Stofwisselingsstoornissen deel III Flashcards

1
Q

Myxoedeem

A

= dermis en subcutis vertonen slijm-vochtig aspect

Zie je bij hypothyroidie => minder thyroxine (T4) => dermataansulfaat daalt, hyaluronzuur stapelt op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ligger

A

= callus = proliferatiehyperkeratose van de epidermis tgv chronische mechanische drukbelasting
typisch thv beenderige uitsteeksels

chronische drukbelasting zorgt voor:

  • een lokale toename van de productie en secretie van proteoglycanen in dermis en hypodermis
  • afscheiding van fibronectine => induceert aanmaak van collageenbundels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Myxoom

A

= slijmerig blaasje in de dermis => typisch bij myxomatose bij het konijn: myxomen in dermis thv oogleden, oren, lippen en uitwendige genitalia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marfan syndroom

A

= erfelijk autosomaal dominante aandoening bij de mens waarbij er mutaties voorkomen in het fibriline-1-gen => problemen met elastine vorming =>

  • groot gestalte, lange ledematen
  • vingers abnormaal lang en slank
  • myopie = bijziend
  • lensluxatie
  • pneumothorax (lucht id thorax)
  • mitralis klep prolaps
  • dilatatie en dissecerende aneurismen vd aorta (disseceren: bloed sijpelt tss de versch lagen van de aortawand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ehler Danlos syndroom (mens)

Dermatosparaxis (dieren)

A

= cutis hyperelastica = abnormaal rekbare huid = fragile skin

Mutatie in procollageen-peptidase => afsplitsing van de terminale peptidegroepen van collageen kan niet meer doorgaan => polymerisatie van triple helices kan niet meer doorgaan => abnormaal collageen => stevigheid gaat verloren => broze huid, scheurbaar
Collageen van gewrichten ook aangetast => hyperelastische gewrichten => laxiteit
Elastine is wel nog in tact => huis is abnormaal rekbaar => slangenmensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Scheurbeuk

Ziekte van Möller Barlow

A

= verworven te kort aan vitamine C => hydroxylering van proline en lysine (AZ waaruit helix opgebouwd is die gebruikt w vor vorming van collageenvezels) => geen vorming collageenvezels => onvoldoende stevigheid =>

  • afwijkende stand van de tanden
  • bloedingen in collageen op plaatsen van mechanische belasting
  • spontane fracturen (want verzwakt bot = osteoporose, collageen is basis vor beendermineralisatie)
  • subcutane ecchymose (= kleinvlekkige vloeding in huid of slijmvlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lysyloxidase

A

= enzym dat instaat voor de cross linking van collageen moleculen => bij chronisch koper te kort of lathyrisme heb je onvoldoende activatie van lysyloxidase => fragiliteit, minder stevigheid,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lathyrisme

A

In zaden van lathyrus zit proprionitrile en dat remt het lysyloxidase enzym = enzym dat instaat voor de cross linking van collageen moleculen => fragiliteit, minder stevigheid,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Induratie

A

= nieuwe vorming of toename van collageenvezels in weefsels die normaal geen collageenvezels bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stoornissen die zorgen voor te weinig collageen:

A
  • dermatosparaxie / ehler danlos
  • scheurbuik / ziekte van Möller Barlow
  • chronisch koper te kort
  • lathyrisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sudden death syndrom

A

= arteriosclerose van de kleine coronairen in de diepe lagen van het linker myocard => proliferatie van GLSC van de tunica media met myocardnecrose => typisch voor slachtkuikens => ze gaan convulsies krijgen en vallen dood op de rug (flip over)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Arteriosclerose

A

= niet-inflammatore fibrose of sclerose van de arteriewand met vernauwing van het lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Atherosclerose

A

= afzetting van vetten tegen de BV-wand => vernauwing van het lumen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cicatrisatie

A

= vorming van littekenweefsel => als weefsel niet door regeneratie van het oorspronkelijke weefsel gedicht kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Keloïd

A

= overmatig geproduceerd littekenweefsel

= hyperplastisch initieel littekenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schuimcel

A

= macrofaag beladen met cholesterol => vervallen snel (necrose) => vorming van plaques => vetophoping in BV => slagaderverkalking mogelijk (arteriosclerose)

