Studietaak 2 Leren, leertheorieen en kennisopvattingen Flashcards

1
Q

Wat is de algemene definitie van leren?

A

Leren is een blijvende verandering in gedrag, of in het vermogen om zich op een bepaalde manier te gedragen, die het resultaat van oefening of andere vorm van ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 criteria van leren?

A
  1. leren houdt verandering in
  2. Leren vraagt tijd en zal in de loop van tijd blijven bestaan
  3. Leren vind plaats door ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is het moeilijk om leren te onderzoeken?

A

Leren in inferentieel. We observeren het leren niet rechtstreeks maar eerder zijn product of resultaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom hoort bij de criteria van leren dat het in de loop van tijd blijft bestaan?

A

Dit sluit tijdelijke gedragsveranderingen door factoren als drugs, alchohol en vermoeidheid uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom moet leren door ervaring worden veroorzaakt?

A

Dit sluit gedragsveranderingen uit die primair worden bepaald door erfelijkheid, zoals de ontwikkelingen van een kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onder welk filosofisch perspectief valt leren?

A

epistemologie, de leer van kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de twee filosofische stromingen over de oorsprong van kennis?

A

Rationalisme en Empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zegt het rationalisme over de oorsprong van kennis?

A

Kennis komt voort uit rede zonder toevlucht te nemen tot zintuigen. Er is een duidelijk onderscheid tussen geest en materie.
Kennis ontstaat uit de geest. Er is een externe wereld maar ideeen komen voort uit verwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tot wie kan het rationalisme worden teruggeleid?

A

Plato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat waren de rationalistische opvattingen van Plato?

A

Plato gaat er van uit dat de ware kennis, of de kennis van ideeën is aangeboren en wordt bewustgemaakt door reflectie. Leren is herinneren wat er al in de geest bestaat. Rede is de hoogste mentale functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was de rationalistische opvatting van de franse Rene Descartes?

A

Absolute waarheden zijn niet onderworpen aan twijfel. Het feit dat hij kon twijfelen deed hem er toe geloven dat de geest bestaat. Ik denk, dus ik ben.
Evenals bij Plato is er een dualisme tussen geest en materie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was het rationalistische perspectief van de Duitste filosoof Immanuel kant?

A

de externe wereld is ongeordend maar wordt als geordend gezien omdat de orde wordt opgelegd door de geest. de geest neemt de externe wereld op via de zintuigen en verandert het volgens subjectieve aangeboren wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was het verschil tussen Plato en Descartes + Kant

A

Decartes en kant geloofden dat de rede handelde op basis van informatie die van de wereld is verkregen. Plato dacht dat kennis absoluut kan zijn en verworden uit pure rede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt het empirisme over de oorsprong va kennis?

A

Ervaringen zijn de enige bron van kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat was Aristoteles empiristische kijk op de oorsprong van kennis?

A

Geen scherp onderscheid tussen geest en materie. De buitenwereld is de basis voor menselijke zintuigelijke indrukken, die op hun beurt worden geïnterpreteerd zoals geoorloofd door de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarmee droeg Aristoteles bij aan de psychologie?

A

Associatie principes zoals toegepast op geheugen. Het terugroepen van een object of idee trieert het terugroepen van andere objecten of ideeën die vergelijkbaar zijn met, anders van, of dichtbij ervaren in ruimte of tijd. Hoe meer objecten zijn geassocieerd, hoe groter de kans dat het terugroepen van een het terugroepen van het ander stimuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat was de empiristische gedachte van john Locke?

A

Er zijn geen aangeboren ideeën, alle kennis komt voort uit twee soorten ervaringen: zintuigelijke indrukken van de buitenwereld en persoonlijk bewustzijn. Iedereen is bij geboorte een blanco tablet.
Er is niets in de geest dat niet in ontstaan uit de zintuigen. De Geest is samengesteld uit ideeën die erin zijn genomineerd op verschillende manieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat was de empiristische gedachten van Berkeley?

A

De geest is de enige realiteit. Ideeën komen voort uit ervaringen.

19
Q

Wat was de empiristische gedachten van Hume?

A

mensen kunnen nooit zeker zijn over de externe realiteit maar ook niet over hun eigen ideeen. Ervaringen worden met elkaar geassocieerd.

20
Q

Wat was de empiristische gedachten van Mill?

A

Eenvoudigen ideeën generen complexe ideeën.

21
Q

Waarom was het psychologische laboratorium van Wundt van grote invloed op leertheorieen?

A

Hij vestigde pshycholgie als nieuwe wetenschap. Markeerde overgang van filosofische stroming naar een nadruk op experimenteren en instrumentatie.

22
Q

Waarom was het verbaal leren van Ebbinghaus van grote invloed op leertheorieen?

A

Experimentele methode valideren en stelde de psychologie als wetenschap.
Hij onderzocht hogere mentale processen door onderzoek te doen naar geheugen. Onderzoek met onzin lettergrepen.

23
Q

Wat is de structuralistische kijk op leren?

