swk 2b Flashcards

1
Q

concrete operationele fase

A

periode van cognitieve ontwikkeling tussen 7 en 12 jaar. juiste gebruik van logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

decenteren

A

het vermogen om rekening te houden met andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

reversibiliteit

A

het vermogen om uitgevoerde handelingen(in gedachte) weer terug te draaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

herinnering

A

coderen, opslaan, terughalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zone van naaste ontwikkeling

A

kind kan iets bijna maar nog niet zelfstanding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

metalinguistisch bewust zijn

A

het besef van eigen taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tweetaling

A

meer dan 1 taal te spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geheugenstrategieën

A

herhaling
organisatie
cognitieve elaboratie
mindmap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

iq

A

score van je mentale leeftijd en je echte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

emotionele intelligentie

A

in welke mate mensen emotioneel vaardig zijn met expressie, kennis en empathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

meervoudige intelligentie

A

8 van Gardner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

triarchische theorie van intelligentie

A

analytisch element: info verwerken en analyseren
creatief element: feiten en nieuwe info creatief oplossen
praktisch element: in de praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

assimilatiemodel

A

richt zich op kinderen uit migratie gezin voor Nederlandse taalvaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pluralistisch model

A

multiculturele samenleving waarin iedereen zijn culturele kenmerken behoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biculturele identiteit

A

met twee verschillende culturen identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pygmalion effect

A

wanneer een leraar iets van een leerling verwacht, vertoond hij dit gedrag ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stadium van vlijt

A

kind ontdekt zijn talenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verschuiving van karakterisering

A

eigenschappen worden persoonlijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

opwaartse sociale vergelijking

A

jezelf vergelijken met andere die beter presteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

neerwaartse

A

jezelf vergelijken met andere die minder presteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

moreel realisme

A

stadium voor kinderen waar regels vast en onveranderlijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

abstract modeling

A

leraar doet gewenst gedrag voor met beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

3 niveaus van moreel redenering

A

1 pre conventioneel - leren goed en fout, weten niet waarom
2 conventioneel - voelen schuldig na fout, ookal geen straf
3 post conventioneel - ontwikkelen eigen normen en waarden van goed en fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

adolescentie

A

periode tussen kindertijd en volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
puberteit
het proces van het geslachtsrijp worden
26
stadium van identiteit
periode waarin tieners erachter proberen te komen wat hun uniek maakt
27
emerging adulthood
eindt als volwassen rollen zijn opgenomen
28
vroege adolescentie
10 tot 14
29
midden
14 tot 18
30
late
19 tot 23
31
stürm en drang
periode van grote wisseling in denken en voelen zoals verliefdheid
32
psychopathologie
wanneer de ontwikkeling scheef verloopt
33
geslachtsrijp
als je in staat bent jezelf voor te planten
34
adernarche
allereerste fase van lichamelijke verandering
35
menarchie
1e ongesteldheid
36
spermarche
1e zaadlosing
37
groeispurt
meisjes 12 | jongens 14
38
status lichamelijke ont
wat er word ontwikkeld
39
timing
wanneer het word ontwikkeld
40
tempo
hoe snel het word ontwikkeld
41
vroegrijpheid
eerder dan puberteit lichamelijke verandering dit kan zorgen voor een laag zelfbeeld
42
paradox van adolescentie
risico's die voorkomen bij adolescentie
43
grijze en witte stof
zorgen voor signaleren en overdacht in de hersenen
44
cerebrale cortex
waar info vanuit derest van het lichaam ontvangen word
45
prefrontale cortex
zorgt voor dingen zoals plannen besluiten en emoties
46
parietale cortex
voor zintuigen en ruimtelijk denken
47
subcorticale gebieden
deel van de hersenen dat gevoelig is voor nemen van risico's en ervaren van emoties
48
executieve functies
werkt bij uitvoering van doelgerichte handeling
49
denkoperaties
soorten vormen van denken
50
formeel operationele fase
stadium waarin mensen het vermogen ontwikkelen om abstract te denken
51
informatieve verwerking van adolescentie
richt zich op hoeveel info je kan opslaan en hoe snel
52
elaboratie
koppeleb van nieuwe informatie aan oude ervaringen
53
ouderlijke ondersteuning
gedrag van de ouders dat liefde en zorg geeft
54
psychologische controle
ouder probeert kind als persoon te ontwikkelen
55
gedragscontrole
ouder probeert gedrag van kind te beïnvloeden
56
rigide gezinnen
gezinnen met een laag aanpassingsvermogen
57
chaotische gezinnen
teveel aanpassingsvermogen, weinig regels en structuur
58
parentificatie
proces waarbij adolescent rol van ouder opneemt
59
overbescherming
ouders doen veel en vragen weingi
60
gespleten loyaliteit
kind moet kant van een ouder kiezen
61
bliksemafleider/zondeblok
kind vertoon probleemgedrag om ruzie van ouders af te leiden
62
bilaterale vriendschap
wederzijds
63
unilaterale
eenzijdig
64
wederzijde socialisatie
proces waarbij jongeren elkaars gedraag overnemen
65
zelfconcept
categorieën waarin we onszelf zien
66
identiteit
wie je bent
67
isp
model dat aangeeft hoe identiteit word gevormd | dat heeft 2 dimensies en 4 stijlen
68
binding
school en beroep
69
exploralties
keuze mogelijkheden hebben
70
identity achievement
identiteit is bereikt | vb: je gaat naar verschillende opendagen en kiest daardoor een studie
71
foreclosure status
identiteit is vroeg bereikt | vb: je doet doktersopleiding omdat je ouders dat al vroeg wouden
72
moratorium status
identiteit is uitgesteld | vb: je wilt iets met computers doen maar dat is nerderig dus je weet nog niet wat je precies wilt
73
diffusion status
er is verwarring over de identiteit