Taak 1 Physical complaints without a cause Flashcards

1
Q

DSM 5 criteria Somatische symptoom stoornis

A

Somatisch-symptoomstoornis (300.82 (F45.1))
A. Een of meer somatische symptomen die verontrustend zijn of tot een aanzienlijke verstoring van het dagelijks leven leiden.
B. Buitensporige gedachten, gevoelens of gedragingen in verband met de somatische symptomen of daarmee samenhangende gezondheidsproblemen, zoals blijkt uit ten minste een van de volgende symptomen
1. Onevenredige en aanhoudende gedachten over de ernst van iemands symptomen.
2. Aanhoudend hoge mate van bezorgdheid over gezondheid of symptomen.
3. Overmatige tijd en energie gewijd aan deze symptomen of gezondheidsproblemen.
C. Hoewel één somatisch symptoom misschien niet voortdurend aanwezig is, is de toestand van symptomatisch zijn aanhoudend (meestal langer dan 6 maanden).

Specificeer indien:
 Met overheersende pijn
 Aanhoudend: ernstige symptomen + lange duur (> 6 maanden)

Specificeer huidige ernst:
 Mild: alleen 1 symptoom van B
 Moderate: 2 of meer symptomen van B
 Ernstig: 2 of meer symptomen van B + één hele ernstige/meerdere somatische klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Somatische symptoomstoornis (SSD) = (in kort)

A

Somatische Symptoom Stoornis (SSS), voorheen bekend als somatoforme stoornis, kenmerkt zich door het ervaren van lichamelijke symptomen die een significante impact hebben op dagelijks functioneren, waarbij de symptomen niet volledig verklaard kunnen worden door een medische aandoening, medicatiegebruik of andere psychische stoornis. > fysieke component

Patiënten met SSS ervaren vaak intense bezorgdheid (lijdensdruk) over hun gezondheid, die gepaard gaat met excessieve of maladaptieve gedachten, gevoelens en gedragingen in reactie op hun symptomen en gerelateerde gezondheidszorgen. > psychisch & gedragsmatig

Deze stoornissen, waaronder somatische symptoomstoornis en ziekteangststoornis, veroorzaken distress en kunnen sociale, beroepsmatige, academische of andere aspecten van functioneren beïnvloeden.

  • Lijden zit vooral in de ervaring, het feit dat er fysieke klachten zijn maakt het somatisch.
  • Artsen ervaren angst om te misdiagnosticeren; het is moeilijk om dit goed uit te vragen.
  • Hoe omgeving ermee omgaat beïnvloedt hoe de persoon zelf ermee omgaat.
  • Exacte oorsprong niet duidelijk, speculaties over kindertijd, ervaringen etc. (niet evidence based).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prevalentie

A

Ongeveer 50% bezoekt huisarts voor ‘niet verklaarbare’ lichamelijke klachten -> bij meerderheid verdwijnen klachten na geruststelling huisarts -> 15-25% krijgt een diagnose SSD
 Exacte prevalenties zijn lastig omdat het lastig te meten is door o.a. onder diagnose, comorbiditeit, dominante
klachten
 Diagnose is een moeilijk en lang proces -> SSD diagnose is meestal ‘eindpunt’ van lange medische weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ziekte-angststoornis - wat is het, DSM 5 criteria, prevalentie

A

Mensen met hypochondrie (ziektevrees) denken voortdurend een ernstige aandoening te hebben. Zij zijn continu alert op hun lichaam, voelen van alles en interpreteren relatief onschuldige symptomen (zoals hoofdpijn of een plekje op de huid) als een uiting van een ernstige ziekte. Hierdoor raken ze angstig, die niet of nauwelijks weggenomen kan worden, ook niet door artsen.

DSM-5 criteria
A. Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte.
B. Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig, of als dit wel het geval is, slechts in lichte mate. Als er een somatische aandoening aanwezig is of een hoog risico om een somatische aandoening te ontwikkelen (zoals wanneer een ziekte veel in de familie voorkomt) is de preoccupatie duidelijk excessief of disproportioneel.
C. Er is een hoge mate van angst over gezondheid, en de persoon is gemakkelijk gealarmeerd over de eigen hezondheidstoestand.
D. De persoon vertoont buitensporig gezondheid gerelateerd gedrag (e.g., herhaaldelijk zijn of haar lichaam controleren op tekenen van ziekte) of vertoont onaangepaste vermijding (bv. doktersafspraken en ziekenhuizen vermijden).
E. De preoccupatie met ziekte is al minstens 6 maanden aanwezig, maar de specifieke ziekte waarvoor wordt gevreesd kan in de loop van die periode veranderen.
F. De ziektegerelateerde preoccupatie is niet beter te verklaren door een andere psychische stoornis, zoals somatische symptoomstoornis, paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, morfodysfore stoornis, obsessief-compulsieve stoornis, of waanstoornis, somatisch type.

