Stress en stressmanagement Flashcards

1
Q

aar heeft stress een directe en een indirecte invloed op?

A

direct:
* imuunsysteem
* hart- en vaatziekten
* kanker

indirect:
* risicogedrag
* gezondgedrag (daalt)
* hulpzoekendgedrag (daalt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is stress?

A
  1. een reactie op een stressor
  2. een fysiologische reactie
  3. een transactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het verschil tussen 2e en 3e generatie cognitief gedragsmatige trainingen?

A
  1. irrationele/foutieve (automatische) gedachten als basis van stress bv; catastrofaal denken, overmatig generaliseren (obv 1 incident), aribitraire inferentie (algemen conclusie zonder voldoende bewijs), selectieve abstractie (1 detail uit zijn context halen)
  2. maladaptieve gedachten zijn een intrinsiek onderdeel van mens zijn en dus moeilijk af te leren, daarom eerder stressvolle situaties mijden/aanvaarden
    bv; Mindfullness based stress reductie (evidence based, gezamelijke bespreking stress en coping, mindfulness technieken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat houdt de techniek van Jacobson in?

A

progressief spierontspanning van boven naar beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werken ademhalingstechnieken?

A

parasympatisch systeem aansturen via nervus vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe werkt biofeedback?

A

ontspanning adhv visualisatie van fysioogische processen (bv; Jacobson, ademhaling, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is stressinoculatietraining?

A
  1. educatiefase (hulpvraag verduidelijken)
  2. acquisitie fase (cognitieve herstructurering en coping)
  3. applicatiefase (toepassen en graded exposure)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt ACT (Acceptance, commitment therapie in)?

A

mindfulness training voor cognitieve diffusie (afstand nemen van gedachten en gevoelens) via acceptatie, waarden (wat is echt belangrijk?) en toegewijde actie (acties uitvoeren in lijn met deze waarden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een nadeel van stress management training?

A

legt verantwoordelijkheid bij individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn
- catastrofale gebeurtenissen
- belangrijke levensgebeurtenissen

A
  • zeldzaam en grote impact bv; pandeie, aardbeving, …
  • sowieso meemaken en kunnen gemakkelijker bestudeerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stress sensitisatie hypothese

A

vaak vastgestelde lineaire relatie tussen ervaren stressoren en mentale en fysieke gezondheidsproblemen
iHoe meer stressoren iemand heeft meegemaakt, hoe groter de kans op gezondheidsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stress inoculatie hypothese

A

Recente inzichten tonen curvilineaire (U-vormige) relatie tussen ervaren stressoren en mentale en fysieke gezondheidsproblemen
Ervaring met ‘gematigd’ aantal stressoren leidt tot betere gezondheidsuitkomsten, in vergelijking met geen of veel ervaren levensgebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beperkingen stress als stimulus

A

a. Focus enkel op externe stimuli, niet persoonlijke ervaringen
b. Kan verband tussen stressoren en gezondheid aantonen, maar niet verklaren
c. Geen aandacht voor individuele verschillen: niet iedereen reageert op dezelfde manier op gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Activatie zenuwstelsel
a. Stress is (over)activatie sympatisch zenuwstelsel
b. Verhogen ‘arousal’ waardoor fight-or-flight reactie ontstaat
c. Afgifte catecholaminen adrenaline & noradrenaline/epinefrine
(Sympathisch-adrenomedullaire systeem; SAM)
d. Activering van energie
i. Adaptief om met acture dreiging om te gaan
ii. Maladaptief bij chronische activatie fight-or-flight systeem

HPA-systeem
a. SAM-systeem kortdurend (Sympathisch-adrenomedullaire systeem)
b. 2e hypothalamus-hypofyse-bijnier (HPA, hypothalamic–pituitary–adrenal as)
systeem zorgt voor langer durende adaptieve reactie stress
c. Afgifte van glucocorticoïden (cortisol) in bijnierschors
d. Remt opname glucose en vet in weefselcellen,
zodat het gebruikt kan worden als energie
e. Remt werking immunsysteem door het remmen ontstekingsreacties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Algemeen aanpassingssyndroom (Selye)

A

a. Hoe stressrespons naar voor kan komen (als reactie op alle mogelijkse stressoren)
b. Neemt even wenning (dipje) dan spanning/weerstanden dan daling van inspanning  uitputting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Allostase

A

regulerend vermogen om tegemoet te komen aan vereisten van omgeving en terug te keren naar staat van homeostasis

17
Q

Langdurig verhoogde cortisolwaarden geassocieerd met?