LDL is slechte cholesterol => brengt cholesterol en lipiden van lever naar periferie. LDL is vatbaar voor oxidatie => geoxideerde LDLs blijven plakken aan extracellulaire matrix => aantrekking monocyten naar plek van oxidatie => monocyten differentiëren naar macrofagen => macrofaag neemt lipoproteinen op => vanaf dan spreek je van schuimcel => schuimcel ondergaat snel necrose => vorming cholesterolrijke plaques tegen BV-wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Intima atheroom

A

= vetophoping in intima van BV-wand (tgv verval van schuimcellen => vorming van plaques: vetafzettingen en necrose zorgen voor vetophoping)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

MCP1

A

= Macrophage Chemoattractant Protein 1 => aantrekking monocyten

geproduceerd door endotheelcellen, macrofagen en GLSC van de vaatwand rond vetafzettingen en necrose (schuimcel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Calcitrol

A
= 1,25-dihydroxycholecalciferol 
= actief vitamine D => 
* maakt Ca vrij uit hydroxy-apatiet kristallen in bot
* remt Ca uitscheiding via de nier 
* stimuleert Ca opname vanuit de darm 

7-dehydroxycholesterol in de huid absorbeert UV licht en wordt daardoor omgezet naar cholecalciferol => cholecalciferol gaat van de huid naar de lever en wordt daar gehydroxyleerd tot 25(OH)vitD3 => in de nier wordt dat oiv PTH omgezet tot calcitrol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

PTH = Parathormoon

A

gevormd door hoofdcellen van bijschildklier
=> stimuleert in de nier het enzym dat 25(OH)D3 omzet tot calcitrol
=> stimuleert osteoclasten (als simultaan calcitrol aanwezig is) => afbraak bot => vrij calcium
=> remt uitscheiding van calcium
=> remt resorptie van fosfaat en stimuleert de uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Calcitonine

A

geproduceerd door C cellen in schildklier
= antagonist van PTH
=> remt in de nier het enzym dat 25(OH)D3 omzet tot calcitrol
=> remt osteoclasten
=> stimuleert uitscheiding van calcium
=> stimuleert resorptie van fosfaat en remt de uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hypocalcemische tetanie

A

Ca werkt membraanstabiliserend dus bij hypocalcemie => membraandestabilisatie => membraandoorlaatbaarheid voor K en Na stijgt => hypopolarisatie => drempelwaarde voor excitatie daalt => verhoogde prikkelbaarheid => tetanische contracties => later paralyse omdat er te weinig Ca is om ACh vrij te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Osteomalacie

A

= gebrekkige mineralisatie van bot bij adulte dieren => kwalitatief defect: te lage turn over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Rachitis

A

= gebrekkige mineralisatie van bot bij groeiende dieren => kwalitatief defect: te lage turn over
Komt meestal gegeneraliseerd voor in alle lange beenderen => vervormde botten want botten zijn minder weerstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Engelse ziekte

A

= rachitis
= gebrekkige mineralisatie van bot bij groeiende dieren => kwalitatief defect: te lage turn over
Komt meestal gegeneraliseerd voor in alle lange beenderen => vervormde botten want botten zijn minder weerstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Osteodystrofia fibrosa

A

te hoge turn over van bot tgv hyperparathyroidie => activatie osteoclasten => verhoogde afbraak van been => calcium komt vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Primaire hyperparathyroidie

A

functionele tumor of hyperplasie van de parathyroid => overmatige PTH productie => overstimulatie osteoclasten => botafbraak => hypercalcemie
PTH remt ook de resorptie van fosfaat en stimuleert de uitscheiding => hypofosfatemie
=> Osteodystrofia fibrosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Renale secundaire hyperparathyroidie

A

Chronische nierinsufficiëntie (osteorenaal syndroom)
=> gestoorde uitscheiding van fosfor via de nier => hyperfosfatemie
=> beschadigde nier maakt onvoldoende calcitrol => onvoldoende Ca mobilisatie => hypocalcemie
=> daarop gaat parathyroid meer PTH produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Nutritionele secundaire hyperparathyroidie

A

Te kort aan Ca en overmaat aan P opgenomen via de voeding => hypocalcemie en hyperfosfatemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren

30
Q

Molenaarsziekte

A

zie je bij paarden die enkel granen eten = veel fosfaat => te kort aan Ca en overmaat aan P opgenomen via de voeding => hypocalcemie en hyperfosfatemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren => Nutritionele secundaire hyperparathyroidie => osteodystrofia fibrosa

