studietaak 3 - paradigma's en wetenschappelijke revoluties Flashcards

1
Q

hoe keken de logische empiristen naar wetenschap?

A

Wetenschap voor de logical empiristen was dus een paradigmatisch rationele activiteit, de zekerste route naar de waarheid die er bestaat.

Technieken zoals experimenteel testen stelden een wetenschapper in staat zijn theorie rechtstreeks met de feiten te vergelijken, en zo tot een weloverwogen, onbevooroordeelde beslissing te komen over de verdiensten van de theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe bekijken de logisch emperisten de scherpe scheiding tussen de “context of discovery” en de “context of justification”?

A

-> “context of discovery” verwijst naar het historische process waarbij de wetenschapper tot een theorie komt -> volgens de logical empiristen een subjectief, psychologisch process waarbij geen preciese regels gelden

-> “context of justification” verwijst naar de middelen waarmee de wetenschapper probeert om de theorie te justifiëren, zoekend naar relevant bewijs -> dit was een objectieve logica en wetenschapper moeten zich hieraan houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een ander thema bij de logisch empiristen is het onderscheid tussen theorie en observeerbare feiten

A

De logische empiristen geloofden dat geschillen tussen rivaliserende wetenschappelijke theorieën op een volledig objectieve manier konden worden opgelost –> door de theorieën rechtstreeks te vergelijken met de ‘neutrale’ observationele feiten, die alle partijen konden aanvaarden.

Zonder een duidelijk onderscheid tussen theorieën en observationele feiten zou de rationaliteit en objectiviteit van de wetenschap in gevaar komen, en ze waren resoluut in hun overtuiging dat wetenschap rationeel en objectief was.

Hoe deze reeks neutrale feiten precies zou moeten worden gekarakteriseerd was een kwestie van debat onder de logische empiristen, maar zij waren ervan overtuigd dat het bestond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Centraal in Kuhns visie op de normale wetenschap staat het concept van een paradigma. Welke zijn de twee componenten van een paradigma volgens Kuhn?

A

Een paradigma bestaat uit twee hoofdcomponenten:
-> ten eerste een reeks fundamentele theoretische aannames die alle leden van een wetenschappelijke gemeenschap aanvaarden;

-> ten tweede een reeks ‘voorbeelden’ of specifieke wetenschappelijke problemen die zijn opgelost door middel van deze theoretische aannames, en die voorkomen in de leerboeken van de discipline in kwestie.

Een paradigma is een volledige wetenschappelijke visie: een constellatie van gedeelde aannames, overtuigingen en waarden die een wetenschappelijke gemeenschap verenigen en normale wetenschap mogelijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houdt volgens Kuhn normale wetenschap in?

A
  • normale wetenschap is volgens Kuhn een kwestie van puzzels oplossen
  • hoe succesvol een paradigma ook is, het zal altijd zekere problemen kennen, fenomenen dat moeilijk te accomoderen zijn of mismatches tussen de theorie voorspelling en de experimentele feiten

normale wetenschap is volgens Kuhn een conservatieve activiteit (practitioners proberen het bestaande paradigma te ontwikkelen en uit te breiden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe verloopt volgens Kuhn het aanvaardingsproces van een nieuw paradigma?

de overdracht van loyaliteit van het ene paradigma naar het andere paradigma

A
  1. Maar Kuhn betoogde dat het adopteren van een nieuw paradigma een zekere geloofsdaad van de kant van de wetenschapper impliceert.
  2. Hij gaf toe dat een wetenschapper goede redenen kon hebben om een oud paradigma te verlaten voor een nieuw paradigma, maar hij benadrukte dat redenen alleen nooit rationeel een paradigmaverschuiving kunnen afdwingen.
  3. En bij het uitleggen waarom een nieuw paradigma snel acceptatie krijgt in de wetenschappelijke gemeenschap, benadrukte Kuhn de groepsdruk van wetenschappers op elkaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat was Kuhn’s visie op de “objectieve waarheid”

A
  1. Kuhn vroeg zich af of het concept van objectieve waarheid eigenlijk helemaal zin heeft. Het idee dat er een vaste reeks feiten over de wereld, onafhankelijk van een bepaald paradigma, was van twijfelachtige samenhang.
  2. Kuhn suggereerde een radicaal alternatief: de feiten over de wereld zijn paradigma-relatief, en veranderen dus wanneer paradigma’s veranderen

=> als deze suggestie juist is, dan heeft het geen zin om te vragen of een gegeven theorie correspondeert met de feiten “omdat ze dat zijn”
=> radicale vorm van anti-realisme over wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke zijn Kuhn’s twee filosofische argumenten voor zijn radicale claim van een vorm van anti-realisme voor de wetenschap (de feiten over de wereld zijn paradigma-afhankelijk en die feiten veranderen dus als het paradigma veranderd)?

