T3 Anomie theorieen Flashcards
1
Q
ANOMIE THEORIE
- wie?
- Wat?
A
- R. Merton
- spanning owv kloof tussen culturele doelstellingen v/d SL en de middelen om ze te realiseren
- gedrag als reactie op anomie kan deviant zijn
2
Q
5 soorten reacties op anomie
A
- conformiteit:
doelstellingen te bereiken, want de nodige middelen zijn beschikbaar. - innovatie
men gaat akkoord met de cultuerele doelstellingen, maar heeft geen middelen - ritualisme:
achten de middelen van de MSP, maar vergeten waarvoor ze dienen - terugtrekking:
niet eens met de cultuerele doelstelling, noch met de middelen - rebellie:
doelen verwerpen en tegelijk iets anders in de plaats willen
3
Q
subculturen theorie
- Wie?
- Wat?
A
- A. Cohen
- relatie tussen CT en subculturen bij jongeren
- ongelijkheid tussen klassen leidt tot statusfrustratie
4
Q
reactie op statusfrustratie
- 3 soorten
A
- college boys: nonconform gedrag, maar legitiem vb. beter op school presteren
- corner boys: lichte vorm van CT vb spijbelen
- delinquent gang: bende vorming –> status verwerven
5
Q
DIFFERENTIELE -KANSENTHEORIE
-wie?
A
R. Cloward & L. Ohlin
- kritiek op Cohen: maakt geen onderscheid tussen groepen
- kijken hoe bepaalde types tot stand komen
link chicago school: niet alle illegale middelen voor iedereen=> gleinkt met de plaats waar je terecht komt
link Sutherland: transmissie van waarden en normen (micro-niveau)
6
Q
3 types subculteren als reactie op anomie
A
- criminele subcultuur: duidleijke sociale organisatie met een sterke hierarchie vb. de maffia
- conflict subcultuur: geweld om territotium te verwerven vb. chicago school
- terugtrekkende subcultuur: (R. Merton) dubbel-losers: hebben gefaald in beide andere structuren; drop-outs vb. straatkinderen
7
Q
2 positieve en 2 negatieve aspecten van de anomie theorie
A
positief:
- concept anomie
- doelen sociaal gedistribueerd
negatief:
- overname klassieke definitie CT –> geen variatie
- overconcentratie van bepaalde vormen van CT
- zwakke empirische basis