Langdurige afgifte adrenaline en noradrenaline geassocieerd met?

A
  • Onderdrukking immunsysteem
  • Toegenomen cholesterol & vorming plaques (ischemische cv-ziekte)
  • Veroudering
  • Depressie
  • Ziekte van Cushing
  • Onderdrukking cellulaire immuniteit
  • Verhoogde bloeddruk
  • Hartritmestoornissen
  • Vormingen van tromboses, gevaarlijk in combo met plaques, aneurysma, hartaanval, …
  • Slaapproblemen
18
Q

Beperkingen stress als fysiologische reactie

A

a. Geen aandacht voor individuele verschillen: niet iedereen reageert op dezelfde manier op gebeurtenissen
b. Niet-specifieke respons (fysiologische respons)→ beleving van verschillende stressoren (bv. fysieke vs. psychologisch) compleet anders
c. Verklaring voor directe relatie tussen stress-gezondheid; maar niet noodzakelijk voor de indirecte relatie

19
Q

Stress als transactie
a. Stress is subjectieve ervaring
b. Stress is resultaat van dynamische interactie (transactie) tussen…
i. Externe of interne gebeurtenissen (stressoren)
ii. Iemands persoonlijke eigenschappen en beoordelingen (over de ervaring)
iii. Interne of externe hulpmiddelen waarover iemand beschikt

Eén van de belangrijkste stressmodellen: Transactionele stressmodel van Lazarus wat houdt dit model in?

A

1. Primaire beoordeling
Subjectieve beoordeling van kwaliteit, aard en het belang ervaren stimulus (bewust of onbewust)
i. Situatie beoordelen als gunstig / irrelevant (positieve of neutrale gebeurtenis)
ii. Situatie beoordelen als verlies (schade of mislukking heeft reeds plaatsgevonden)
* belangrijke levensgebeurtenissen (overlijden, ontslag, …)
iii. Situatie beoordelen als bedreiging (verwachting van toekomstige schade)
iv. Situatie beoordelen als uitdaging (kans voor persoonlijke groei)

2. Secundaire beoordeling
Samen met primaire beoordeling, zal inschatting tot eigen vermogen tot coping (~zelfeffectiviteit). Ingeschatte hulpmiddelen kunnen intern of extern zijn

indien situatie ls gunstig wordt beoordeel (niet als uitdaging) is er GEEN stress

20
Q

wat zijn eustress en distress?

A

a. Eustress = stress die gepaard gaat met overwegend positieve gevoelens, positieve spanning, betere prestaties of een toestand van gezondheid
b. Distress = stress die gepaard gaat met overwegend negatieve gevoelens, negatieve spanning, slechtere prestaties of een verstoring van lichamelijke toestand

21
Q

wat is coping?

A

een dynamisch proces van cognitieve, emotionele en gedragsmatige reacties die ontstaan uit primaire en secundaire beoordelingen en die gericht zijn op het verminderen van de invloed van een feitelijke of subjectief ervaren stressor

i. Cognitieve: Bv. situatie relativeren, herinterpreteren als uitdaging i.p.v. bedreiging
ii. Emotionele: Bv. emoties uiten, emoties proberen onderdrukken
iii. Gedragsmatig: Bv. situatie vermijden, actief oplossingen zoeken
35. Functies van coping

22
Q

Verschil tussen copingstijl en respons

A
  • stijl: niet verbonden aan specifieke context/stressor
  • respons: dynamisch en flexibel afh van context
23
Q

wat zijn:
* probleemgerichte
* emotiegerichte
* vermijdende coping?

A
  1. intensiteit stressor minderen + eigen capaciteiten vergroten (meest gunstig indien controle over stressor)
  2. omgang met gedachten en gevoelens (meest gunstig indien geen controle)
  3. vermijden/minimaliseren van stressor (minst gunstig, maar mogelijks noodzakelijk) bij sterke dreiging en weinig controle