Taak 1.3 Neuropsychologische praktijk Flashcards

1
Q

Wat zijn de werkgebieden van de neuropsycholoog?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke typen van vraagstellingen worden beantwoord binnen de neuropsychologische praktijk?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verloopt een neuropsychologisch onderzoek?

A
  • Diagnostische cyclus
  • Verwijzing en vraagstelling
  • Anamnese
  • Heteroanamnese
  • Observatie
  • Tests en vragenlijsten
  • Interpretatie
  • Rapportage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werken testen van onderpresteren?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

betrouwbaarheid

A

De test-hertestbetrouwbaarheid geeft aan in hoeverre een test tot dezelfde resultaten komt als hij op verschillende momenten bij eenzelfde patiënt wordt afgenomen. Dit wordt weergegeven door een correlatiecoëfficiënt. De mate van overeenstemming tussen de uitkomsten van verschillende onderzoekers wordt interbeoordelaarsbetrouwbaarheid genoemd. Deze wordt weergegeven in Cohens kappa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

validiteit

A

De validiteit of ‘geldigheid’ van een test valt uiteen in;
- face validity: de mate waarin een tests op het eerste gezicht lijt te meten wat hij behoort te meten
- Inhoudsvaliditeit: het gaat om de vraag of een test representatief is voor het onderwerp dat men. Wil meten.
- Begripsvaliditeit/constructvaliditeit: de mate waarin het resultaat van een test ook werkelijk een indicatie is van de cognitieve functie waarover je een uitspraak wil doen.
- Criteriumvaliditeit: heeft betrekking op de mate waarin een test de prestatie van de patient kan voorspellen op een extern criterium, iets wat men eigenlijk wil meten maar niet rechtstreeks kan vaststellen.
 Predictieve validiteit: hoe goed voorspelt een test het daadwerkelijke gedrag
 Concurrente validiteit: de vergelijking tussen een neuropsychologische test en een ander instrument dat hetzelfde criterium beoogt te meten
- Ecologische validiteit: gaat over de mate waarin een test voorspelt hoe een patiënt functioneert in zijn of haar eigen omgeving. Hiermee ligt de term feitelijk erg dicht bij predictieve validiteit. Er is nog steeds discussie over de mate waarin neuropsychologische tests in staat zijn om een voorspelling te doen over het functioneren in het dagelijks leven. Een oplossing zou liggen in het gebruik van meer ecologisch valide tests. Voor nu is het belangrijk op te merken dat een neuropsychologische test die lijkt op een alledaagse taak (high face validity) niet betekent dat deze test automatisch ook ecologisch valide is. Het is aan te bevelen als praktiserend neuropsycholoog beide visies in ogenschouw te nemen. Tegelijkertijd zijn tests een onmisbaar middel bij het vinden van een oorzaak van en een verklaring voor klachten die zich afspelen in het dagelijks leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderpresteren

A

Met onderpresteren of suboptimaal presteren wordt bedoeld dat een pateint slechter presteert dan waar hij of zij feitelijk toe in staat is als hij zich normaal zou inzetten. Onderpresteren staat een juiste diagnose in de weg.

Er zijn verschillende tests ontwikkeld om onderpresteren op te sporen. Deze zogeheten symptoomvaliditeitstests berusten op meerdere principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met welke aspecten moet rekening worden gehouden binnen de neuropsychologische diagnostiek?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de relatie tussen neuropsychologie en wetenschappelijk onderzoek?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de verschillende kenmerken en vormen van herstel?

A

Na het oplopen van een hersenbeschadiging vindt er meestal in enige mate spontaan herstel plaats. De mate waarin dat gebeurt is afhankelijk van de ernst, locatie en etiologie van het letsel. De grootste verbeteringen vinden doorgaans plaats in de eerste maanden na het opgelopen van letsel, waarna het hersteltempo geleidelijk afneemt. Na een jaar is er meestal nauwelijks nog sprake van verbetering. Desondanks kunnen pateienten ook na die termijn nog verbteren in hun gedrgsmatig functioneren. Deze verbetering ontstaat doordat patienten na verloop van tijd beter leren omgaan met hun stoornissen.

2 herstelniveaus
Indirect-directe symptomen
restauratieve stroming <> compensatoire stroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn verschillende modellen en vormen van neuropsychologische revalidatie?

A

Twee modellen
- Restauratieve model (uitgangspunt is dagtraining gericht moet zijn op het herstel van beschadigde cognitieve functie en onderliggende hersenstructuur en dat effect van interventie generaliseerbaar moet zijn.)
- Compensatoire model (uitgangspunt is dat schade irreversibel is, maar gevolgen daarvan zo veel mogelijk gecompenseerd moeten worden door inzetten en benutten van intacte functies en mogelijkheden van de patiënt.

Voor functietraining, vaardigheidstrianing en strategietraining geldt dat deze behandelmethoden gericht zijn op het verbeteren dan wel compenseren van beschadigde cognitieve functies.
Neuropsychologische revalidatie dient echter breder opgevat te worden dan alleen cognitieve training. Hieronder vallen ook de volgende interventiemogelijkheden:
- Psycho-educatie
- Omgevingsaanpasisngen
- Tenslotte omvat neuropsychologische behandeling ook het geven van psychotherapie gericht op de specifieke emotionele en psychosociale problemen van patienten met hersenletsel. Vanwege de specifieke gerichtheid op de problematiek van hersenletselpatienten wordt dit ook wel neuropsychotherapie genoemd. Voor patienten met ernstigere gedragsstoornissen zijn er intercenties mogelijk die gericht zijn op gedragsmodificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diagnostische cyclus

A

Bij het verrichten van neuropschologisch onderzoek wordt hypothesetoetsend gewekt. De neuropsycholoog doorloopt een diagnostische cyclus die uit vier stappen bestaat:
- Klachtenanalyse (anamnese en heteroanamnese)
- Probleemanalyse (testonderzoek)
- Diagnosestelling
- Indicatiestelling
Bij elke stap formuleert de neuropsycholoog hypothesen die hij toetst met behulp van gespreksgegevens, observaties en neuropsychologische tests en vragenlijsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verwijzing en vraagstelling NPO

A

Een NPO begint met een verwijzing. Een heldere vraagstellig en goede voorbereiding leiden tot een doelgerichte en efficient diagnostisch onderzoek. Tijdens het onderzoek formuleert de neuropsycholoog aanvullende vragen als het lopende onderzoek daartoe aanleiding geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anamnese NPO

A

Een anamnese is belangrijk om informatie te verzamelen over aanwezige klachten en symptomen en het beloop hiervan. Daarnaast worden gegevens verkregen over opleiding, werk, medicatiegebruik en relevante medische voorgeschiedenis.
Met een anamnese wordt tevens een belangrijke eerste indruk verkregen van de cognitieve vermogens en het gedrag van e patient. Dit kan mede richting geven aan de samen te stellen testbatterij, of bijdragen aan de diagnose.
Een anamnese is ook een middel om een werkrelatie op te bouwen met de patien, wat belangrijk is voor het inspannende onderzoek dat volgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Heteroanamnese NPO

A

Veel patienten die worden verwezen voor een NPO kunnen door de aard van hun stoornis niet altijd betrouwbare informatie geven over hun klachten of alledaagse functioneren. Heteroanamnestische informatie kan worden ingewonnen bij een partner, kindren, ouders, maar bijvoorbeeld ook bij buren, vrienden, een huisarts of eerdere hulpverleners. In de regel wordt aan de pateint hiervoor toestemming gevraagd. De klachten kunne worden geinventariseerd in de vorm van een gesprek, maar ook met vragenlijsten of gedragsschalen.
Een heteroanamnese kan ook nodig izjn om eventuele beperkingen in het dagelijks functioneren te inventariseren of om de draaglast van het zorgsysteem in kaart te brengen.
Heteroanamnestische informatie is uiteraard subjectief en hoeft geen juiste weergave te zijn van het werkelijk functioneren van de patient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Observatie NPO