Specificeer indien
 Zorg zoekend type: veel gebruik gemaakt van somatische zorg in de vorm van artsenbezoeken of het ondergaan van tests en onderzoeken
 Zorg mijdend type: zelden een beroep gedaan op somatische zorg

Prevalentieschattingen zijn gebaseerd op schattingen van de diagnose hypochondriasis. De 1- tot 2-jaarsprevalentie varieert van 1,3-10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoonlijke- en maatschappelijke kost SSD

A

Persoonlijke kost:
 Fysiek lijden
 Sociaal: isolatie, verlies identiteit, rol in gezin
 Psychologisch: comorbiditeit bv. Depressie, angst, vermijding
 Duur: langdurige klachten met daarbij horende beperkingen
 Diagnose: lang en moeilijk traject
 Stigmatisering: onbegrip, frustratie, moedeloosheid

Maatschappelijke kost:
 Ziekte-uitkering, werkonbekwaamheid, gebruik gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Funtionele neurologische stoornis (zie taak 5) - DSM 5

A

Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden
A. Er is een somatisch symptoom of een somatische aandoening (dus geen psychische stoornis) aanwezig).
B. Psychische- of gedragsfactoren hebben een ongunstige invloed op de somatische aandoening op een van de volgende manieren:
a. De factoren hebben het beloop van de somatische aandoening beïnvloed, zoals blijkt uit een sterk chronologisch verband tussen de psychische factoren en de ontwikkeling of verergering of een vertraagd herstel van de somatische aandoening.
b. De factoren interfereren met de behandeling van de somatische aandoening (bijvoorbeeld door een slechte therapietrouw).
c. De factoren leiden tot extra, aantoonbare gezondheidsrisico’s voor de betrokkene.
d. De factoren beïnvloeden de onderliggende pathofysiologie, ze versnellen het ontstaan van symptomen of verergeren deze of maken medische aandacht noodzakelijk.
C. De psychische en gedragsfactoren in criterium B kunnen niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis (zoals een paniekstoornis, een depressieve stoornis een posttraumatische stressstoornis).

Voorts kan de actuele ernst gespecificeerd worden
 Licht: Vergroot het somatsiche risico (zoals bij inconsequente therapietrouw bij een antihypertensiebehandeling).
 Matig: Verergert de onderliggende somatische aandoening (bijvoorbeeld wanneer astma wordt verergerd door angst).
 Ernstig: Resulteert in een ziekenhuisopname of bezoek aan een spoedeisende-hulppost.
 Zeer ernstig Resulteert in ernstig, levensbedreigend risico (zoals het negeren van de symptomen van een hartaanval).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Factitious Disorder – Nagebootste stoornis - DSM 5

A

Psychose moet uitgesloten zijn voordat nagebootste stoornis kan worden gediagnosticeerd.

Factitious Disorder – Nagebootste stoornis

Nagebootste stoornis opgelegd aan zichzelf (vroeger Münchausen syndroom)
A. Het voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekkken van verwonding of ziekte, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding
B. De persoon doet zichzelf aan anderen voor als ziek, gehandicapt of gewond.
C. Het bedrieglijke gedrag is duidelijk, zelfs in de afwezigheid van duidelijke externe beloningen.
D. Het gedrag is niet beter te verklaren door een andere psychische stoornis, zoals een waanstoornis of een andere psychotische stoornis.
Er kan gespecificeerd worden of er sprake is van
- Eenmalige episode
- Recidiverende episodes (twee keer of meer)

Bij malingering wil je er wel wat uit halen, hier hoeft dat niet per se
 Dit is de 3e casus -> hier is een extern doel

Factitious Disorder Imposed on Another (voorheen Factitious Disorder by Proxy)
A. Vervalsing van lichamelijke of psychische tekenen of symptomen, of het opwekken van letsel of ziekte, bij een ander, gepaard gaande met vastgestelde misleiding.
B. De persoon doet een andere persoon (slachtoffer) aan anderen voor als ziek, aangetast of gewond.
C. Het bedrieglijke gedrag is duidelijk, zelfs bij afwezigheid van duidelijke externe beloningen.
D. Het gedrag is niet beter te verklaren door een andere geestelijke stoornis, zoals een waanstoornis of een andere psychotische stoornis.
Opmerking: De dader, niet het slachtoffer, krijgt deze diagnose.
Er kan gespecificeerd worden of er sprake is van
- Eenmalige episode
- Recidiverende episodes (twee keer of meer)

