Taak 5.2 Stemmingsstoornissen Flashcards

1
Q

Stemming

A

subjectief ervaren grondtoon van het gevoelsleven met een zekere constantheid en duur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Emotie

A

relatief plotselinge en kortdurende gevoelstoestand die in relatie staan tot een object of
gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stemmingsstoornis

A

langdurige veranderingen van de stemming in de vorm van ernstige somberheid
(depressie) of in de vorm van een manie. Deze wisseling is buitenproportioneel en veroorzaakt een
aanzienlijk lijden of beperking in het functioneren.

Er wordt onderscheid gemaakt in 3 stoornissen binnen dit spectrum. Echter, in praktijk
blijken stemmingsklachten meer voor te komen op een continue dimensie. Een dimensionele
benadering, in plaats van een opsplitsing, kijkt daarom geschikter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leeftijd

A

cognitieve stoornissen zijn vaak ernstiger bij ouderen met een depressieve
of bipolaire stoornis. Depressie bij ouderen gaat vaker gepaard met microvasculaire
wittestoflaesies, en depressie in combinatie met deze medische risicofactoren
vergroot de kans op cognitieve afwijkingen en dementie (=differentiaaldiganose).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ernst van een depressie;

A

correleert met prestatie op tests naar episodisch geheugen,
executief functioneren en informatieverwerkingssnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Comorbide

A

alcohol- en drugsmisbruik invloed op cognitieve vermogens, maar
verklaard niet alle cognitieve afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Depressie met psychotische kenmerken

A

gaat samen met ernstigere cognitieve
problemen in informatieverwerkingssnelheid, volgehouden aandacht, hogere
executieve functies en verbaal geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De ernst van de cognitieve stoornissen

A

correleert met de ernst van de stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Depressieve stoornis (unipolaire depressie) volgens DSM-IV

A

als er gedurende twee weken of langer
sprake is van een depressieve stemming of verlies in belangstelling voor activiteiten en minimaal vier
van de overige symptomen aanwezig zijn.

Overige symptomen:
 Gevoelens van waardeloosheid of schuld;
 Angst;
 Prikkelbaarheid en agitatie;
 Vermoeidheid en energieverlies;
 Herhaald denken aan de dood;
 Verandering in eetlust en lichaamsgewicht;
 Slaapproblemen;
 Psychomotorische agitatie of remming;
 Verminderd libido;
 Psychotische verschijnselen (bij ernstige depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Epidemiologie

A

duurt 8 maanden, meer bij vrouwen, 40% na 2 jaar recidive, bij herhaalde
recidive is er een kans op een chronisch beloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prevalentie

A

1/7 mensen krijgt een depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cognitieve stoornissen

A

staan op de voorgrond (vooral tijdens depressieve episoden), zoals
stoornissen in:
 Nadenken, concentreren, beslissingen nemen, redeneren en onthouden;
 Globale informatieverwerking;
 Psychomotorische snelheid en reactietijd;
 Declaratief geheugen;
 Selectieve en volgehouden aandacht;
 Geheugenproblemen (bij chronisch beloop ziekte);
 Executief functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly