T1 situering sociaal criminologische theorieen Flashcards

1
Q

Wie behoort onder de klassieke theorie ?

A
  • Cesare Beccaria
    &
  • Jeremy Bentham
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cesare Beccaria

A
  • Vertegenwoordiger van de klassieke school
  • rationeel denken
  • doel van straf = preventie
  • beginselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 beginselen van Beccaria

A
  1. Publiciteitsbeginsel: Openbare processe,
  2. personaliteitsbeginsel: alleen de misdadiger wordt bestraft, geen onschuldige derden.
  3. proportionaliteitsbeginsel: straf moet in verband staan met de overtreding
  4. subsidiariteitsbeginsel: een lichte straf is beter dan geen of een zware. Niet meer macht dan noodzakelijk gebruiken.
  5. legaliteitsbeginsel: er is geen straf zonder wet
  6. gelijkheidbeginsel: alle mensen zijn gelijk voor de wet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

utilitarisme

A

geluk moet worden gemaximaliseerd

–> straf moet nuttig zijn en moet geluk doen toenemen in de wereld en de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Homo rationalis

A

doelgericht handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vrije wil en secularisering

A

scheiding van kerk en staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Jeremy Bentham

A

CT= inbreuk op greatest happiness principle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hedonistische calculus

A

iedereen wil het grootste geluk

kosten-baten analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

panopticon model

A

beste gevangenis model

straf= afnemen van vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Positieve en negatieve aspecten van de klassieke school

A

positief:

  • lot in eigen handen
  • rationele visie op de mens en SL

negatief:

  • geen oog voor de ooraken van CT
  • geen oog voor de types CT
  • hebben we echt vrije wil?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SOCIOLOGISCHE THEORIE is op te delen in 3 subcathegorieen, welke?

A

= aandacht voor de relatie tussen CT en de sociale omgeving
–> probleem van de individuele verantwoordelijkheid

  1. ecologsiche theorie
  2. economische theorie
  3. anomie theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ECOLOGISCHE THEORIE

2 pers

A

= CT komt door de omgeving –> minder aandacht voor de individu

André-Michel Guerry & Adolphe Quetelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

André-Michel Guerry

A
  • CARTOGRAFISCHE WEERGAVE
  • analyse offficiele misdaad-statistieken in Frankrijk
  • onderscheid tussen CT tegen peronen en CT tegen eigendommen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Adolphe Quetelet

A
  • SOCIALE WERKELIJKHEID
  • sociale statistieken
  • niet vrije wil is belangrijk maar de impact van sociale factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

6 sociale factoren

A
  1. leeftijd: tot 25j stijgt CT, dan een morele en intellectuele stijging
  2. geslacht: niet de hoeveelheid, maar de soort is anders
  3. seizoen: zomer: persoons delicten & winter: eigendomsdelicten
  4. klimaat: mediteraan meer persoonlijke delicten
  5. beroep: hoe beter, hoe minder noodzaak naar eigendomsdelicten
  6. soms juist gebrukt voor CT?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 positieve en 2 negatieve factoren van de ecologische school

A

positief:

  • aandacht voor sociaal contact
  • empirische basis

negatief:

  • onbetrouwbare statistieken
  • overvleugeld door biologische theorieen
17
Q

ECONOMISCHE THEORIE

  • wie?
  • de 3 subcathegorieen
A
  • Karl Marx: de ongelijkheid door de klasssenstrijd leidt tot CT
    1. economisch determinisme: kapitalisme zorgt voor een 2-deling
    2. dialectisch materialisme: dialectiek tussen bovenbouw en onderbouw, ‘survival crime’: arbeiders overleven op CT
    3. wetenschappelijk socialisme: parallell tussen CT begaan en strafrecht construeren
18
Q

2 positieve en 2 negatieve aspecten van de economische theorie

A

positief:

  • aandacht aan complexe interactie
  • heropleving van de jaren 60’ en 70’

negatief:
- arbeiders worden miserabel voorgesteld
- communisme gefaald in de realiteit
- heel veel nadruk op de economische aspecten van de MSP
- 1 richtingsverkeer infrastructuur en suprastructuur

19
Q

ANOMIE THEORIE
wie?
wat?

A

Emile Durkheim

  • belangstelling vr/h probleem van de orde
  • aandacht onderscheid tussen norm en abnormale verschijnselen
  • studie SL & CT vanuit sociaal perspectief
  • collectief bewustzijn: iedereen denkt gelijkaardig
  • normaliteit: SL zonder CT onmogelijk
  • sociale solidariteit: vanuit mechanische aard naar organische (koude) solidariteit
20
Q

4 types zelfmoord

A
  1. Altruistische: gericht op een ander, offeren zich op. vb. Kamikaze piloten
  2. Egoistische: persoon heeft weinig cc met de SL. vb eenzaamheid
  3. Fatalistisch: persoon ziet geen andere uitweg. vb. zelfmoord in een gevangenis
  4. Anomisch: snelle omschakelling van stabiel naar onstabiel. vb. beurscrash
21
Q

2 positieve en 2 negatieve aspecten van anomie theorie

A

positief:

  • normaliteit
  • anomie
  • sterke invloed

negatief:
- functionaliteit –> uniform beeld van de SL : ‘collectief bewustzijn’ , het verschilt juist van MSP tot MSP