Gedragsmodellen Flashcards
geef voorbeelden van proximale en distale invloeden
proximaal:
* attitudes en overtuigingen
* risico-analyse en onrelaistisch optimisme
* self-efficacy (bandura)
distaal:
* demografische factoren (leeftijd, gender, SES, …)
* sociale factoren (injuctieve normen, modelleren, …)
* persoonlijkheid (Eysenck, Costa & McCrae)
* zelfregulatie (doelen stelllen, zingeveing, …)
wat houdt onrealistisch optimisme in en is het een distale/proximale invloed op gezondheidsgedrag?
inschatting dat de kans op het gebeuren van iets slechts kleiner is dan de kans op het gebeuren van iets goeds.
wat zijn de 3 onafhankelijke dimensies van een health locus of control?
- intern
- extern
- gezaghebbende bv; arts
wat is een mediërende variabele
effect op het al dan niet bestaan v/e relatie
wat is een modererende variabele
effect op sterkte tussen twee variabelen
wat is een belangrijke voorspeller voor het innitiëren en volhouden van een gedragsverandering? Wanneer is dit een minder goede voorspeller?
self-efficacy
Indien eigen gedraf weinig impact heeft
waaraan zijn de BIG5 elementen gelinkt, in het kader van gezondheidsgedrag?
- C: minder riskant, meer gezondheidsbevorderend
- E: relatie met gewichtstoenname en riskant gedrag
- A: minder riskant gedrag
- N: ongezond gedrag
wat is dispositioneel pessimisme?
overwegend negatieve kijk op de wereld
wat is de determinatietheorie/ zelfbeschikkingstheorie?
Determinatietheorie:
* Focus: Externe factoren bepalen gedrag en motivatie.
* Mensen: Gezien als reactief op beloningen en straffen.
* Motivatie: Extrinsiek (gebaseerd op externe beloningen of vermijding van straf).
* Toepassingen: Gebruikt om gedrag te beïnvloeden door middel van beloningssystemen, straf en gedragscontrole.
Zelfbeschikkingstheorie:
* Focus: Interne factoren bepalen gedrag en motivatie.
* Mensen: Gezien als autonome wezens met inherente behoeften en motivaties.
* Motivatie: Intrinsiek (gebaseerd op eigen interesse, plezier en bevrediging).
* Toepassingen: Gebruikt om omgevingen te creëren die autonomie, competentie en verbondenheid bevorderen, wat leidt tot intrinsieke motivatie en welzijn.
Belangrijke verschillen:
* Locus van controle: Determinisme: extern; Zelfbeschikking: intern.
* Motivatie: Extrinsiek vs. intrinsiek.
* Rol van behoeften: Determinisme: minder nadruk; Zelfbeschikking: basisbehoeften (autonomie, competentie, verbondenheid) essentieel voor intrinsieke motivatie.
Voorbeelden:
* Determinisme: Een kind doet zijn huiswerk om straf te ontlopen (extrinsieke motivatie).
* Zelfbeschikking: Een kind doet zijn huiswerk omdat het de stof interessant vindt en wil leren (intrinsieke motivatie).
geef de betekenis van:
* injuctieve
* descriptieve
* subjectieve
normen
- Beschrijven wat hoort of niet mag in een bepaalde situatie.
- Beschrijven wat mensen doorgaans doen in een bepaalde situatie.
- Persoonlijke overtuigingen over wat goed of fout is in een bepaalde situatie.
zijn van belang bij het ontwikkelen van gezondheidsgedrag
waar is zingeving/doelstelling belangrijk voor?
doelgericht leven en minder risicovol gedrag te stellen
Wat zijn de naïeve gezondheidsmodellen?
- Health Belief model
- Theory of Planned Behavior (TPB)
wat zijn de gefaseerde gezondheidsmodellen?
- Transtheoretisch model
- Precaution Adoption Process model (PAPM)
- Health Action Process Approach model (HAPA)
Wat houdt het Health Belief model model in? En wat zijn de nadelen?
suggereert dat:
- De waarschijnlijkheid dat iemand gezondheidsbevorderend gedrag vertoont toeneemt naarmate de perceived threat (waargenomen bedreiging) toeneemt.
- De perceived benefits (waargenomen voordelen) van gezondheidsbevorderend gedrag moeten **opwegen tegen de perceived barriers **(waargenomen belemmeringen) om tot actie te leiden.
- Cues to action (intern/extern) kunnen het individu motiveren om te beginnen met gezondheidsbevorderend gedrag.
Nadelen:
* geen rekening met self-efficacy, context, gevoelens, dynamische processen over tijd heen
* overschat mogelijks de rol van bedreiging
* is meer relevant voor voorspellen van preventief gedrag dan vermijden voor risico’s
Wat houdt de Theory of Planned Behavior (TPB) in? En wat zijn de nadelen?
Intentie is de belangrijkste factor voor het voorspellen van gedrag.
Intentie wordt beïnvloed door:
Attitude: Positieve of negatieve houding tegenover het gedrag.
Subjectieve norm: Perceptie van wat anderen vinden van het gedrag.
waargenomen gedragscontrolePerceptie van hoe makkelijk/moeilijk het gedrag uit te voeren is.
Nadelen:
* strict linair
* start op start niet volhouden van gedrag
* beperkt