Gedragsmodellen Flashcards

1
Q

geef voorbeelden van proximale en distale invloeden

A

proximaal:
* attitudes en overtuigingen
* risico-analyse en onrelaistisch optimisme
* self-efficacy (bandura)
distaal:
* demografische factoren (leeftijd, gender, SES, …)
* sociale factoren (injuctieve normen, modelleren, …)
* persoonlijkheid (Eysenck, Costa & McCrae)
* zelfregulatie (doelen stelllen, zingeveing, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat houdt onrealistisch optimisme in en is het een distale/proximale invloed op gezondheidsgedrag?

A

inschatting dat de kans op het gebeuren van iets slechts kleiner is dan de kans op het gebeuren van iets goeds.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de 3 onafhankelijke dimensies van een health locus of control?

A
  1. intern
  2. extern
  3. gezaghebbende bv; arts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een mediërende variabele

A

effect op het al dan niet bestaan v/e relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een modererende variabele

A

effect op sterkte tussen twee variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een belangrijke voorspeller voor het innitiëren en volhouden van een gedragsverandering? Wanneer is dit een minder goede voorspeller?

A

self-efficacy
Indien eigen gedraf weinig impact heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waaraan zijn de BIG5 elementen gelinkt, in het kader van gezondheidsgedrag?

A
  • C: minder riskant, meer gezondheidsbevorderend
  • E: relatie met gewichtstoenname en riskant gedrag
  • A: minder riskant gedrag
  • N: ongezond gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is dispositioneel pessimisme?

A

overwegend negatieve kijk op de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de determinatietheorie/ zelfbeschikkingstheorie?

A

Determinatietheorie:
* Focus: Externe factoren bepalen gedrag en motivatie.
* Mensen: Gezien als reactief op beloningen en straffen.
* Motivatie: Extrinsiek (gebaseerd op externe beloningen of vermijding van straf).
* Toepassingen: Gebruikt om gedrag te beïnvloeden door middel van beloningssystemen, straf en gedragscontrole.

Zelfbeschikkingstheorie:
* Focus: Interne factoren bepalen gedrag en motivatie.
* Mensen: Gezien als autonome wezens met inherente behoeften en motivaties.
* Motivatie: Intrinsiek (gebaseerd op eigen interesse, plezier en bevrediging).
* Toepassingen: Gebruikt om omgevingen te creëren die autonomie, competentie en verbondenheid bevorderen, wat leidt tot intrinsieke motivatie en welzijn.

Belangrijke verschillen:
* Locus van controle: Determinisme: extern; Zelfbeschikking: intern.
* Motivatie: Extrinsiek vs. intrinsiek.
* Rol van behoeften: Determinisme: minder nadruk; Zelfbeschikking: basisbehoeften (autonomie, competentie, verbondenheid) essentieel voor intrinsieke motivatie.

Voorbeelden:
* Determinisme: Een kind doet zijn huiswerk om straf te ontlopen (extrinsieke motivatie).
* Zelfbeschikking: Een kind doet zijn huiswerk omdat het de stof interessant vindt en wil leren (intrinsieke motivatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geef de betekenis van:
* injuctieve
* descriptieve
* subjectieve
normen

A
  • Beschrijven wat hoort of niet mag in een bepaalde situatie.
  • Beschrijven wat mensen doorgaans doen in een bepaalde situatie.
  • Persoonlijke overtuigingen over wat goed of fout is in een bepaalde situatie.

zijn van belang bij het ontwikkelen van gezondheidsgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar is zingeving/doelstelling belangrijk voor?

A

doelgericht leven en minder risicovol gedrag te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de naïeve gezondheidsmodellen?

A
  1. Health Belief model
  2. Theory of Planned Behavior (TPB)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de gefaseerde gezondheidsmodellen?

A
  1. Transtheoretisch model
  2. Precaution Adoption Process model (PAPM)
  3. Health Action Process Approach model (HAPA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt het Health Belief model model in? En wat zijn de nadelen?

A

suggereert dat:

  • De waarschijnlijkheid dat iemand gezondheidsbevorderend gedrag vertoont toeneemt naarmate de perceived threat (waargenomen bedreiging) toeneemt.
  • De perceived benefits (waargenomen voordelen) van gezondheidsbevorderend gedrag moeten **opwegen tegen de perceived barriers **(waargenomen belemmeringen) om tot actie te leiden.
  • Cues to action (intern/extern) kunnen het individu motiveren om te beginnen met gezondheidsbevorderend gedrag.

Nadelen:
* geen rekening met self-efficacy, context, gevoelens, dynamische processen over tijd heen
* overschat mogelijks de rol van bedreiging
* is meer relevant voor voorspellen van preventief gedrag dan vermijden voor risico’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt de Theory of Planned Behavior (TPB) in? En wat zijn de nadelen?

A

Intentie is de belangrijkste factor voor het voorspellen van gedrag.
Intentie wordt beïnvloed door:
Attitude: Positieve of negatieve houding tegenover het gedrag.
Subjectieve norm: Perceptie van wat anderen vinden van het gedrag.
waargenomen gedragscontrolePerceptie van hoe makkelijk/moeilijk het gedrag uit te voeren is.

Nadelen:
* strict linair
* start op start niet volhouden van gedrag
* beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het Transtheoretisch model (TTM) in?

A
  1. Precontemplatie: denkt niet aan het veranderen van zijn of haar gedrag, niet bewust van een probleem of ontkent de noodzaak tot verandering.
  2. Contemplatie: begint na te denken over het veranderen van zijn of haar gedrag, overweegt de voordelen en nadelen van verandering, maar is er nog niet klaar voor.
  3. Planning: maakt concrete plannen om zijn of haar gedrag te veranderen; stelt doelen, bepaalt strategieën.
  4. Actie: onderneeemt actie om zijn of haar gedrag te veranderen; begint met het implementeren van zijn of haar plan en maakt concrete stappen in de richting van verandering.
  5. Onderhoud
  6. Terugval: gebruikt verschillende strategieën om terugval te voorkomen en het nieuwe gedrag te integreren in zijn of haar leven.

Belangrijke principes
* weinig evidentie voor voorspellende waarde individuele fasen
* beslissingsbalans is beperkte voorspellende factor
* te weinig aandacht voor attitudes en sociale invloeden

17
Q

Wat houdt het Precaution Adoption Process model (PAPM) in?

A

uitbreiding opTTM waarbij:
wel en niet besluit om tot handelen over te gaan
TMM vs PAPM
1. precontemplatie vs onbewust van probleem
2. contemplatie vs niet betrokken
3. voorbereiden vs** overweegt handelen**
4. handelen vs niet handelen/handelen
5. in stand houden vs in stand houden

18
Q

Wat houdt het Health Action Process Approach model (HAPA) in?

A
  • hybride model (statistisch en gefaseerd)
  • intentie-gedrag kloof proberen overbruggen
    onderscheid:
  • pre-intentionele motivatiefase
    self-efficacy, result-expectations en risk-perception influence the purpose
  • post-intentionele volitiefase
    uitgebreide plannening (vn belangrijk bij complexe veranderingen) waar self-efficacy voortdurend v belang is (initiatief, coping en herstel)
    worden onderscheiden

Nadelen:
* betere voorspeller voor gedrag van ouderen
* beperkte aandacht sociale invloeden en onbewuste processen

19
Q

wat zijn de eigenschappen van gefaseerde gedragsveranderingstheorieën?

A
  1. verschillende fasen
  2. iedere fase is nodig, de volgorde ervan niet
  3. barrières zijn gelijkaardig per fase, verschillend over fasen heen