T4 sociale procestheorieen Flashcards

1
Q

DIFFERENTIELE ASSOCIATIE THEORIE

  • wie?
  • wat?
A

E. Sutherland

  • -> dieper gaan op individu
  • criminele attitudes kunnen overgedragen worden via culturele transmissie
  • crimineelgedrag = aangeleerd

= men associeert zich met het gedrag dat meest wordt waargenomen: kan varieren qua frequentie, duurt, intensiteit, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

9 principes van Sutherland

A
  1. crimineel gedrag is aangeleerd
  2. aangeleerd in interactie met anderen
  3. binnen primaire groepen
  4. technieken en motieven
  5. definities van legaliteit
  6. hoe gunstiger hoe groter de kans op CT
  7. kan varieren naargelang; frequentie, duur, intensiteit
  8. zelfde proces van aanleren als ander gedrag
  9. noden en waarden: niet enkel uit nood, maar ook uit kick
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

NEUTRALISERINGS THEORIE

A

G. Sykes en D. Matza
–> uitbreiding differentiele associatie theorie van Sutherland

-delinquenten maken gebruik van rationalisering (worden geleerd in het proces van differentiele associatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

5 soorten rationalisering

A
  1. ontkenning van verantwoording:
    ‘ik kan er niks aan dien, ‘moeilijke jeugd’
  2. ontkenning van schade:
    spijbelen ‘wie doe je er kwaad mee ?’
  3. ontkenning van het slachtoffer:
    verkrachting te verwijten aan de kleren
  4. veroordeling van de veroordelaars:
    ‘wie ben jij om mij te beschuldigen’
  5. beroep op hogere plichten:
    vb 2 jeugdbendes, 1 moet beginnen anders worden zij zelf aangevallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly