Taak 5.1 Schizofrenie Flashcards
Dementia praecox
Een eerst beschrijving van schizofrenie door Kraeplin, die het beschouwde als een vroegtijdige vorm van dementie. Daarbij waren hallucinaties en het progressieve beloop belangrijk.
Vier A’s van Bleuler
Ambivalentie
vervlakt affect
autisme
associatiezwakte
Onderverdeling van Bleuler
Positieve symptomen
Negatieve symptomen
Desorganisatie
Positieve symptomen
Psychische nieuwvormingen;
wanen, hallucinaties en incoherentie
Negatieve symptomen
psychische uitvalverschijnselen;
gedachten- en bewegingsarmoede,
vermijding van sociale contacten, apathie, verlies van energie en initiatief, vervlakt affect,
ambivalentie en autisme.
Desorganisatie
associatiezwakte, formele denkstoornissen en bizar gedag
Schizofrenie (DSM-IV)
ten minste twee van de volgende symptomen: wanen, (auditieve)
hallucinaties, onsamenhangende spraak, ernstig chaotisch of katatoon gedrag en negatieve
symptomen, in combinatie met een achteruitgang in het sociaal functioneren en aanhoudende
symptomen voor een half jaar. Er hoeft maar één symptoom aanwezig te zijn als de wanen bizar zijn,
de hallucinaties doorlopend commentaar geven op het gedrag of gedachten of als er twee of meer
stemmen door elkaar spreken.
Prevalentie
(lifetime) 4 per 1000 mensen; (puntpopulatie) 4,6 per 1000 mensen. Dit is hoger
bij migranten, in ontwikkelde landen en bij een hogere geografische breedtegraden.
Incidentie
15/100.000 mensen per jaar. Dit varieert per populatie (meer bij migranten,
mannen en stedelijke gebieden).
Etiologie
een complexe interactie tussen genen (bewezen door familie-, adoptie- en
tweelingstudies) en omgevingsfactoren (vroegere ontwikkeling, cannabis gebruik, migratie of
trauma’s).
Neuropathologie (structurele beeldvorming)
i Kleiner volume grijze stof, vooral in de superieure temporale gyrus, mediale
temporale structuren en limbische structuren (amygdala, hippocampus,
gyrus parahippocampalis).
ii Normale asymmetrie van de hersenen is niet aanwezig.
iii Verandering in de wittestofbanen die de verbindingen tussen
hersengebieden verzorgen.
iv Vergroting van basale ganglia binnen 6 maanden na het starten met
antipsychotica.
Neuropathologie (functionele beeldvorming)
i Verandering in activatie van verschillende gebieden, vooral de dorsolaterale
prefontale cortex (DLPFC) gedurende taken die een beroep doen op
executieve functies of het aansturen van andere hersengebieden voor de
uitvoering van executieve functies: bij lage taakbelasting hyperfrontaliteit
(veel activatie), bij te hoge taakbelasting hypofrontaliteit (afgehaakt).
ii Onder activatie bij de hippocampus tijdens het herkenningstaken.
iii Bij neutrale stimuli is in de amygdala al een verhoogde activatie zichtbaar.
Dit verklaart foutieve, emotionele interpretatie gegeven wordt aan neutrale
gebeurtenissen.
Farmacotherapie
bestaat uit antipsychotica, die tevens een bescheiden positief effect
hebben op het cognitieve functioneren, namelijk:
Klassieke antipsychotica:
Atypische antipsychotica:
Derde-generatieantipsychotica:
Klassieke antipsychotica
dopamineantagonistische werking en sederend effect, zoals
chloorpromazine. Geeft echter veel bijwerkingen.
Atypische antipsychotica
werken op serotonine- en glutamaatreceptoren, zoals
clozapine. Geven minder bijwerkingen.