A

Menselijk bewustzijn legitiem gebied van wetenschappelijk onderzoek en bestudeerde structuur of samenstelling van mentale processen. geest is samengesteld uit associaties van ideeën, die opgesplitst weten worden in enkele ideeën.

24
Q

Wat was de experimentele methode van Wundt, Tichener en andere structuralisme en wat houdt deze methode in?

A

Introspectie, zelfanalyse. Deelnemers delen mondeling hun ervaringen na blootstelling aan voorwerpen of gebeurtenissen.

25
Q

Waarom was introspectie vaak problematisch en onbetrouwbaar?

A

Moeilijk om van mensen te verwachten dat ze betekenissen en labels negeren. De geest is niet gestructureerd of informatie zo netjes in te delen.

26
Q

Wat is de functionalistische kijk op leren?

A

Mentale processen en gedragingen van levende organismen hen helpen zich aan te passen aan hun omgeving.

27
Q

Wat was de functionalistische gedachten van William James?

A

Ervaring is het uitgangspunt om denken te onderzoeken. Simpele idee zijn geen passieve kopieën van omgevingsinput, maar een product van abstract denken en studeren.
Bewustzijn is een continue process.

28
Q

Wat was de functionalistische gedachten van John Dewey?

A

Psychologische processen kunnen niet in kleine delen worden opgesplitst. Bewustzijn moet holistisch bekeken worden. Stimulus en respons.

29
Q

Waarom zijn functionalisten tegen de introspectie methode?

A

Introspectie probeert het bewustzijn te verminderen naar afzonderlijke elementen, waarvan functionalisten dachten dat dit niet mogelijk was.

30
Q

Wat is de functie van een theorie?

A

Een theorie is een wetenschappelijk aanvaardbare reeks principes die worden aangeboden om een venomeen te verklaren.

31
Q

Wat doet correlationeel onderzoek?

A

Kijkt naar bestaande relaties tussen variabelen

32
Q

Wat doet experimenteel onderzoek?

A

Een van de variabelen wordt veranderd en er wordt gekeken naar het effect hiervan

33
Q

Wat doet kwalitatief onderzoek?

A

Intensieve studie naar momenten, beschrijvingen van gebeurtenissen en interpretatie hiervan.

34
Q

Met welke methode kun een leerproduct beoordelen?

A

Directe observaties, geschreven toetsen, mondelinge toetsen, beoordeling door andere, zelfreflectie

35
Q

Wat is een educatief gemeenschappelijk kenmerk dat alle leertheorieeen gemeen hebben?

A

Leren gebeurd in fases, van beginneling, gevorderd beginner, competent, bekwaam tot expert.

36
Q

Wat zijn de instructie principes gemeenschappelijk in alle leertheorieen?

A

leren gaat in fase, materiaal moet georganiseerd zijn en in kleine delen worden aangeboden, leren vergt oefening feedback en reflectie, sociale modellen faciliteren leren en motivatie, motivatie en contextuele invloeden beïnvloeden leren

37
Q

Wat is de behavioristische kijk op leren?

A

Leren gebeurd als primaire reactie op omgevingsfactoren en op basis van associatie tussen stimuli en response.
Leren wordt uitgelegd aan de hand van observeerbaar gedrag. leren komt door prikkels niet door de persoon zelf.

38
Q

Wat is de cognitivistische kijk op leren?

A

Aanleren van nieuwe kennis of vaardigheden is het gevolg van bepaalde hersenstructuren en het verwerken van kennis, overtuigingen en gedachten. Leren is het gevolg van mentale, interne processen.

39
Q

Wat zeggen het behaviorisme en cognitivisme hoe docenten de leeromgeving moeten inrichten?

A

Behaviorisme: Inrichten zodat studenten goed kunnen reageren op de stimuli die ze binnen krijgen.
Cognitivisme: Geleerde moet betekenis hebben en dat ze docent moet bedenken hoe hij/zij de stof aanbied.

40
Q

Wat zeggen het behavriorisme en cognitivisme over de rol van de omgeving?

A

B: Hoe stimuli binnen komen

C; Erkennen omgeving maar zien dit meer als docent

41
Q

Wat zeggen het behavriorisme en cognitivisme over de rol van geheugen?

A

B: serie neurologische connecties die ontstaan zijn doordat gedrag word geassocieerd met stimuli die binnen komen
C: Verwerken van nieuwe informatie heeft te maken met het coderen van informatie en opslaan in betekenisvolle manier.

42
Q

Wat zeggen het behavriorisme en cognitivisme over de motivatie

A

B: Verhoogde snelheid of waarschijnlijkheid van het het optreden van gedrag.
C: leren en motivatie twee verschillende dingen. Motivatie kan helpen om te leren.

43
Q

Wat zeggen het behavriorisme en cognitivisme over transfer?

A

B; gebaseerd op identieke elementen

C; Kan alleen plaatsvinden als word begrepen hoe nieuwe informatie ingezet kan worden.

44
Q

Wat zeggen het behavriorisme en cognitivisme over zelfregulatie?

A

B: Eigen continuïteit waarborgen in versterkende momenten
C: Benadrukken het belang van mentale activiteiten