Prevalentie
De prevalentie is onbekend. Onder patiënten in een ziekenhuisomgeving wordt geschat dat ±1% van de personen voldoet aan de criteria voor een factitious disorder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anders gespecificeerde somatische symptoom en verwante stoornis en Ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis

A

Anders gespecificeerde somatische symptoom en verwante stoornis
Voldoet net niet aan bovenstaande criteria. Voorbeelden:
A. Kortdurende somatische symptoomstoornis: duur symptomen is minder dan 6 maanden
B. Kortdurende ziekte-angststoornis: duur symptomen minder dan 6 maanden
C. Ziekte-angststoornis zonder excessieve gezondheidsgerelateerde gedragingen: criterium D wordt niet voldaan
D. Pseudocyese valse overtuiging: Een onjuiste overtuiging van zwanger zijn die wordt geassocieerd met objectieve tekenen en gerapporteerde symptomen van zwangerschap

Ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis
Deze classificatie is van toepassing op klinische beelden waarbij symptomen die kenmerkend zijn voor een somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis klinisch significante lijdensdruk of beperkingen veroorzaken in het sociale of
beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen, maar die niet volledig voldoen aan
de criteria voor een van de stoornissen in de categorie somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis. De
classificatie ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of verwante stoornis moet niet worden gebruikt, tenzij in
overduidelijk ongebruikelijke situaties waarin er onvoldoende informatie is om een specifiekere classificatie te kiezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functionele somatische syndroom (FSS) (bon Barsky 1999) en uitleg cyclus van symptoomversterking met psychosociale factoren die de cyclus versterken

A

Syndromen gekenmerkt door symptomen, lijden en onvermogen zonder aanwijsbare lichamelijke abnormaliteit. Deze syndromen zijn bestendig tegen geruststelling, uitleg en standaardbehandeling.

Een cyclus waarbij gewone symptomen onterecht worden toegeschreven aan ernstige afwijkingen, verergerd door vier psychosociale factoren zoals;
(1) de overtuiging dat men een ernstige ziekte heeft;
(2) de verwachting dat de aandoening waarschijnlijk zal verergeren;
(3) de “zieke rol”, inclusief de effecten van rechtszaken en compensatie;
(4) de alarmerende afschildering van de aandoening als catastrofaal en onbekwaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe komt het dat mensen met FSS tegenwoordig minder gerustgesteld zijn met een negatieve uitkomst op medische testen?

A

Autoriteiten van dokters is verminderd
massa media heeft veel invloed
economische, juridische en politieke betrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epidemiologie van FSS?

A

FSS begint vaak bij kleine groepen mensen die nauw contact hebben -> blijkt dat verspreiding verloopt langs lijnen van
intermenselijke communicatie, kennis en bekendheid, alsook van fysieke nabijheid van of blootstelling aan de vermoede “ziekteverwekker”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het biopsychosociale model? Hoe werkt het?
Achtergrondinformatie vanuit biomedische/\ en psychiatrie
Bronnen: Engel, Barsky & Borus, Murray

A

Het biopsychosociale model benadert gezondheid en ziekte als het resultaat van een complexe interactie tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Het erkent dat factoren zoals genetica, gedachten, emoties, gedragingen, cultuur, socio-economische omstandigheden en milieu allemaal bijdragen aan iemands gezondheidstoestand. Dit model biedt een meer holistische kijk op ziekte en gezondheid dan het traditionele biomedische model, dat zich voornamelijk richt op biologische aspecten.

  • Achtergrond kennen (vanuit biomedisch en psychiatrie).
  • Vertaalslag kunnen maken naar artikelen (vanuit welke hoek bekeken).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bronnen: Engel, Barsky & Borus, Murray
Wat zijn biopsychosociale factoren die bijdragen aan SSS?

A

Biopsychosociale factoren die bijdragen aan de ontwikkeling en het voortbestaan van SSS omvatten genetische aanleg, psychologische factoren zoals angst, depressie, en copingstijlen, en sociale invloeden, waaronder familiedynamiek, culturele normen, en ervaringen met het gezondheidssysteem. Stress, traumatische gebeurtenissen en de manier waarop een individu ziektesymptomen interpreteert en ermee omgaat, spelen ook een significante rol.