A

Naast gespreksgegevens en tests zijn observaties een cruciaal element van een NPO. Observaties zijn waarnemingen die tijdens de anamnses, het testonderzoek en elfs buiten deo nderzoeksruimte verameld worden.
Een onmisbare functie van observaties is kijken hoe een testscore tot stand is gekomen.de hoogte van een score zegt weinig als informatie ontbreekt over de wijze waarop deze score tot stand is gekomen.

17
Q

Tests en vragenlijsten NPO

A

Neuropsychologische instrumenten zijn er in vele soorten en maten. Het gaat om screeningstests, gestandaardiseerde testbatterijen, een breed palet aan peuropsuchologische tests die zich richten op een cognitieve functie, gedragsneurologische maten, zelfbeoordelingslijsten, informantlijsten en obsercatieschalen.
Welke specifieke tsts en vragenlisjten worden gekozen door de neurolpsycholoog, is afhankelijk van de vraagsgtelling en de psychometrische eigenschappen. Begrippen als betrouwbaarheid, validiteit, normggegeevens, onderscheidend vermogen en debeschikbaarhied van parallelversiest zijn hierbij belangrijk.
De gecomputeriseerde afname van tests is in opkomt. Voordelzen hiervan zijn gestandaardiseerde afname, nauwgezette registratie van responsen en tijdwinst. Nadeel is het gemis aan kwalitatieve observaties en een flexibele afname, waardoor een testscore aan betekenis kan inboeten. Daarnaast is nog altijd niet iedereen gewend aan het bruik van computers, wat de testscore kan vertekenen.
De essentie van testafname is dat alle patienten op dezelfde wijze een tests krijgen aangeboden. Een test afnemen is dus meer dan simpel weg intstructies uit het hoofd leren en de rests voorleggen aan de patient. Met moet tijdens de afname blijven observeren en verigieren of een pateint de opdracht begrpeen heeft.
Naast tests gebruikt de neuropsycholoog ook vaak gestandaardiseerde vragenlijsten naar persoonlijkheidskenmerken, copingstijlen en psuchische klachten.

18
Q

Interpretatie NPO

A

Bij interpretatie worden alle hiervoor besproken gegevens geintegreerd: de anamnese, heteroanamnese, onservaties en testresulatten. Om te beoordelen of een testresultaat adwijkend is, moeten verschillende afwegingen worde ngemaakt:
1. Of de testresulaten betroubaar en valide zijn en werkelijk weergeven wat het niveai van cognitief of emotioneel functioneren van de onderzochte patient is.
2. Vervolgens is het belangrijk om te bepalen waar het afkappunt vna een test ligt, waarbij het van belang is om te weten hoe de norgmegevens zijn bepaald.
3. Er moet ook aandacht zijn voor meer kwalitatieve aspecten.
Dat bij testonderzoek geen cognitieve stoornis aordt aangetoond wil niet zeggen dat er geen sprake is van een hersenaandoening of klachte. Afwijkende prestaties bij testonderzoek duiden aan de andere kant ook niet altijd op persisterende cognitieve stoornissen.
Bij de interpretatie kunnen makkelijk redeneergouten worden gemaakt. Bij het stellen van een diagnose moet altijd worden nagegaan of de klachten en problemen niet ook (deels) anders verklaard zouden kunne nworden. Dit staat bekend als differentiaaldiagnostiek. De eerste (hoofd)diagnose is naar het oordeel van de neuropsycholoog daarbij dan echter de meest plausibele.

