Taak 1.1 Historische mijlpalen Flashcards
Franz Joseph Gall
Andere benadering; er is een groot aantal mentale organen, gelegen in de grijze schors van de hersenen
Hij wilde een nieuwe psychologie ontwikkelen op basis van zijn inzichten over de bouw en functie van de hersenen. Dit noemde hij Organologie of Kraniologie (schedelleer)
Hij veronderstelde dat:
- Alle psychologische functies zijn aangeboren
- Al die functies zijn een eigenstandig orgaan
- De functies aan de buitenkant van de hersenen zitten (cortex)
- Er sprake was van onafhankelijke functies
- Mensen kunnen verschillen in aanleg voor bepaalde functies. Als een functie beter is, is deze beter georganiseerde en groter in omvang.
- De organisatie van het orgaan bij iedereen gelijk was, het zit op dezelfde plaats en wordt alleen groter of kleiner naar gelang de aanleg.
Op basis van een knobbel lokaliseerde hij alles, maar ook maakte hij gebruik van de effecten van hersenbeschadiging.
Paul Broca
In 1861 werd de discussie van lokalisatie opnieuw gevoerd nadat Paul Broca aldaar de hersenen had getoond van een zijn patiënten waarop te zien was dat taal aan de voet van de derde frontaalwinding zit
In 1865 poneerde hij de stelling dat we met de linkerhersenhelft spreken.
John Hughlings-Jackson in Londen, stelde dat Broca de plaats van een laesie die leidt tot een specifieke uitval, niet moest verwarren met de plaats van een functie.
De tegenstelling tussen Broca en Hughlings-Jackson speelt in wezen nog wel een rol in de hedendaagse cognitieve neuropsychologie:
Carl Wernicke
Het idee ontstond dat taal gezien kon worden als een geheel van functies. Dat leidde tot modellen met centra voor de onderscheiden deelfuncties. De invloedrijkste was wel het schema dat Wernicke opstelde. Hij beweerde dat er een apart centrum voor het herkennen van woordbeelden was.
Wernicke beschouwde de hersenen als een instrument waarin sensorische prikkels werden gekoppeld aan motorische reacties. Hij heeft in Duitsland naam gemaakt.
Aleksandr Luria
De rus Aleksandr Romanovitsj Luria (1902-1977) probeerde een synthese te maken van de op dat moment bestaande neuro(psycho)logische feiten en theorieën, en integreerde die met zijn talloze eigen klinische waarnemingen. Hij vatte de hersenen-als-geheel op als één complex functioneel systeem waarbinnen diverse subsystemen een eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren. Luria benadrukte dat het functioneel systeem van de hersenen-als-geheel buitengewoon flexibel en adaptief is.
Luria vatte de functionele architectuur van de hersenen samen aan de hand van drie globale indelingen:
- Drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units), gerelateerd aan respectievelijk subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden
De eerste eenheid dient voor de regulatie van waakzaamheid en aandacht
De rol van de tweede functionele eenheid is cognitieve informatieverwerking: waarneming, verwerking en opslag van informatie.
De derde functionele eenheid dient voor de organisatie van gedrag: planning, regulatie en monitoring van doelgerichte activiteiten.
- Drie hiërarchische geordende niveaus van verwerking, gerelateerd aan primaire, secundaire en tertiaire ‘zones’ in de hersenen
- Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk de linker- en de rechterhemisfeer.
Luria’s model zorgde wel voor een relatieve rust op het lokalisatiefront: er is sprake van enige lokalisatie, maar tegelijkertijd is er ook sprake van grote flexibiliteit in de wijze waarop hersenen een bepaalde taak kunnen uitvoeren en zich kunnen aanpassen.
clinicoanatomische methode
De werkwijze om de lokalisatie-ideeën te toetsen door bij patiënten met een focaal hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te brengen
Celtheorie
De weinige filosofen die ook de anatomische structuur onderzochten, merkten op dat er holtes waren in de hersenen (hersenventrikels) die toen hersencellen werden genoemd. Deze werden gezien als plaats van de geest.