  • Interactie tussen patiënt en therapeut/arts speelt ook een rol (communicatie).
  • Barsky: psychosociale factoren (cyclisch proces).
  • Taak over conversie: The Town that Caught Tourette’s.
    This documentary is about a small town, Le Roy in New York state, USA, where a group of teenage girls who attended the same high school developed symptoms that looked like Tourette’s syndrome; violent and uncontrollable motor and vocal tics.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Biomedisch model
Problemen
Welke twee alternatieven biedt het biomedische model om gedrag en ziekte met elkaar te verbinden?
Vereisten van een nieuw medische model?

A

Dominant model in de geneeskunde, legt de nadruk op meetbare biologische variabelen voor ziekteverklaring, verwaarloost psychologische, gedragsmatige en sociale dimensies. Gebaseerd op reductionisme(complexe dingen kunnen enkel afgeleid worden van één primair principe) en mind-body dualisme(lichaam en geest gescheiden).

Problemen: Beperkt begrip van ziekte, paradoxen bij het verklaren van symptomen zonder biochemische basis. Benadrukt het belang van aanvullende concepten en referentiekaders voor een volledig begrip van ziekte.

Welke twee alternatieven biedt het biomedische model om gedrag en ziekte met elkaar te verbinden?

De reductionistische benadering: Alle gedragsfenomenen worden geconceptualiseerd in termen van fysisch-chemische principes.
De exclusionistische benadering: Alles wat niet op die manier kan worden verklaard, wordt uitgesloten van de categorie van ziekte, waarbij psychiatrie als een mythe wordt beschouwd.

Een nieuw model moet psychologische, sociale en culturele factoren omvatten, verbinding leggen tussen biochemische processen en klinische gegevens, rekening houden met levensomstandigheden en de arts-patiëntrelatie erkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Systeemtheoretisch Perspectief

A

Alle organisatieniveaus zijn met elkaar verbonden; dit perspectief zou de dichotomie tussen holisme en reductionisme moeten verminderen en de communicatie tussen disciplines verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symptomen worden versterkt en in stand gehouden door psychosociale factoren zoals het geloof dat men ziek is, toekomstverwachtingen, de zieke rol(social label theory)

A

Symptomen worden versterkt en in stand gehouden door psychosociale factoren zoals het geloof dat men ziek is, toekomstverwachtingen, de zieke rol(social label theory; label ziek –> zo behandelen –> moeilijk herstel/ gevangen in ziekterol) en stress/distress(dagelijks en life events).

17
Q

Instructies voor medische behandeling en ondersteuning van patiënten met Functionele Somatische Syndromen (FSS) om valkuilen te voorkomen (5 stappen)

A

Overmatig medisch testen en behandelen: Dit kan iatrogene schade veroorzaken en de symptomen versterken. Artsen moeten voorzichtig zijn bij het uitvoeren van tests om de rol van ziekte niet te versterken.

Zoeken naar psychiatrische stoornissen: Omdat psychiatrische stoornissen vaak voorkomen en behandelbaar zijn, moeten artsen hier actief naar zoeken en patiënten geruststellen dat hun lichamelijke symptomen echt zijn, ondanks een psychiatrische diagnose.

Samenwerkend verband tussen arts en patiënt: Het is essentieel om een vertrouwensband op te bouwen en het lijden van de patiënt te erkennen. Het doel is om symptomen te identificeren en te verlichten, en niet alleen te focussen op genezing.

Gelimiteerde geruststelling: Patiënten mogen gerustgesteld worden dat een medische diagnose is uitgesloten, maar tegelijkertijd moet de nadruk liggen op het begrijpen en omgaan met de symptomen.

Cognitieve gedragstherapie: Wanneer andere strategieën onvoldoende zijn, kan cognitieve gedragstherapie effectief zijn. Het helpt patiënten om hun overtuigingen en verwachtingen te herzien en hen te ondersteunen bij het omgaan met hun symptomen.

Deze benaderingen bevorderen een holistische aanpak en kunnen bijdragen aan het verbeteren van de functionele status van de patiënt.

18
Q

Malingering

A

Hierbij doet iemand bewust alsof hij/zij een ziekte of beperking heeft, of overdrijft bestaande symptomen, met als doel het verkrijgen van concrete voordelen, zoals financiële compensatie, het vermijden van werk of juridische verantwoordelijkheid. Malingering wordt onderscheiden van factitious disorders (nagebootste stoornis) door de aanwezigheid van deze externe prikkels. > externe motivatie

19
Q

Problemen bij behandelen/diagnosticeren van SSD

A

-Somatische klachten worden vaak toegeschreven aan organische ziekten, maar diagnostische en therapeutische benaderingen variëren sterk tussen medische velden.

