Studietaak 1 Flashcards

1
Q

Deel de drie oude Griekse filosofen in op leeftijd

A
  1. Socrates
  2. Plato
  3. Aristoteles
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemen we het standpunt van Socrates?

A

Scepticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we het standpunt van Plato?

A

Rationalisme (en deductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noemen we het standpunt van Aristoteles?

A

Empirisme (en inductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Standpunt dat stelt dat we nooit zeker kunnen weten of de kennis in ons bewustzijn overeenkomt met de wereld buiten ons bewustzijn

A

Scepticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Standpunt dat stelt dat kennis over de wereld aan ons is gegeven in het verstand

A

Rationalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Standpunt dat stelt dat de kennis over de wereld tot ons komt via de zintuigen

A

Empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Redenering van een algemeen principe naar specifieke gevallen

A

Deductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke drie eigenschappen heeft een syllogisme?

A
  1. Majorpremisse
  2. Minorpremisse
  3. Conclusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het samenvoegen van specifieke kennis om tot een opvatting te komen

A

Inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijft hoe het universum in een perfecte, goddelijke balans is, met de aarde als middelpunt

A

Aristotelisch-Christelijk wereldbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier categorieën idolen van Francis Bacon?

A
  1. Idola tribus
  2. Idola specus
  3. Idola fori
  4. Idola theatri
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vertekeningen in onze kennis over de wereld die ontstaan door de beperkingen die wij van geboorte meekrijgen

A

Idola tribus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De vertekeningen in onze kennis over de wereld die het gevolg zijn van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden gedurende onze ontwikkeling

A

Idola specus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De vertekeningen die ontstaan door onnauwkeurig gebruik van woorden of van definities, ofwel doordat woorden te weinig betekenis hebben, ofwel doordat de betekenis ervan verschuift

A

Idola fori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De vertekeningen die ontstaan door het kritiekloos aanhangen van de denkbeelden van bijvoorbeeld oude filosofen

A

Idola theatri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Draait om de vraag hoe de inhoud van ons bewustzijn samenhangt met de werkelijkheid

A

Correspondentieprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In welke twee fasen deelt Locke het waarnemingsproces in?

A
  1. Sensatie
  2. Reflectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Het moment waarop ruwe indrukken zoals kleuren en vormen onze zintuigen betreden

A

Sensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ruwe ervaringen smelten samen tot een ervaring van samengestelde objecten

A

Reflectie

21
Q

Onveranderlijke kwaliteiten van het object, zoals grootte, vorm, aantal en beweging

A

Primaire kwaliteiten

22
Q

Kwaliteiten die alleen bestaan wanneer het object wordt waargenomen, zoals kleur, geluid en smaak

A

Secundaire kwaliteiten

23
Q

Het standpunt dat de werkelijkheid zich slechts in de ervaring bevindt en dat ons bewustzijn dus bepalend is voor de werkelijkheid

A

Idealisme

24
Q

De opvatting dat er een feitelijke wereld is buiten onze ervaring, of dat we moeten aannemen dat die er is

A

Realisme

25
Q

Wat noemt Hume de inhoud van onze geest?

A

Percepties

26
Q

Welke twee categorieën gebruikt Hume voor het onderverdelen van percepties?

A
  1. Impressies
  2. Ideeën
27
Q

De directe ervaringen zoals zij in ruwe vorm bij ons binnenkomen

A

Impressies

28
Q

De vage kopieën van onze impressies die achterblijven nadat de bron van onze impressies verdwenen is

A

Ideeën

29
Q

De ideeën die bij ons achterblijven zijn uitsluitend kopieën van de wereld zoals die zich aan ons voordoet via de zintuigen

A

The copy principle

30
Q

Een synthese tussen rationalisme, empirisme en idealisme

A

De ‘Copernicaanse wending’ van Immanuel Kant

31
Q

Tussen welke twee kennisuitspraken maakt Kant een onderscheid?

A
  1. Analytische uitspraken
  2. Synthetische uitspraken
32
Q

Kennisuitspraken die definiërend en ontegenzeggelijk waar zijn, maar ons niets nieuws leren

A

Analytische uitspraken

33
Q

Kennisuitspraken die iets toevoegen aan onze kennis, maar niet met zekerheid waar zijn

A

Synthetische uitspraken

34
Q

Uitspraken die bij voorbaat al bekend zijn en onderdeel zijn van ons verstand

A

A-priori-uitspraken

35
Q

Uitspraken die pas achteraf bekend worden en voortkomen uit onze zintuiglijke waarneming

A

A-posteriori-uitspraken

36
Q

Uitspraken die afkomstig zijn uit het verstand die iets nieuws toevoegen aan dat wat wij weten

A

Synthetische a-priori-uitspraken

37
Q

Tussen welke twee werelden maakt Kant een onderscheid in een poging het correspondentieprobleem op te lossen?

A
  1. De noumenale wereld
  2. De fenomenale wereld
38
Q

De wereld zoals deze is

A

Noumenale wereld

39
Q

De wereld zoals deze verschijnt in onze ervaring

A

Fenomenale wereld

40
Q

Het idee dat er een buitenwereld is maar dat deze verborgen is voor ons

A

Transcendentaal idealisme

41
Q

Stelt dat onze kennis niet gezien moet worden als een set ideeën die op enigerlei wijze corresponderen met de werkelijkheid, maar als een set overtuigingen die als richtlijnen dienen voor ons handelen

A

Pragmatisme

42
Q

Tussen welke twee vormen van twijfel maakt Peirce onderscheid?

A
  1. Papieren twijfel
  2. Levende twijfel
43
Q

Twijfel van intellectuele redeneringen die leiden tot de conclusie dat wij niets weten

A

Papieren twijfel

44
Q

Twijfel die we diep van binnen voelen als een oncomfortabel knagen omdat er iets niet lijkt te kloppen

A

Levende twijfel

45
Q

Waarmee probeerde Peirce de kloof tussen de noumenale en de fenomenale wereld van Kant te sluiten?

A

Doubt-inquiry model

46
Q

Wat zijn vier methoden waarmee we onze overtuigingen kunnen fixeren volgens Peirce?

A
  1. Methode van volharding en vermijding
  2. Vertrouwen op de autoriteit van anderen
  3. A-priorimethode van fixatie
  4. Wetenschappelijke methode
47
Q

Methode waarin overtuigingen gefixeerd worden door het ontstaan van twijfel te voorkomen

A

Methode van volharding en vermijding

48
Q

Methode waarin men terugvalt op overtuigingen die op dat moment het meest aantrekkelijk of vanzelfsprekend zijn

A

De a-priorimethode van fixatie