A
  1. Ten eerste stelde hij dat concurrerende paradigma’s typisch ‘onverenigbaar’ zijn met elkaar –> voor Kuhn bepaalt het paradigma van een wetenschapper zijn hele wereldbeeld. Dus wanneer een bestaand paradigma wordt vervangen door een nieuw paradigma in een wetenschappelijke revolutie, moeten wetenschappers het hele conceptuele kader opgeven dat ze gebruiken om de wereld te begrijpen –> er is gewoon geen gemeenschappelijke taal + concepten kunnen niet uitgelegd worden onafhankelijk vd theorie waarin zij zijn ingebed.

2.Kuhns tweede filosofische argument was gebaseerd op een idee dat bekend staat als de ‘theoriegeladenheid’ van gegevens –> als je wetenschapper bent die probeert te kiezen tussen twee conflicterende theorieën dan ligt het voor de hand om op zoek te gaan naar een gegeven dat de knoop doorhakt, of om een ‘cruciaal experiment’ uit te voeren dat de zaak zal beslechten. Maar dit is alleen mogelijk als er gegevens bestaan die voldoende onafhankelijk zijn van de theorieën, in die zin dat een wetenschapper de gegevens kan accepteren ongeacht welke van de twee theorieën hij gelooft. Kuhn stelde dat het ideaal van theorie-neutraliteit een illusie is - gegevens worden altijd vervuild door theoretische aannames.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke twee belangrijke gevolgen had de stelling van de theoriegeladenheid van data voor Kuhn?

A
  1. Ten eerste betekende dit dat een geschil tussen concurrerende paradigma’s niet kon worden opgelost door simpelweg een beroep te doen op ‘de gegevens’ of ‘de feiten’, want wat een wetenschapper als gegevens of feiten beschouwt, hangt af van welk paradigma hij of zij accepteert. Een perfect objectieve keuze tussen twee paradigma’s is daarom onmogelijk
  2. Ten tweede wordt het idee zelf van objectieve waarheid in twijfel getrokken. Om objectief waar te zijn, moet een theorie overeenkomen met de feiten, maar het idee van zo’n overeenstemming heeft weinig zin als de feiten zelf besmet zijn door onze theorieën. Daarom kwam Kuhn tot de radicale opvatting dat de waarheid zelf relatief is aan een paradigma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom denkt Kuhn dat alle data “theoriegeladen” zijn?

A
  1. het idee dat waarneming sterk bepaald wordt door achtergrondovertuigingen - wat we zien hangt deels af van wat we geloven.
  2. De experimentele en observatierapporten van wetenschappers zijn vaak zeer theoretisch geformuleerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kuhn stelde dat er geen algoritme bestaat voor de theorie keuze in wetenschap?

A
  • een algoritme voor theorie keuze is een stel regels die je kan volgen en toepassen op twee concurrende theorieën en die ons dan vertellen welke te kiezen
  • het “geen algoritme” idee ondersteunde Kuhn’s statement dat paradigma shifts geen aanslag zijn op de rationaliteit van de wetenschap -> er bestaan gewoonweg nog geen regels voor de keuze
  • dus de keuze is ofwel wetenschap is irrationeel ofwel het concept van rationaliteit is te veeleisend => oplossing is een meer pragmatischa aanpak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef de vier uitgangspunten weer van de logisch positivisten