-Onsuccesvolle behandelingen leiden tot frustratie bij patiënten, wat leidt tot moeilijk te behandelen gevallen met hoge kosten.

-De afwezigheid van een duidelijke organische pathologie die de symptomen verklaart, bemoeilijkt de behandeling.

-Ongevoelig voor gebruikelijke medische behandelingen –> oorzaak in omgeving (zelfdiagnostiek), elimineren van ziektes niet helpend. Vicieuze cirkel patiënten, ineffectieve behandeling leidt tot intensivering van zorg/klachten

20
Q

Etiologie van verklaringsmoddelen

A

 Vroege psychodynamische modellen gingen uit van top-down mechanismen waarbij psychogene activaties van
perifere fysiologie (psychologische/sociale activatie vanuit externe bronnen (denk ik) dus jeugdtrauma ofzo)

onderliggend waren aan langdurige lichamelijke symptomen
 Modellen van de laatste decennia gingen uit van bottom-up mechanismen waarbij perifere input van pijn en
andere sensoren versterkt konden worden door centrale of psychosociale factoren.

 Recentelijk: model van lichamelijke distress heeft als een stoornis in de perceptie terrein gewonnen. Hier wordt
perceptie gezien als evenzeer bepaald door verwachtingen of voorspellingen als door perifere zintuiglijke input

Genetische aanleg, traumatische stressoren, ontwikkelingsstoornis mbt herkennen en reguleren van emoties, culturele invloeden, organische, organische ziekten, stressvolle life-events dragen allemaal bij tot het ontstaan van somatische symptomen.

21
Q

Aandachtpunten bij beginselen behandeling

A
  • Psychotherapieën tonen consistent laag tot matig bewijs van werkzaamheid.
  • Antidepressiva kunnen nuttig zijn bij depressie of overheersende pijn.
  • Vermijd dualistisch denken(mentaal of lichamelijk) en communiceer effectief met de patiënt.
  • Stimuleer een gezonde levensstijl en activiteiten, met symptomatische maatregelen(pijnstillers) indien nodig.
  • Overweeg psychotherapie en multidisciplinaire benaderingen als initiële strategieën onvoldoende zijn.
  • stimuleer meer functionele houdingen en gedragingen zoals positief denken

–> anders trauma stressoren, onderhoudende contextfactoren (huiselijk geweld) beoordelen
–> doorverwijzen
–> integrale zorg

Management van SSD vereist een verschuiving van genezing naar zorg en coping, met aandacht voor biopsychosociale factoren en stapsgewijze zorgbenaderingen.

22
Q

Mogelijke belemmeringen mbt dianose in primaire settingen (SSD). N.a.v. veelvoorkomend en toch onderdiagnosticeren. 5 overkoepende thema’s en 16 categorieën.

A

Murray, (2016). 177 tekst publicaties bekeken waarvan 42 geïncludeerd zijn -> hieruit zijn 379 belemmeringen gevonden welke bestaan uit 77 belemmering-level codes, 16 thematische categorieën en 5 overkoepelende thema’s

De uitdagingen omvatten:

Patiënt-gerelateerde Barrières:
-Communicatie en consultatiegedrag: Patiënten kunnen chaotische of inconsistente verhalen hebben, wat diagnose bemoeilijkt.
-Overheersing van het biomedische ziektemodel: Patiënten verwachten vaak medisch onderzoek en behandeling.
-Perceptie van de eerstelijnszorg als ongeschikt: Patiënten aarzelen soms om psychosociale problemen te bespreken.

Primaire Zorgbeoefenaar (PCP) gerelateerde Barrières:
-Communicatie & overleggedrag: PCP’s gaan niet altijd volledig in op de zorgen van patiënten met Medisch Onverklaarde Lichamelijke Klachten (MUS).
-Overheersing van het biomedische ziektemodel: PCP’s investeren vaak veel tijd in medische onderzoeken.
-PCP -houding ten opzichte van patiënten: PCP’s kunnen de zorg voor dergelijke patiënten als lastig en stressvol ervaren.

Interactionele Barrières:
-Interactionele barrières tussen arts en patiënt: PCP’s voelen zich soms gecontroleerd door MUS-patiënten, en er is vaak geen overeenstemming over de etiologie van de symptomen.

Situationele Barrières:
-PCP - consultatie beperkingen: PCP’s hebben vaak weinig tijd, wat de relatie met patiënten kan beïnvloeden.
-Aard van de symptomen: Somatoforme symptomen zijn vaak van voorbijgaande aard en kunnen overlappen met andere aandoeningen.

