Psychoanalyse Flashcards
Noem de basisuitgangspunten van de psychoanalyse
- Gaat uit van subjectieve ervaringen van mensen.
- Het gedrag van een persoon wordt opgevat door zowel zijn biologische ervaringen als levensgeschiedenis.
- We sturen ons gedrag niet altijd bewust aan.
- Men gaat er vanuit dat we een onbewuste hebben, dit bestaat uit wensen waarvan we nooit hebben beseft dat we ze hadden. Of die we weggestopt hebben.
- Waarneembare gedrag gedrag van mensen en hun bewuste gedachten en dromen worden bepaald door onbewuste wensen en door het feit dat ze deze niet accepteren.
- Al ons gedrag heeft betekenis. Toevallig gedrag bestaat niet. Twee invloeden worden bepaald: de wens en het verbod.
- Ervaring uit de eerste levensjaren zijn van belang voor de persoonlijkheidstrekken van de volwassene.
Determinisme
Eenduidige oorzaken voor gedrag zoeken
Romantische benadering
Aandacht voor onbewuste, de opvatting is dat niet zozeer het verstand het gedrag bepaalt, maar een irreële wil.
Symboolfunctie
Een symptoom beeldt iets anders uit en verwijst naar een probleem of een innerlijk conflict.
Weerstand
Actief psychisch mechanisme, dat voorkwam dat pijnlijke herinneringen aan de oppervlakte kwamen.
Het bewuste
Het deel van het ‘psychische’ dat alles omvat wat zich op een bepaald moment onder de aandacht afspeelt.
–> Waarnemingen, herinneringen, emoties, gedachten
Het voorbewuste
De kennis, emoties, herinneringen enzovoort, die niet op dat moment onder de aandacht spelen maar die wel op te roepen zijn.
Het onbewuste
Het deel van het ‘psychische’ waarvan men ‘niet weet’.
- -> Kinderlijke wensen, herinneringen die te veel angst opwekken om ervan bewust te zijn.
- -> Is er al vanaf de geboorte, 2 driften (levensdrift en doodsdrift)
- -> Vaak cognitieve, emotionele en motivationele processen
“Toevallig gedrag”
Fehlleistungen (verkeerde handelingen), zoals dromen, versprekingen, overdreven angst, hebben volgens Freud een onbewust conflict als grondslag.
Primaire proces
Kenmerkt het onbewuste, deze kent alleen maar wensen en geen waarden of normen. Het streeft naar verwerkelijking van het lustprincipe. Is irrationeel (ongevoelig voor bewuste overwegingen en redenen)
Secundaire proces
Kenmerkt het voorbewuste, het is gericht op doelmatigheid. Het organisme moet rekening houden met de realiteit (rationeel) en de eisen van de buitenwereld. Ook wel: realiteitsprincipe
De drifttheorie
Mensen zijn aangeboren met basisdriften die tegengesteld aan elkaar zijn. De motivatie van mensen wordt met deze theorie verklaard & dat driften biologisch bepaald zijn.
Eros
Seksuele of levensdrift, de motor van het gedrag dat als fijn of plezierig wordt ervaren.
- -> seksueel-erotische wensen en zelfbehoud
- -> nuttigen van een maaltijd, knuffelen met een kind
- -> Lustprincipe & libido
Thanatos
Doodsdrift, bevat de agressieve en destructieve driften, maar ook de driften gericht op vermijding van spanning.
Mensen zijn tegelijkertijd goed en slecht
Id
- Een pasgeboren baby, is alleen gericht op het bevredigen van lichamelijke behoeften zoals: warmte, honger en dorst. (Het id)
- Staat gelijk met het onbewuste, bevat alleen driften
- Gericht op bevrediging van de behoefte die veroorzaakt worden door de driften.
- De sociale omgeving reageert niet direct op de verlangens van de baby, (altijd te laat), zo ontstaat spanning en is er sprake van een conflict.
- Om uit de conflictsituatie te komen is er sprake van een psychische structuur nodig, het kind moet leren om zijn behoeftebevrediging uit te stellen
Ego
- De gewenste verandering in de psychische structuur komt doordat het Id verandert in een structuur die: –> functioneert in overeenstemming met de realiteit.
- -> de spanning aan kan
- Ego staat voor het gezonde verstand
- Actief wanneer je bewust ergens mee bezig bent.
- 1e levensjaar, secundaire proces
- Realiteitsprincipe is nu boven het lustprincipe komen te staan.
- Verdedigingsmechanismen
- Het Ego blijft zich wel door ontwikkelen
Superego
De laatste ontwikkeling in de psychische structuur, het opper-geweten.
- Oedipale conflict
- Het Ego gebruikt verdedigingsmechanismen om zich te handhaven tussen de strijdige eisen van de omgeving en het Id.
- Identificatie.
- Ik-ideaal
- Het Superego functioneert als het geweten
Gevolgen van een te sterk of te zwak Superego
Veel schuldgevoelens of te weinig schuldgevoelens etc.