Studietaak 5 Flashcards
Welke twee cognitieve instrumenten heeft de wetenschapper tot haar beschikking om tot nieuwe kennis te komen?
- Observeren
- Redeneren
Op basis van een beperkt aantal waarnemingen een algemene uitspraak over de werkelijkheid doen
Inductieve generalisatie
Wanneer een gebeurtenis P vaker optreedt in combinatie met een andere gebeurtenis, dan zonder deze (niet Q)
Correlatie
ook wel een samenhang of associatie genoemd
Een uitspraak in de vorm van een veronderstelling die een verklaring biedt voor een geobserveerd fenomeen
Verklarende hypothese (H*)
Poneert een verwachte (en observeerbare) uitkomst van een onderzoek
Voorspelling/verwachting
Een set van gerelateerde beweringen
Wetenschappelijke theorie
Methode waarbij de onderzoeker op zoek gaat naar empirische bevindingen die stroken met een hypothese om zo de hypothese te ondersteunen
HD-confirmatiemethode
Methode waarbij de onderzoeker op zoek gaat naar empirische bevindingen die in tegenspraak zijn met een hypothese om zo te proberen de hypothese te weerleggen
HD-falsificatiemethode
Een voorspelling die een dusdanige hoge (a priori) waarschijnlijkheid heeft om uit te komen dat de bevestiging ervan weinig zegt over het waarheidsgehalte van de theorie of verklarende hypothese
Voorzichtige voorspelling
Een voorspelling die een dusdanige lage (a priori) waarschijnlijkheid heeft om uit te komen dat de bevestiging ervan informatief is over het waarschijnlijkheidsgehalte van de theorie of verklarende hypothese
Gedurfde voorspelling
P1 - als P, dan Q
P2 - P
C - Q
Modus ponens
(deductie)
P1 - als P, dan Q
P2 - niet-Q
C - niet-P
Modus tollens
(deductie)
P1 - als P, dan Q
P2 - Q
C - P
Bevestigen consequent
(ongeldig)
P1 - als P, dan Q
P2 - niet-P
C - niet-Q
Ontkennen antecedent
(ongeldig)