Conceptuele en Operationele Barrières:
-Medische ideologie: Het geest-lichaam dualisme is nog steeds aanwezig, wat problematisch is gezien de multifactoriële etiologische modellen.
-Niet perfecte diagnostische instrumenten: Somatoforme stoornissen zijn moeilijk te beoordelen met vragenlijsten en interviews.

Het aanpakken van deze barrières vereist een holistische aanpak, gericht op zowel de attitude van de PCP als conceptuele, situationele en operationele aspecten. Een parallelle benadering van diagnose, waarbij zowel de lichamelijke als psychische componenten gelijktijdig worden onderzocht, wordt aanbevolen.

23
Q

Wat zijn de problemen met het DSM-4 somatoforme stoornis in vergelijking met het DSM-5 somatische symptoom stoornis (SSD)?

A

Het DSM-4 somatoforme stoornis was te strikt gedefinieerd, waardoor de diagnose maar weinig werd gegeven, zelfs bij vaak voorkomende somatische symptomen die niet aan biomedische condities konden worden toegewezen.

Er lag te veel nadruk op het dualisme tussen lichaam en geest, waardoor somatische symptomen werden gezien als afgescheiden van biologische oorzaken.

In de DSM-5 werd een nieuwe diagnostische groep toegevoegd, genaamd Somatic symptoms and related disorders, waarin de SSD werd opgenomen.

Het grootste verschil tussen DSM-4 en DSM-5 is dat het niet meer nodig is dat de symptomen medisch onverklaarbaar zijn. Zodra een somatische klacht als verontrustend wordt ervaren, is criterium A al voldaan, zelfs als slechts één symptoom duidelijk medisch verklaard kan worden.

De DSM-5 richt zich meer op positieve psychologische criteria, waarbij niet alleen wordt gefocust op negatieve criteria zoals het niet-medisch verklaarbaar zijn van symptomen.

De SSD was bedoeld om verschillende diagnoses te omvatten, zoals somatisering stoornis, chronische pijn condities en hypochondrie. Echter, dit leidde tot kritiek vanwege de heterogeniteit van de diagnose en sommige patiënten die niet onder de SSD vielen, maar dat wel zouden moeten. Daarom werden extra diagnoses toegevoegd, zoals de illness anxiety disorder.

24
Q

Wat zijn de kenmerken en kritieken van criterium A en criterium B van de SSD (Somatische Symptoom Stoornis)?

A

Criterium A:
De SSD-diagnose kan worden overwogen zodra er slechts één somatisch symptoom aanwezig is.

Redenering:
Sommige individuen kunnen aanzienlijk lijden onder één symptoom, terwijl anderen prima omgaan met meerdere symptomen.
Vermijdt de term “medisch onverklaarbaar”, omdat de inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid tussen artsen laag is voor het bepalen van de medische onverklaarbaarheid.

Kritieken:
Het volledig elimineren van de eis voor medische onverklaarbaarheid wordt bekritiseerd. Iedereen die psychologisch lijdt onder een symptoom voldoet aan dit criterium, maar de behandelingsbehoeften kunnen verschillen.
Voorbeeld: drie patiënten, elk met verschillende aandoeningen, kunnen onder dit criterium vallen, wat vragen oproept over de universaliteit van de behandeling.
Het aantal symptomen moet worden overwogen, omdat meer symptomen beperkender kunnen zijn en de kans groter is dat de symptomen aanhouden. Het onderscheid tussen één symptoom en meerdere symptomen is van belang voor de geldigheid.

Criterium B:
Voegt positieve psychologische en gedragsmatige kenmerken toe, onderbouwd door bewijs dat het niet alleen om somatische symptomen gaat, maar ook om hoe patiënten hun symptomen en ziektegedrag interpreteren.
Minimaal één van de volgende criteria moet aanwezig zijn:
-Gezondheidszorgen (health anxiety): relevant en belangrijk voor gezondheidszorggebruik, maar niet iedereen met somatische klachten maakt zich zorgen over niet-geïdentificeerde ernstige medische aandoeningen.
-Ongepaste en aanhoudende zorgen over de ernst van de symptomen: vertoont veel overlap met het vorige criterium en is minder empirisch onderbouwd.
-Overmatige tijd en energie besteden aan symptomen en gezondheidszorgen: er is kritiek op de subjectiviteit van “overmatige tijd” en de noodzaak van differentiatie op basis van de ernst van de aandoening.

Het toevoegen van deze psychologische en gedragsmatige kenmerken is ondersteund vanwege hun relevantie bij medisch onverklaarbare symptomen, maar hun rol bij medisch verklaarde symptomen moet nog worden onderzocht.

