Strategisch innoveren Flashcards

1
Q

De innovatie ruimtes

A

Product innovatie
Proces innovatie
Markt innovatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Invloed op adoptie proces

A
Relatief voordeel
Compatable
Compliciteit
Voordeel moet waarneembaar zijn
Je moet het kunnen uitproberen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoofdfase innovatie proces

A

ideeën generatie
Ideeën selectie
ontwikkeling
defussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontwikkel je een idee?

A

Vooronderzoek
Businesscase
Ontwikkeling
Testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toekomst analyse

A
Trend analyse
Scenario analyse
Literatuuranalyse
Patent analyse
Technologische roadmap (
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom innoveren bedrijven niet?

A

Bang voor verandering
Geen risico willen nemen
Omdat het goed gaat zoals het gaat
Geen tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een uitvinding, een innovatie en creativiteit?

A

Uitvinding is iets nieuws ontdekken. Innovatie is een nuttige vernieuwing. Creativiteit is een originele oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een portfolio en waarom gebruik je het

A

Een verzameling van alle lopende innovatieprojecten. Financieel oogpunt, elk bedrijf heeft een beperkt aantal middelen.
Risico beheersing, zorgen dat je niet alle activiteiten op de zelfde markt richt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soorten innovaties

A

Mate van verandering: incrementeel of radicaal
Bron van verandering: technologisch gedreven of markt gedreven
Reikwijdte van verandering: Systeem (heeft het bedrijf hulp nodig van andere bedrijven) of autonoom (kan het op zichzelf uitvoeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom missen marktleiders radicale innovaties?

A

Investering economisch oninteressant
Opgejaagd door concurrentie
Innovatie eerst slechter
Te veel te verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie exploiteren

A

Een bestaande uitvinding verfijnen/verder ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie exploreren

A

Gaan verkennen in het onbekende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ansoff matrix

A

Penetratie: Bestaande markt en product.
Product ontwikkeling: Nieuw product zelfde markt.
Markt ontwikkeling: zelfde product nieuwe markt.
Diversificatie: Nieuw product en markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarde strategieën van Treacy en Wiersema

A

Operational excellence
Costumer intimacy
Product leadership

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Red ocean

A

Concureren op een bestaande markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bleu ocean

A

Creëer een nieuw segment/markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

economische waarde

A

Klanten kiezen het product met de laagste totale kosten van bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waargenomen klantenwaarde

A

Wegen de klanten de voordelen van het product af tegen de opoffering die ze moeten maken om het product te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kwaliteitskenmerken bij diensten

A

Tastbaar
Betrouwbaar (consistent)
Responsiviteit (de bereidheid van de medewerker om te luisteren naar de klant.
Zekerheid (het vertrouwen van de klant in de medewerker)
Empathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Toenemend belang van toegevoegde waarde

A

Bulk (Koffiebonen) Verwerkte producten (pak gemalen bonen) Product als dienst (kopje koffie) Belevenis (Een luxe koffie aan een bar)

21
Q

Een paar trends in de maatschappij

A

Massa maatwerk, duurzaamheid, demografie, internet, nieuwe technologie.

22
Q

De 3 P’s (Duurzaam ondernemen)

A

People profit plannet

23
Q

Mate van betrokkenheid bij ontwikkeling product

A
Klant niet betrokken
Bij specifieke zaken reactie vragen
Uitgebreide consultatie 
Ontwikkeling samen met klant
Ontwikkeling door klant
24
Q

Waarom zou je de klant betrekken bij het ontwikkelingsproces?

A
Ontwikkel beter product
Versnellen van het innovatie proces
informeren van gebruikers
Versnellen van defusie
PR
Verbeteren relatie met de klant
25
Q

Niveaus van klanten behoefte

A

Latente behoefte: een behoefte waar de klant zich nog niet bewust van is.
Problemen: Ze weten wat ze niet waarderen maar zijn nog niet instaat het probleem op te lossen
Wensen: de klant is bewust van zijn behoefte. ze kennen het probleem en de behoefte.