19
Q

Rapportage NPO

A

Berichtgeving over de bevindingen van NPO kan mondelijk en schriftelijk gebeuren. Schriftelijke rapporatege wordt in eerste instantie geschreven voor de verwijzer. Mondelinge rapportage vindt plaats met de patient, maar ook in multidisciplinair teamoverleg of in een gesprek met de verwijzer.
Volgens de Algemene Standaard Testgebruik (AST) moet de inhoud van een psuchologisch rapport met een patient zijn besproken alvorens de bevindingen worden gerapporteerd aan de verwijzer of besproken in een multidisciplinair team.
De beroepscode van het NIP (2015) beschrijft de verschillende andere rechten die en patient heeft, zoals het recht op inzage, vorrectie, blokkering of een afschrift van het rapport.

20
Q

Betrouwbaarheid en validiteit

A

Dit zijn belangrijke psuchometrische eigenschappen van een test. Ze bepalen of een test aan zijn doel beantwoordt en of het testresultaat een goede afspiegeling is van de te meten functies. De betrouwbaariheid van een test is geitelijk de nauwkeurigheid van een instrument. De validiteit is de geldigheid van een test. De COTAN is een vaste commissie van het NIP die tests en vragenlijsten beoordeelt op kwaliteit.

21
Q

Stoorfactoor

A

Een element dat een testprestatie beïnvloedt, maar dat niet binnen de meetpretentie van een test valt. Voor een neuropsycholoog is het van wezenlijk belang om mogelijke stoorfactoren te betrekken bij de interpretatie van de testresultaten.

22
Q

Kurt Goldstein

A

Kurt Goldstein (1942) vertaalde dit (een stabiele sitautie waarin een patient moet leren leven met een aantal neurospuchologische resterschijnselen of symptomen) naar de neuropsychologische praktijk door de termen directe (een verlies van of verandering in gedrag of mentale processen die het rechtsstreekse gevolg is van shade aan een fucntioneel hersensysteem) versus indirecte (poging van de patient om met ene dergelijke verandering om te gaan; adaptief en maladaptief) symptomen te introduceren.
De indeling tussen directe en indirecte symptomen sluit ook aan bij de indeling in twee herstelniveaus
Aansluitend bij deze indeling zijn erb innen de neuropsychologische revalidatie twee stromingen teo nderscheide, die herstel beogen op een van beide niveaus. (restauratieve stroming <> compensatoire stroming). Het aanleeren van een neiuw gedragsrepertoire zal echter ook weer leiden tot veranderingen op hersenniveau.

23
Q

kennard principe

A

De aanhangers claimen dat de gevolgen van een hersenbeschadiging op jongere leeftijg beter herstellen dan die van een beschadiging op volwassen leeftijd.

24
Q

Robertson en Murre (1999)

A

Robertson en Murre (1999) stellen dat de sleutelvariabelen waarop men de revalidatiemethoden voor een beschadigd brein baseert, dezelfde dienen te zijn als de variabelen die neuroplasticiteit in het gezonde brein bepalen. Ook stellen zij terecht dat stimulatie van neurpplasticiteit alleen na licht en matig-ernstig hersenletsel effecten kan sorteren. Ze geven ook aan dat meerdere vormen van gerichte stinulatie het effectiefst zijn gebleken bij mensen met hersenbeschaidging. Een systematische empirische onderbouwing van de ideen van Robertson en Murre omtrent de stimulering van herstelprocessen ontbreekt vooralsnog, en het onderzoek naar neuroplasticiteit staat nog in de kinderschoenen. Het zou de komende jaren kunnen uitgroeien tot een van de belangrijkste onderzoeksgebieden.

25
Q

Niveaus van leerbaarheid

A

ICIDH-model 1980 (international classification of impairments, disabilities and handigcaps) een classificatiesysteem voor de gevolgen van ziekte

ICF 2001(international classification of hunctioning, disability and health) de classificatie van ‘componenten van gezondheid’
1. lichaamsfuncties
2. activiteiten
3. participatie
Het nieuwe ICF systeem biedt de mogelikheid om zowel omgeingsfactoren als persoonlijke (premorbide) factoren in kaart te brengen die de classificatie kunnen verhelderen.

26
Q
A