linton)
Doel: Uitleg over de behandeling en delen van visie.
Benadrukken dat verbeteren van functioneren het doel is, niet het verminderen van pijn.
Bespreken van kosten/baten en motivatie van de patiënt.
Stap 4: Exposure in vivo
Doel: Verminderen van angst/beperkingen, en mogelijk pijn en andere lichamelijke klachten.
Gedragsexperimenten uitvoeren om verwachtingen van de patiënt te toetsen.
Wetenschappelijk bewijs: Effectief bij lage rugpijn, whiplash, CRPS-I, en jongeren met pijn.
Vooral effectief wanneer pijn-angst aanwezig is.
Opmerking: Exposure in vivo is vaak effectiever dan graded activity bij behandeling van pijn-gerelateerde angst.
Wat is chronische pijn versus acute pijn?
Chronische pijn kan 3 maanden aanhouden, komt ook vaak terug. Acute pijn is een waarschuwingssignaal voor dreiging of mogelijke lichamelijke schade. Bij chronische pijn is die waarschuwingsfunctie dus niet meer functioneel.
IASP: pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring die al dan niet verband houdt met actuele of potentiële weefselbeschadiging, of wordt beschreven in termen van zo’n beschadiging
Dit breekt los van het biomedische model omdat het ook over de ervaring gaat.
Moderne visie op pijn:
Prefrontale cortex speelt rol in regulatie van pijnervaring door aandacht, verwachtingen en her-evaluatie.
Beperkingen van het traditionele medische model, dat een lineaire stimulus-pijn-gedrag keten veronderstelt.
Interpretatie van prikkels bepaalt pijnervaring; zelfde stimulus kan verschillende pijnniveaus veroorzaken.
Definitie van pijn gaat verder dan alleen lichaamsschade; het omvat een complexe sensorische en emotionele ervaring.
Bio-psycho-sociaal model erkent pijn op meerdere niveaus: individueel, gezins-, maatschappelijk en cultureel.
verschil disease en illness
- Disease (organisch/biologisch)
- Illness (subjectieve ervaring)
Hoe wordt pijn-gerelateerde angst gemeten?
Pijn-gerelateerde angst kan worden gemeten met behulp van vragenlijsten zoals de Fear Avoidance Beliefs Questionnaire (FABQ), Pain Anxiety Symptom Scale (PASS), en Tampa Scale for Kinesiophobia (TSK), evenals afbeeldingen met angst-uitroepende stimuli en interviews.
Wat is extinctie van pijn-gerelateerde angst?
Extinctie van pijn-gerelateerde angst houdt in dat de geconditioneerde angstrespons wordt verminderd door herhaaldelijk blootstellen aan de geconditioneerde stimulus (CS) zonder dat de ongeconditioneerde stimulus (US) volgt, waardoor de angstreactie wordt geremd.