26
Q

Klanten waarde hierarchie is een manier om diepere redenen van product gebruik boven tafel te krijgen

A

Atributen: kenmerken van het product (veiligheidsgordel)

gevolgen: wat is het resultaat van het product gebruik. (ik wil me veilig voelen)
doelen: verantwoordelijkheid dragen voor mijn familie

27
Q

Leren van klanten als onderdeel van werk

A

Neem medewerkers aan uit doelgroep
Stimuleer en beloon ideerijke medewerkers
Organiseer werk waardoor leerkansen ontstaant
Gebruik interne beschikbare bronnen (gegevens opslaan)

28
Q

Klanten onderzoek

A

Ondervragen (intervieuw of focusgroep

Observeren ( in het echt, op internet of trends

29
Q

Levensloop cyclus technologie

A

Introductie - Groei - Volwassenheid

30
Q

Standaard voorwerp

A

Technische specificatie die nodig is om een product goed te laten functioneren.

31
Q

Dominant ontwerp

A

Geaccepteerde verzameling van eigenschappen en kenmerken van een product. bepaalt de product architectuur.

32
Q

Peter Senge onderscheidt 3 verschillende niveaus van naar de werkelijkheid kijken:

A

Gebeurtenissen (Direct waarneembare acties en gedragingen)
Gedragspatronen (Afgeleid van gebeurtenissen die over langere tijd zijn waargenomen) Systeemstructuren Richt zich op de onderliggende gedacht van de gedragspatronen.

33
Q

Adaptief leren & Generatief leren

A

Adaptief leren: Reageer je op de veranderingen door je aan te passen.
Generatief: Gericht op het vernieuwen van een aangetroffen situatie - scheppen van nieuwe kansen.

34
Q

De fasen in een creatief proces

A
Bepaal probleemformulering
Verzamel informatie
Genereer ideeën
Evalueer ideeën
Selecteer idee
Plan van Aanpak
35
Q

Wat is parallel denken?

A

Zorgen dat iedereen de zelfde richting uit kijkt DMV 6 denkhoeden.
Wit: feiten en cijfers
Rood: emotie
Zwart: negatief
Geel: positief
Groen: Creatief
Blauw, Politie/controleur zorgt dat de voortgang wordt bewaakt.

36
Q

Wat is lateraal denken

A
Verschuiven van denk patronen en niet voorspelbaar denken. Maakt gebruik van de volgende technieken: Conceptalternatieven
Provocatie 
Uitdaging 
Focus 
Willekeurige ingang
37
Q

Laaghangend fruit

A

Weegt de inspanningen tegen de opbrengsten van het idee af.

38
Q

De 3 componenten van creativiteit

A

Expertise, motivatie en creatieve vaardigheden

39
Q

Userinnovation

A

Ontwikkelen feitenlijk de klanten het product en vragen een producent of ze dit willen maken

40
Q

Open innovation

A

Open innovatie is de praktijk van bedrijven om innovatieve ideeën met anderen uit te wisselen. Het is gemakkelijk om ideeën uit te wisselen

41
Q

Noem de innovatie paradoxen:

A
  • Exploiteren en exploreren
  • Vrijheid en beheersing
  • Hard en zacht
  • Veranderen en continuïteit
  • Snelheid en zekerheid
  • Klantgericht en autistisch
  • Revolutie en evolutie
  • Convergentie en divergentie
42
Q

Innovatie patronen

A
  • Weglaten
  • Vermenigvuldigen
  • Opdelen
  • Samenvoegen van taken
  • Veranderen van de afhankelijkheid van elementen
43
Q

6 kenmerken van ideeën die blijven hangen

A
  • Eenvoudig
  • Concreet
  • Verhalend
  • Geloofwaardig
  • Emotie
  • Onverwachts
44
Q

adoptie proces verloop

A
Innovators
Early adopters
Early majority
Late majority
Laggers
45
Q

Productlevens cyclys

A

Introductie - groei - volwassenheid - neergang

46
Q

Het meten van de mate van een innovatieproces

A
Klant acceptatie
Financiële prestaties
Projectsucces
Succes innovatieprogramma
Innovatie organisatie
47
Q

Transactioneel leiderschap

A

Zakelijke relatie tussen leidinggevende en een medewerker. Je doet iets voor een beloning.

48
Q

Transformationeel leiderschap

A

Gebaseerd op het uitgangspunt dat medewerkers graag zinvol werk doen