TAAL onderzoeken Flashcards
Onderzoeken van Rosch
1) Taak 1: typicaliteitsbeoordelingen
2) Taak 2: genereren van eigenschappen
3) Taak 3: toepasbaarheidsbeoordelingen
4) Gewicht toekennen aan iedere eigenschap: aantal keer dat eigenschap bij iedere soort exemplaar als toepasselijk werd genoemd
5) Family resemblance berekenen: hoe groter, hoe meer eigenschappen exemplaar gemeen heeft
6) Correlaties berekenen
+
Correlaties met contrastcategorieën (extra taak 4)
Neuropsychologisch experiment Kolodny (1994) – 2: andere studie ook over amnesiepatiënten
Deel 1: negenpuntenpatronen leren classificeren en daarna herkenningstaak uitvoeren
- Identieke data op vlak van zowel herkenning als classificatie (= eigenlijk replicatie Quire en Knowlton)
Deel 2: categorieleertaak, maar dit keer met schilderijen van onbekende schilders
- Identieke procedure, maar: prestatie van patiënten op zowel classificatie als herkenning veel slechter
=> Besluit: classificatie van puntenpatronen en schilderijen loopt via verschillende processen
- Puntenpatronen kunnen geclassificeerd gebruik makend van impliciet geheugensysteem ➔ wijst op vormen van
impliciete prototypes en dus prototypevisie
- Schilderijen kunnen enkel geclassificeerd worden gebruik makend van expliciet geheugensysteem ➔ wijst op
exemplaargebaseerde categorisatie
=> classificatieproces is dus taakafhankelijk
Dubbele studie met studenten (Engels als moedertaal, Chinees als moedertaal, Spaans als moedertaal)
Opzet
-60 gewone ‘containers’: bottle (fles) of jar (potje) en andere objecten met gemeenschappelijke eigenschappen (flacon, bidon, …)
- Voor Chinese en Argentijnse ppn werd aard van inhoud vermeld (melk, medicijn, …)
Procedure
- Taak 1: sorteren obv gelijkenis, 3 deeltaken (Fysische, Functionele en algemene gelijkenis)
=> Geen verschillen tussen talen in het sorteren ➔ categoriseren = eerste definitie: gelijkenissen identiek gepercipieerd
- Taak 2: benoemen van de container
=> Bij benoeming systematische verschillen
=> Dus: naamcategorie niet enkel gebaseerd op similariteit ➔ probleem prototype- en exemplaarmodellen!
Experiment Ameel, Storms, Malt & Sloman (2005)
Methode
- Deelnemers: Vlamingen – Walen – tweetaligen (met moedertaal Waals – met moedertaal VL)
* Stimuli (van elk verschillende subcategorieën): Bordenset, flessenset
Procedure
- Taak 1: benoemingstaak
- Taak 2: sorteertaak (foto’s sorteren in hoopjes)
- Taak 3: zelfbeoordeling van bekwaamheid
Resultaten
- Eentaligen (VL vs FR): dissociatie benoeming en gelijkenis
- Zelfde gelijkenisoordelen – universeel
- Verschillen in benoeming -taalspecifiek
- Tweetaligen (= antwoord van belang)
-> Benoemingspatronen van tweetaligen komen niet overeen met benoemingspatronen eentaligen
-> Grenzen van categorieën in beide talen van tweetaligen komen beter overeen dan grenzen van categorieën bij eentaligen
=> levert cognitief voordeel, je moet niet alle uitzonderingen van beide talen onthouden
Foneemdetectietaak (Foss, 1970)
-> Worden beide betekenissen geactiveerd?
Ppn moeten op antwoordknop drukken van zodra ze bepaalde letter hoorden
– verschillende zinnen aangeboden
-> “De man passeerde bij de bank voordat hij naar huis ging”
-> “De man passeerde bij de bakker voordat hij naar huis ging”
Resultaat: gemiddeld antwoord 50msec trager in zin waarin ambigu woord aangeboden
Verklaring?