25
Q

Wat zijn enkele tekortkomingen van de nieuwe diagnose Somatische Symptoom Stoornis (SSD) in de DSM-5?

A

Kort:
* body-mind dualisme (mogelijk stigmatisering factitious)
* onderscheid tussen enkelvoudig vs polysomatisch symptomen
* symptoomdrempel
* termen zijn te moeilijk
* excessiviteit moeilijk te beoordelen
* B-criterium zou meer gedragsmatig moeten zijn (nu voornamelijk emotioneel-psychisch)

Uitgebreid:
Het doel van de nieuwe SSD-term is om vaker en nauwkeuriger te diagnosticeren, maar andere redenen voor onderdiagnose moeten ook worden overwogen, zoals moeilijkheden van artsen bij het uitleggen van SSD aan patiënten of angst voor juridische procedures bij verkeerde diagnose.

Discussie over de term “somatische symptoom stoornis”, waarbij de term “symptoom” als ongepast wordt beschouwd.

Door de brede inclusie van criterium A kunnen veel klinische condities onder de diagnose vallen, wat mogelijk tot overdiagnose leidt doordat het criterium te gemakkelijk wordt vervuld.

De vraag of het volledig verwijderen van de eis voor medisch onverklaarbaarheid juist was, en of een nieuwe formulering beter zou zijn geweest, bijvoorbeeld: “Als er een gediagnosticeerde medische aandoening aanwezig is, zijn de gedachten, gevoelens en gedragingen aanzienlijk meer dan wat men zou verwachten, gezien de aard van de medische aandoening”.

Discussie over de voorgestelde psychologische symptomen van criterium B en of deze de beste zijn.

De verdeling van hypochondrie over twee categorieën: SSD (met vereiste van somatische symptomen) en illness anxiety disorder (waarbij dit niet vereist is), terwijl er verschillen zijn tussen hypochondrie en somatisering, inclusief verschillen in behandeleffecten.

Overweging dat pijnstoornissen mogelijk een afzonderlijke diagnose hadden moeten zijn in plaats van een specifier van SSD.

Bezorgdheid dat factitious disorder (nagebootste stoornis) onder somatische symptomen en gerelateerde stoornissen valt, wat kan leiden tot stigmatisering, omdat er geen bewijs is dat patiënten met functionele syndromen meer nagebootste symptomen vertonen.

Kritiek dat criterium B alleen cognities bevat en bijna geen gedragsmatige factoren omvat.

26
Q

Wat zijn enkele cognitieve-perceptuele processen die betrokken zijn bij Somatische Symptoom Stoornis (SSD)?

A

Somatosensory amplification: Versterkte perceptie van normale lichamelijke sensaties als ernstige symptomen, leidend tot verhoogd bewustzijn van lichamelijke veranderingen en symptomen. –> mogelijkheid tot ontstaan vicieuze cirkel

Top-down factoren: Biases en schema’s die de perceptie van lichamelijke sensaties beïnvloeden. Metingen met weinig lucht en somatische signaal detectietaak. Afleiding verminderd intensiteit van symptoomperceptie.

Catastrofale cognities: Interpretatie van lichamelijke sensaties als tekenen van ernstige ziekten, overdreven focus op pijn, ruminatie en gevoelens van hulpeloosheid.

Hypervigilantie: Overmatige aandacht voor lichamelijke sensaties en ziektegerelateerde stimuli.

Emotieregulatie en vroege aversieve levensgebeurtenissen: Relatie tussen emoties en somatische klachten, en invloed van vroege negatieve levenservaringen op biologische stressreacties(HPA-as).

Hechtingsstijlen: Relatie tussen onzekere hechtingsstijlen en somatische symptomen.

Placebo en nocebo-effecten: Verwachtingen die psychologische en fysiologische aspecten beïnvloeden, relevant voor interventieplanning.
Placebo= dat door verwachtingen je voordeel hebt aan een behandeling
Nocebo= tegenovergestelde van placebo, dus dat je door verwachtingen verminderd of nadelig effect hebt van de behandeling.

27
Q

Hoe is de classificatie veranderd van de DSM-4 naar de DSM-5 met betrekking tot somatoforme stoornissen?

A

Naamswijziging: Van “Somatoforme stoornissen” naar “Somatische symptoom en gerelateerde stoornissen” in de DSM-5.