A
  1. wetenschappelijke kennis groeit cumulatief => door onderzoek en ontdekkingen genereert de wetenschap een constante stroom aan nieuwe kennis over de werkelijkheid om ons heen. Deze als maar groeiende berg van wetenschappelijke kennis vertoont dus een kwantitatieve, cumulatieve groei (meer empirische inhoud)
  2. wetenschappelijke kennis is objectief => De logisch positivisten stellen dat wetenschappelijke kennis objectief is in die zin dat deze onafhankelijk is van de wetenschappers die de feiten ontdekken. Volgens de logisch positivisten zeggen de objectieve feiten dan ook iets over de wereld om ons heen. Deze feiten geven ons toegang tot een deel van de structuur van de objectieve werkelijkheid (!aanname die de logisch positivisten hierbij maken, is dat dit soort objectieve feiten theorieneutraal zijn.)
  3. wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces => Wetenschappelijke theorieën zijn logisch samenhangende raamwerken en wetenschappers gebruiken inductieve en deductieve methoden om kennis te vergaren. Bij Popper vinden we dit idee van rationaliteit ook terug: wetenschap draait vooral om kritische toetsing van bestaande theorieën.
  4. wetenschappers zijn zelf-kritisch => Wetenschappelijke theorieën zijn logisch samenhangende raamwerken en wetenschappers gebruiken inductieve en deductieve methoden om kennis te vergaren. Bij Popper vinden we dit idee van rationaliteit ook terug: wetenschap draait vooral om kritische toetsing van bestaande theorieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat staat er volgens Kuhn centraal in de wetenschappelijke ontwikkelingscyclus?

A
  • Het begrip paradigma staat centraal in de filosofie van Kuhn (1962)
  • Kuhn gebruikt de term paradigma vooral als een overkoepelend begrip dat de algemene benadering binnen een wetenschappelijke discipline kenmerkt.
  • Een paradigma is dus veelomvattender dan een theorie of een denkkader => Een paradigma is een coherent geheel aan theorieën, geaccepteerde meetinstrumenten, onderzoeksmethodieken en basisaannamen.

In short, a paradigm is an entire scientific outlook – a constellation o

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe verloopt volgens Kuhn de wetenschappelijke cyclus?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kuhn en Popper hebben verschillende opvattingen over hoe wetenschappers omgaan met falsificatie van hun theorieën. Vergelijk Kuhn en Popper op dit punt met elkaar.

A

Een opvallend contrast met Popper is dat Kuhn laat zien dat wetenschappers door de geschiedenis van de wetenschap heen hardnekkige anomalieën niet als falsificaties van hun paradigma beschouwen. Zelfs als anomalieën de wetenschap in een crisis hebben gebracht, doen wetenschappers volgens Kuhn nog steeds geen afstand van het paradigma. Ze beginnen wel naar alternatieve verklaringen te zoeken en het geloof in het bestaande paradigma neemt af.

Volgens Kuhn wijzen wetenschappers in de praktijk hun paradigma niet af op basis van een vergelijking met observationele data. Pas als er een nieuwe, alternatieve theorie beschikbaar is, en dit alternatief door de meerderheid van de wetenschappers als nieuw paradigma wordt geaccepteerd, wordt de oude visie verworpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is een vakgebied een wetenschap volgens Popper, en aan welke eisen moet het voldoen volgens Kuhn?

A

Volgens Popper moeten wetenschappelijke theorieën zich kwetsbaar opstellen. Ze moeten uitspraken kunnen genereren die in principe experimenteel weerlegbaar oftewel falsifieerbaar zijn. Popper ziet dit falsificatieprincipe als een demarcatiecriterium dat echte wetenschap onderscheidt van pseudowetenschap, zoals astrologie. Pseudowetenschappelijke kennisbolwerken kunnen namelijk geen falsifieerbare uitspraken genereren en hebben het daardoor altijd bij het rechte eind.

Volgens Kuhn wordt het onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap gemarkeerd door de aanwezigheid van een paradigma. Het paradigma creëert puzzels die door wetenschappers opgelost moeten worden. Hiermee genereren wetenschappers nieuwe kennis. Pseudowetenschappelijke kennisbolwerken, zoals astrologie, begeven zich in een pre-paradigmatische fase. Er worden geen echte ‘puzzels’ gecreëerd waardoor deze disciplines ook geen progressie vertonen.

17
Q

hoe kan volgens Kuhn een crisis binnen de wetenschappelijke cyclus worden opgelost?

A

Een crisis kan op drie manieren worden opgelost:
(1) de anomalieën worden binnen het bestaande paradigma opgelost en de normale wetenschap kan weer zijn weg vervolgen,
(2) het probleem wordt niet opgelost en wordt voorlopig genegeerd in de hoop dat een toekomstige generatie het probleem kan verhelpen met betere technologie,
(3) de wetenschap blijft in crisis totdat iemand van buiten het paradigma met een nieuwe theorie naar voren komt, die kan leiden naar een nieuw paradigma dat wel een verklaring heeft voor de anomalieën.