Beide zinnen identiek op woorden bank/bakker na ➔ bank is ambigu en heeft 2 betekenissen, bakker niet
Interpretatie: verwerking van dubbelzinnig woord kost meer tijd dan verwerking eenduidig woord
Maar: ambiguïteit wordt wel snel opgelost – als doelletter pas 2 lettergrepen na gemanipuleerde woorden komt, is er al geen effect meer (mogelijke verklaring voor wrm we intuïtief aanvoelen alsof we niet steeds 2 betekenissen actief houden in ons hoofd)
Cross-modale lexicale beslissingstaak (Swinney, 1979)
-> Verdwijnt ambiguïteitseffect door context toe te voegen?
Auditieve boodschap
“…. niet verbaasd als ze in hun
werkkamer vliegen, spinnen, kakkerlakken of kevers aantreffen”
- Visuele boodschap: meteen als woord ‘kever’ aangeboden krijgt pp een lettercombinatie te zien
-> 1/3 krijgt ‘mier’ te zien ➔ consistent met context van het auditief verhaaltje
-> 1/3 krijgt ‘porsche’ te zien ➔ gerelateerd aan andere betekenis van het ambigue woord
-> 1/3 krijgt woord te zien dat niks te maken heeft ermee
- zo snel mogelijk beslissen of het om een bestaand woord gaat
Resultaten
- Woord meteen aangeboden: RT voor eerste 2 groepen zijn zelfde, maar wel significant korter dan derde
- Er is een primingeffect voor beide betekenissen van dubbelzinnige woord (ondanks context waren wellicht beide woorden al geactiveerd)
- Woord 4 lettergrepen na ‘kever’ aangeboden: enkel nog primingeffect voor woord dat gerelateerd is aan
contextbetekenis van dubbelzinnig woord
=> Dus: de context speelt niet sterk mee, vooral indien de aanbieding meteen gebeurt <-> indien de aanbieding van de visuele prikkel later volgt, lijkt de context wel mee te spelen
Toetsing hypothese dat er exhaustieve activering is van beide betekenissen: dubbelexperiment (Tabossi & Zardon, 1993)
Zowel context als betekenisfrequentie worden gemanipuleerd
Deel 1: cross-modale lexicale decisietaak, auditieve booschap verwijst naar dominante betekenis van ambigu woord
- Dns kregen visuele stimulus te zien bij woord ‘oog’ en moesten zo snel mogelijk aangeven of dit een bestaand woord is of niet
-> Woord gerelateerd aan dominante betekenis (hier de context) (bv. wimper)
-> Woord gerelateerd aan niet-dominante betekenis (bv.garen)
-> Ongerelateerd woord, controleconditie
Resultaat: enkel primingeffect voor ‘wimper’ ➔ wijst op contextafhankelijke activering
__
Deel 2: exact hetzelfde, maar nu verwijst boodschap naar niet-dominante betekenis van ambigu woord (vb. bij het naaien van mijn trui kreeg ik de draad niet door het oog van de naald)
- Ook weer visuele stimuli
Resultaat: zowel priming voor dominante als niet-dominante betekenis
- Als context verwijst naar niet-dominante betekenis, is de activering niet contextafhankelijk
BESLUIT: tegen de drie bovenstaande hypothesen, dit toont aan dat activeringsproces verloopt via een interactie tussen context en frequentie
Woordassociatienetwerken
- De Deyne en Storms 2008
- Internettaak: 3 woorden typen per stimuluswoord (15) dat het eerste bij je opkomt
- Woordassociaties voor meer dan 16 000 woorden
Bevindingen
- Woorden die zich in hun opgebouwd netwerk dicht bij elkaar vonden, werden in beoordelingstaak ook als gelijkender beoordeeld
Probleem: deze methode is dus moeilijk bruikbaar om similariteit tussen eigenschappen te voorspellen
3 verschillende maten van verbondenheid
- associatieve sterkte (as): kans op woord, gegeven clue
- cosinus similariteit: gezamenlijke directe buren maar gebruikt enkel locale structuur
- random walk (rw): gezamenlijke (in)directe buren en gebruikt globale structuur van het netwerk