De geest werd opgedeeld in drie verschillende functies:
1. Sensus communis: de verenigde zintuigen
2. Het beeld wordt geïnterpreteerd: wat stelde het beeld voor
3. Memoria: beeld wordt opgeslagen in het geheugen
Deze celtheorie is tot op de dag van vandaag de basis van de ideeën over de cognitieve psychologie. Een wezenlijk kenmerk is dat het om een algemeen systeem van informatieverwerking gaat en dat het om een opvatting over de geest van iedereen gaat.
Fysiognomie
interpretatie van het gelaat
De fysiognomie heeft Franz Jospeh Gall aangezet tot het ontwikkelen van een volstrekt nieuwe benadering van individuele verschillen
Descartes
Zijn eerste en beroemdste axioma was toen: ‘Ik denk, dus ik ben’.
Zijn uitgangspunt was dat de mens uit kon worden opgedeeld in twee substanties: Het lichaam (res extensa) en de geest (res cogitans).
De geest is niet materieel, maar Descartes meende wel dat deze op een speciale plaats gehuisvest was en wees daarvoor de holte in het midden van het hoofd aan: de epifyse of pijnappelklier. Descartes zag de res cogitans als een bestuurder en beschreef daarmee het feitelijke idee van de reflex.
Het lichaam
res extensa
De geest
res cogitans
Organologie of Kraniologie
Schedelleer
Hoe is de neuropsychologie ook een beroepsactiviteit geworden
Met testinstrumenten konden psychologen een deel van het werk overnemen dat anders door neurologen werd gedaan: zij konden het cognitief functioneren op een systematische manier onderzoeken en beschrijven. Dat leidde tot specialisatie van psychologen die werkzaam waren op neurologische afdelingen.
- Ward Halstead ontwikkelde allerlei kleine proefjes. Als die tests werden later in samenwerking met Ralf Reitan omgevormd tot een testbatterij die verondersteld werd verschillende psychologische functies in kaart te brengen: de Halstead-Reitan-testbatterij. De conceptuele onderbouwing ontbreekt, het lijkt meer een screeningsinstrument.
- Een ander bekend en soortgelijk instrument is de Luria-Nebraska Neuropsychological Battery (LNNB), ontwikkeld door Charles Goldon (1981).
Fodor formuleerde een aantal kenmerken waaraan een module moet voldoen (4)
- Kan alleen bepaalde informatie verwerken (Domain specific)
- Is aangeboren (Innateness)
- Doet zijn werk ongeacht wat andere processen doen (Encapsulated)
- Een module is computationeel autonoom en beschikt over zijn eigen neurale architectuur. (Fixed neural architecture)
Toen de neuropsychologie eenmaal op de kaart stond, ontstond de behoefte aan een theoretisch kader voor onderzoek.
Jerry Fodor drukte met zijn boek ‘the modularity of mind’ een duidelijke stempel op de discussie. Module was op dat moment in de maatschappij een belangrijk begrip.
Fodor, een taalfilosoof, meent evenals Chomsky dat het taalvermogen een aangeboren specifieke eigenschap is waarbij vooral de syntaxis van wezenlijk belang is. We kunnen nauwelijks invloed op dit proces uitoefenen. Deze opvatting van informatieverwerking maakt dan ook een duidelijk onderscheid tussen de representatie en het proces.
Cognitieve neuropsychologie…
Cognitieve neuropsychologie analyseert systematisch effecten van hersenbeschadiging op cognitieve functies, vooral door naar de aard van de fout te kijken. Men probeert met die analyse ene bepaalde theoretische opvatting te toetsen over hoe het normale proces verloopt afgebeeld als een verzameling deelprocessen in de vorm van ‘dozen’. Risico = te snel nieuwe modules te veronderstellen en het proces ingewikkelder voor te stellen dan nodig is.