18
Q

Op welke wijze is Piagets Theory of Stages een kwalitatieve theorie van ontwikkeling te noemen? (zie eventueel Gray & Bjorklund, 2018)

A

Een belangrijk aspect van Piagets benadering is het idee dat de ontwikkeling niet alleen vanuit een kwantitatief perspectief begrepen moet worden. Neem bijvoorbeeld het logisch denkvermogen van kinderen. Volgens psychologen zoals Piaget is het dus niet zo dat kinderen vanaf nul beginnen en over de jaren incrementeel en geleidelijk steeds beter worden in deze vaardigheid.

Piaget nam een kwalitatief perspectief. Op een gegeven moment in de ontwikkeling ontvouwt zich (als een soort cognitieve revolutie) het vermogen tot logisch redeneren. Dergelijke revoluties ontvouwen zich meerdere malen tijdens de ontwikkeling en markeren de overgang naar een nieuw stadium. In de verscheidene stadia van ontwikkeling hebben kinderen dus een kwalitatief andere manier van denken en van kijken naar de wereld opgedaan, aldus Piaget.

Bij wijze van analogie kunnen we stellen dat Thomas Kuhn, zoals Jean Piaget dat deed over de kinderontwikkeling, zich afzette tegen de suggestie dat de ontwikkeling van wetenschap over de tijd zinvol te omschrijven is als kwantitatief en cumulatief.

19
Q

wat is Kuhn’s claim over het cyclische beeld van wetenschapsontwikkeling tov de logisch positivisten?

A
  • Kuhn claimt namelijk dat wetenschap deze cumulatieve groei alleen boekt in een periode van normale wetenschap, wanneer er ‘puzzels’ worden opgelost.
  • Bij een paradigma-overgang kunnen we echter niet spreken van cumulatieve groei van kennis, volgens Kuhn, want elkaar opvolgende paradigma’s zijn incommensurabel.
20
Q

wat betekent dat twee theorieën incommensurabel zijn? (Kuhn)

A
  • Incommensurabel betekent letterlijk ‘niet meetbaar met een en dezelfde maatstaf’.
  • Kuhn stelt dus dat paradigma’s incommensurabel zijn omdat ze zo fundamenteel van elkaar verschillen dat er geen gedeelde standaard is waarmee ze goed met elkaar vergeleken kunnen worden.
21
Q

op welke drie vlakken komt de incommensurabiliteit tussen theorieën tot uiting volgens Kuhn?

A
  • (1) Manieren van observeren –> Wetenschappelijke observaties zijn volgens Kuhn niet theorieneutraal, maar theoriegeladen. Dat betekent dat twee wetenschappers die verschillende paradigma’s aanhangen, dezelfde observaties op een andere manier kunnen interpreteren.
  • (2) Onderzoeksmethoden –> Paradigma’s hanteren verschillende standaarden over wat geldt als goede en slechte wetenschap. Het is dus mogelijk dat bepaalde onderzoeksmethoden die vóór een paradigmaovergang nog als wetenschappelijk werden beschouwd, dat niet meer zijn na een paradigmaovergang.
  • (3) Taalgebruik –> De derde manier waarop Kuhn stelt dat incommensurabiliteit tot uiting komt is dat na een paradigmaovergang bestaande concepten fundamenteel van betekenis kunnen veranderen. Wetenschappers spreken na een paradigmaovergang een andere taal.
22
Q

hoe stelt Kuhn dat de wetenschap toch vooruitgang boekt met een paradigmaovergang?

A
  1. we kunnen volgens Kuhn in het algemeen wel spreken van wetenschappelijke vooruitgang bij paradigmawisselingen, al is deze vooruitgang niet cumulatief of zuiver objectief van aard.
  2. Opeenvolgende paradigma’s ziet hij als raamwerken die steeds beter aangepast zijn aan hun omgeving. –> Net zoals evolutie geen einddoel heeft of ergens naartoe evolueert, zo evolueert de wetenschap ook niet naar een zo precies mogelijke afspiegeling van de objectieve werkelijkheid (truth-approximation).
23
Q

kunnen twee paradigma’s volgens Kuhn met elkaar vergeleken worden?