Classificatieverandering: In DSM-4 lag de nadruk op het ontbreken van een medische verklaring, terwijl DSM-5 meer focust op de aanwezigheid van positieve symptomen en tekenen. Let op: bij conversiestoornis en pseudocysesis blijft ‘medisch onverklaarbaar’ wel een belangrijk onderdeel -> symptomen zijn dan niet consistent met medische pathofysiologie

Verbetering of verslechtering: Verbetering, omdat de nieuwe benaming en focus een breder klinisch beeld bieden en de classificatie niet langer gebaseerd is op het ontbreken van een medische verklaring.

28
Q

Welke specifieke aanpassingen zijn doorgevoerd van DSM-IV-TR naar DSM-5 in de classificatie van somatische symptoomstoornissen?

Zie ook tabel stuvia !

A
  • DSM-IV zat geen psychische component, DSM-V wel.
  • Criterium ‘onverklaarbaar’ is eruit.
  • Excessief erover denken is specifiek DSM-V.
  • Het is nu wat belevingsgerichter en meer “erkend”, niet “we kunnen niets anders vinden, dus…” > steeds meer biopsychosociaal, ipv biomedisch
  • Van 7 naar 5 stoornissen.
  • Hyperchondrie is ziekteangststoornis geworden.

Aanvullend:
Pijn verliest zijn status als aparte categorie en krijgt een plaats naast andere lichamelijke klachten.

Ziekte-angststoornis blijft onder het huidige hoofdstuk, met de veronderstelling dat deze patiënten zich vaker in medische dan in geestelijke gezondheidszorgsettingen bevinden.

Conversiestoornis heeft een voor de meeste patiënten acceptabelere subtitel gekregen, hoewel de nadruk op de onverklaarbare klacht nog steeds aanwezig is.

Hypochondrie wordt opgesplitst in twee categorieën, waardoor er een verwarrende diagnostische drempel kan ontstaan.

Er wordt nog steeds een groot beroep gedaan op het klinische oordeel, wat kan leiden tot subjectieve beoordelingen en mogelijk overdiagnosticering.

29
Q

Wat zijn potentiële problemen die zijn ontstaan door de veranderingen in classificatie van somatische symptoomstoornissen in de DSM-5?

A

Overkoepelende stoornis: De nieuwe diagnose “Somatic Symptom Disorder” is erg breed en kan leiden tot verwarring.

Subjectieve oordelen: Het klinische oordeel speelt een grote rol, wat kan leiden tot overdiagnosticering en pathologisering van alledaagse problemen.

Validiteit: Er zijn zorgen over de validiteit van de nieuwe classificaties, met name met betrekking tot inhoudsvaliditeit en constructvaliditeit.

Stigma: Het feit dat factitious disorder ook onder deze categorie valt, kan leiden tot stigmatisering van de betrokkenen.

30
Q

Rief & Martin geven kritiekpunten:

A
  • body-mind dualisme (mogelijk stigmatisering factitious)
  • onderscheid tussen enkelvoudig vs polysomatisch symptomen
  • symptoomdrempel
  • termen zijn te moeilijk
  • excessiviteit moeilijk te beoordelen
  • B-criterium zou meer gedragsmatig moeten zijn (nu voornamelijk emotioneel-psychisch)
31
Q

Kenmerken biopsychosociaal model

A
  • Holistisch : Gezondheid niet herleidbaar tot afwezigheid van ziekte of organische schade, maar resultaat van interactie tussen fysieke, mentale en sociale factoren
  • Person-centered: verschillen op de diverse niveaus kunnen verantwoordelijk zijn voor individuele ervaring en uiting van ziekte en gezondheid ( geen one-size-fits- all)
  • Preventie-gericht: Inzicht in risico factoren op diverse niveaus en hun wisselwerking nuttig in kader
    van preventie van ziekte en bevorderen van welzijn; niet enkel behandelen van ziekte
  • Systemisch denken ( cf link met training familytherapy ) : interacterende processen binnen en tussen niveaus helpen gezondheid en ziekte begrijpen en verklaren
32
Q

DSM aanpassingen kort

A
  • Vroegere versies : Somatoforme stoornissen
  • 2014: DSM-5: Somatische symptoomstoornis en andere gerelateerde stoornissen (SSD)
  • shift van nadruk medisch onverklaarbare klachten naar aanwezigheid psychologisch lijden en psychologische mechanismen: cognitieve, gedragsmatige, en emotionele reacties op symptomen
    –> samenvoegen subcategorieën
    –> Verplaatsing stoornissen tssn hoofdstukken
  • Hypochondrie, Bodily Dysmorphic disorder
    –> Toevoeging “Related disorders”
  • Functional neurological disorder, factituous disorder,
  • illness anxiety disorder