Systeemtheorie Flashcards
Basisuitgangspunten
- Een systeem of persoon heeft altijd een context (omgeving) in verschillende niveau’s.
- De systeemtheorie wordt in verschillende wetenschappen toegepast
- Is te vergelijken met een zoomlens en wordt ingesteld op een bepaald niveau met meerdere invalshoeken.
- Meer intresse in grote gehelen (eerder een gezin dan een individu of eerder een team dan een teamlid)
- Object (persoon) staat niet op ziczelf maar is in wisselwerking met zijn omgeving.
- Eigenschap is niet zozeer eigen, maar is een eigenschap die niet los van de omgeving te zien is. (Verlegen ben je bijvoorbeeld niet als persoon, maar in een bepaalde context)
- Het geheel is meer dan de som der delen.
- Gedrag wordt altijd door meerdere aspecten beïnvloed. Makkelijk te verklaren gedrag (linear-causaal) bestaat NIET.
- Hier en nu eerst centraal.
- Er wordt altijd gecommuniceerd.
Geschiedenis: gestaltpsychologie kenmerken met systeemtheorie
- Er bestaat geen systeem zonder omgeving en andersom.
- Je neemt eerst gehelen (gestalt) en daarna pas details (achtergrond)
- Hulpverlening: eerst richten op cliënt en gezin en daarna pas op de achtergrond.
Geschiedenis: cybernetica
- Stuurprocessen (input en output)
- 2 bronnen van informatie die met elkaar een circulaire relatie in evenwicht houden.
- Input beïnvloed output en andersom
- Evenwicht en feedback: systeem blijft in evenwicht doordat het feedback (seintje) uit de omgeving krijgt.
bv: lichaam krijgt een seintje (feedback) dat het evenwicht verstoord (ziek zijn) is en krijgt koorts om evenicht te herstellen. - Geen oorzaak-gevolg denken maar MEER nadruk op CONTEXT (hoe leef je, hoe eet/drink je, waar woon je etc.)
Systeemtheorieën: strategische stroming
- Eind ‘50 begin ‘60
- Psychische stoornis was geen kenmerk van een individu maar van een systeem.
- Hulpverlening moest zich richten op een systeem (gezin)
- Communicatiegericht
Hoe wordt een systeem gedefinierd?
Een samenstelling van elementen met bepaalde eigenschappen en relaties tussen de elementen.
- Elementen = gezin
- Gezinsleden = subsystemen
Regels zijn belangrijker dan spelers
Watzlawick
- Regels bepalen hoe het spel gespeeld wordt en de spelers hebben alleen inbreng.
Patronen
Terugkerende manieren van communicatie waarmee een regel wordt uitgedrukt
Totaliteit
Mens in geheel, geheel centraal en dan pas details
- Geheel aanpassen heeft invloed op kleinere delen.
Geheel is meer dan de som der delen
- Gezin is een georganiseerd geheel met eigen regels
- Ontwikkeling is niet af te leiden uit de optelsom van afzonderlijke invloeden, maar van de gezamenlijke invloed van bv een gezin.
Niet optelbaarheid
- Systeem is geen optelsom van onderdelen
Niet eenzijdigheid
- Geen eenzijdige relaties in een systeem. Nooit afkomstig uit 1 persoon.
Positieve en negatieve feedback
- terugkrijgen van informatie
Positief: bevordert de ontwikkeling
Negatief: remt ontwikkeling (systeem blijft in evenwicht, homeostase)
Equifinaliteit
- Eenzelfde begintoestand, eindigt met een zelfde eindtoestand
Multifinaliteit
Eenzelfde start kent andere eindtoestanden
Kalibrering
Afstemmen van een systeem op een bepaald evenwicht
- Denk aan digibord met puntjes
- Stapjes maken
Trapfuncties
Overstappen op een ander evenwicht:
- Je maakt stapjes om een nieuw niveau voor functioneren te bereiken (trap)