A
  1. Kuhn stelt namelijk dat het niet objectief vast te stellen is of het ene paradigma ‘beter’ is dan het ander.
  2. Bovendien ‘verliest’ de wetenschap na een paradigmaovergang volgens Kuhn ook vaak verklarend vermogen.
  3. Ook is het mogelijk dat het nieuwe paradigma anomalieën van het oude paradigma oplost, maar geen verklaring biedt op een gebied waar het oude paradigma dat wel deed.
  4. Kuhn stelt dat vanuit het perspectief van het nieuwe paradigma het oude paradigma natuurlijk altijd inferieur is.
  5. Door de incommensurabiliteit van paradigma’s, kunnen wij tenslotte niet beschikken over paradigmaonafhankelijke, objectieve maatstaven om dit te beoordelen.
24
Q

welke zijn de twee belangrijkste misinterpretaties van Kuhn’s werk “the structure of scientific revolutions”

A
  1. Relativisme –> conclusie dat Kuhns positie leidt tot epistemisch relativisme. Dat is grofweg het idee dat er geen absolute waarheid bestaat, er geen objectieve feiten bestaan, en dat alle kennis afhankelijk is van de van sociale, culturele of individuele standaarden van de waarnemer.
  2. Theoriekeuze –> Volgens Kuhn bestaat er geen algoritme voor theoriekeuze. De context of justification is dus niet gebaseerd op zuiver rationele gronden - Kuhn beweerde namelijk dat theoriekeuze bepaald wordt door een grote groep wetenschappers die tijdens een crisis een inschatting moeten maken welke theorie de basis gaat vormen voor het nieuwe paradigma.

Volgens Kuhn beschikken wetenschappers echter wel degelijk over de kennis om een goed onderbouwde (oftewel rationele) keuze te maken tussen twee paradigma’s.

25
Q

wat is het antwoord van Kuhn op de kritiek dat hij een relativistisch standpunt ondersteunt?

A
  1. Kuhn hanteert een ander criterium waardoor wij toch kunnen bepalen of een bepaald paradigma ‘beter’ is dan het andere: het puzzel-generend en puzzel-oplossend vermogen van een paradigma. Dat is weliswaar geen zuiver objectief criterium, maar wel een praktisch criterium
  2. Ook stelt Kuhn dat aanhangers van verschillende paradigma’s elkaars ‘taal’ en methoden wel degelijk kunnen leren begrijpen. De incommensurabiliteit van paradigma’s is dus niet zo absoluut -> vaak is er voldoende overlap om de vertaalslag te maken

Tegenwoordig beargumenteren verschillende filosofen dan ook dat de positie van Kuhn beter past binnen de traditie van het pragmatisme

26
Q

Kuhn geeft een aantal richtlijnen waaraan een goede wetenschappelijke theorie moet voldoen (ondersteuning bij crisis en keuze tussen paradigma’s en een rationele keuze te maken)

A

Een theorie moet
- (1) accurate uitspraken doen,
- (2) consistent zijn met andere bestaande theorieën,
- (3) brede reikwijdte hebben en dus uitspraken doen over een breed empirisch domein,
- (4) eenvoudig zijn, dat wil zeggen zo min mogelijk complexe aannamen doen, en
- (5) vruchtbaar zijn, oftewel ze moet nieuwe puzzels genereren.

27
Q

op welke manier geeft Kuhn kritiek leverde op onderstaande stelling –>
“wetenschappelijke kennis is cumulatief”

A

Kuhns incommensurabiliteits-these heeft belangrijke consequenties voor het idee dat wetenschappelijke kennis door de geschiedenis heen cumulatieve groei vertoont. Deze cumulatieve groei is weliswaar karakteristiek in perioden van normale wetenschap, maar wordt door een paradigmaverschuiving scherp onderbroken.

28
Q

op welke manier geeft Kuhn kritiek leverde op onderstaande stelling –>
“wetenschappelijke kennis is objectief”

A

Kuhn stelt dat zuivere objectieve kennis, oftewel kennis die geheel onafhankelijk is van een set van basisaannamen (een paradigma), niet haalbaar is. Observaties zijn volgens Kuhn noodzakelijkerwijs theoriegeladen. Observaties worden geselecteerd, geïnterpreteerd en geordend vanuit een achterliggend kader. Er bestaan dus ook geen theorieneutrale data die als scheidsrechter kunnen fungeren om te beslissen welk van de concurrerende paradigma’s de voorkeur geniet.

29
Q

op welke manier geeft Kuhn kritiek leverde op onderstaande stelling –>
“wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces”

A
  • Wetenschappelijke revoluties ondergraven volgens Kuhn het idee dat wetenschappelijke ontwikkeling een zuiver rationeel, dat wil zeggen een op logica gestoeld, proces is. Kuhn claimt dat er geen vast recept of algoritme bestaat dat bepaalt hoe een nieuw paradigma wordt gekozen. Sociale en historische factoren spelen hierin ook een rol.
  • Wetenschappers kiezen voor een veelbelovend alternatief onder andere op basis van het puzzel-genererend en puzzel-oplossend vermogen van de nieuwe benadering.

Kuhn maakt duidelijk dat de context of justification niet los gezien kan worden van zijn historische context (de context of discovery). Wetenschappelijke progressie berust dus niet op zuivere rationele gronden.

30
Q

op welke manier geeft Kuhn kritiek leverde op onderstaande stelling –>
“wetenschappers en wetenschap zijn zelfkritisch”

A

Volgens Kuhn is het idee dat wetenschappers kritisch naar hun eigen theorieën kijken en actief proberen hun ideeën te falsifiëren niet realistisch. In perioden van normale wetenschap zijn wetenschappers niet kritisch naar hun eigen paradigma, maar is wetenschap een vrij dogmatische aangelegenheid.

Deze vasthoudende attitude is functioneel omdat het wetenschappers helpt anomalieën te verklaren die op het eerste gezicht het paradigma lijken te weerleggen.

31
Q

geef de vier uitgangspunten weer van de logisch positivisten

A
  1. wetenschappelijke kennis groeit cumulatief -> constante stroom aan nieuwe kennis over de werkelijkheid-> wetenschap groeit dichter naar een accurate beschrijving van de werkelijkheid = truth approximation
  2. wetenschappelijke kennis is objectief -> onafhankelijk van de wetenschapper die de feiten ontdekt -> aanname dat objectieve feiten theorieneutraal zijn
  3. wetenschappelijke kennis is een rationeel proces -> nieuwe kennis is product van rationeel proces. Onderscheid tussen context of discovery (niet relevant, subjectief psychologisch proces) en context of justification (gebaseerd op wiskunde en logica)
  4. wetenschappers zijn zelfkritisch ->
32
Q

op welke manier leverde Kuhn kritiek op het logisch positivistische uitgangspunt dat
“wetenschappelijke kennis is cumulatief”

A

-> cumulatieve groei is karakteristiek in perioden van normale wetenschap maar wordt door een paradigmaverschuiving scherp onderbroken

-> opeenvolgende paradigma’s zijn incommensurabel – zijn geen cumulatieve aanvulling op – de grondregels van het vakgebied worden herschreven

33
Q

op welke manier leverde Kuhn kritiek op het logisch positivistische uitgangspunt dat
“wetenschappelijke kennis is objectief”

A
  • Kuhn stelt dat zuivere objectieve kennis niet haalbaar is (kennis onafhankelijk van een set basisaannamen)
  • observaties zijn theoriegeladen -> er zijn geen theorieneutrale data
34
Q

op welke manier leverde Kuhn kritiek op het logisch positivistische uitgangspunt dat
“wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces”

A
  • wetenschappelijke revoluties ondergraven het idee dat wetenschappelijke ontwikkeling zuiver rationeel is
  • Kuhn claimt ook dat er geen algoritme bestaat hoe een nieuw paradigma wordt gekozen (sociale, historische factoren spelen een rol)
  • wetenschappers kiezen voor een alternatief op basis van puzzel-genererend en puzzel-oplossend vermogen
  • context of justification kan niet los gezien worden van context of discovery -> progressie berust dus niet op zuiver rationele gronden
35
Q

op welke manier leverde Kuhn kritiek op het logisch positivistische uitgangspunt dat
“wetenschap en wetenschappers zijn zelfkritisch”

A
  • Khun stelt het idee dat wetenschappers kritisch zijn naar hun eigen theorieën kijken en actief proberen ideeën te falsifiëren NIET realistisch is.
  • in periode van normale wetenschap zijn wetenschappers vrij dogmatisch -> die hhouding is ook functioneel -> helpt anomalieën te verklaren