31
Q

All meat syndrome

A

zie je bij vleeseters die enkel rood vlees eten = veel fosfaat => te kort aan Ca en overmaat aan P opgenomen via de voeding => hypocalcemie en hyperfosfatemie => daarop gaat parathyroid meer PTH produceren => Nutritionele secundaire hyperparathyroidie => osteodystrofia fibrosa

32
Q

Tertiaire hyperparathyroidie

A

als nutritionele secundaire hyperparathyroidie te lang aanhoudt krijg je hypersecretie van de bijschildklier => dit kan je niet meer stoppen met ineens wel correct voeder te geven

33
Q

Fluorosis

A

als je gedurende lange tijd grote hoeveelheden fluor opneemt dan wordt hydroxy-apatiet vervangen door fluoro-apatiet =>

  • interferentie met opbouw van glazuur vd tanden
  • moeilijke afbraak door osteoclasten
  • activatie osteoblasten => nieuwe botvorming => osteosclerose => bot wordt denser
34
Q

Hypervitaminose D

A

= langdurige overdosis vitamine D => calcitrol stijgt => Ca mobilisatie uit bot, uitscheiding Ca via nier wordt geremd, absorptie uit GIT wordt gestimuleerd => hypercalcemie => metastatische verkalkingen bij landurige overdisis

35
Q

Calcifylaxie

A

= lokale of gegeneraliseerde neerslag van Ca in weefsels van dieren die behandeld zijn met Ca-sensitizer (PTH of vitD)

36
Q

Dystrofische verkalking

A

= neerslag van calcium zouten

Als je regressieve veranderingen in interstitium en cellen hebt => necrose = alkalisch milieu => Ca zouten gaan hier makkelijk in neerslaan

37
Q

Calcinosis circumscripta

A

= kalkjicht
= extracellulaire kalkneerslag ontstaan door toename van PG in BW van de dermis en hypodermis => kalkneerslag lokt vreemd voorwerp reactie uit => granuloomvorming = calcinogranuloma

38
Q

Kalkjicht

A

= kalkjicht
= extracellulaire kalkneerslag ontstaan door toename van PG in BW van de dermis en hypodermis => kalkneerslag lokt vreemd voorwerp reactie uit => granuloomvorming = calcinogranuloma

39
Q

Calcinogranuloma

A

= granuloom tgv vreemd voorwerpreactie
xtracellulaire kalkneerslag ontstaan door toename van PG in BW van de dermis en hypodermis => kalkneerslag lokt vreemd voorwerp reactie uit => granuloomvorming = calcinogranuloma

40
Q

Jicht

A

= extracellulaire neerslag van zouten van urinezuur

41
Q

Uricase

A

= enzym dat urinezuur omzet tot allantoïne in peroxysomen bij zoogdieren

42
Q

Visceraal jicht

A

= massale witte neerslag van urinezuur op serosae en onder kapsel van versch organen zoals lever en milt

43
Q

Periarticulair jicht

A

= neerslag van urinezuur in BW rond gewrichtskapsel en subcutaan => inductie van vreemd voorwerp reactie met reuzencellen => granuloomvorming = jichttophi

44
Q

Jichttophi

A

= granuloomvorming tgv neerslag van urinezuur in BW rond gewrichtskapsel en subcutaan => inductie van vreemd voorwerp reactie met reuzencellen => granuloomvorming

45
Q

Artritis urica

A

= gewrichtsontsteking tgv neerslag van urinezuur op gewrichtskraakbeen

46
Q

Concrement

A

= neerslag van minerale zouten gebonden aan organisch materiaal

47
Q

Urolithiasis

A

= concrementvorming in urinewegen

48
Q

Cholelithiasis

A

= concrementvorming in galwegen

49
Q

Sialolithiasis

A

= concrementvorming in afvoergangen van speekselklieren of pancreas

50
Q

Enterolithen

A

= concrementvorming thv DD bij het paard

51
Q

Corpora amylacea

A

= microconcrementen bestaande uit ingedikt secreet waarin calciumzouten neergeslagen zijn

52
Q

Ranula

A

= slijmcyste in mondholtebodem => tgv druknecrose door concrementen

53
Q

Pseudoconcrement

A

= organisch materiaal, ingedikt exsudaat of necrotisch weefsel, wat door dystrofische verkalking een harde massa wordt

54
Q

Etterstenen

A

= pseudoconcrement (zie je bij luchtzakontsteking bij EQ)

55
Q

Bronchiolithen

A

= pseudoconcrementen tgv chronisch, etterige bronchitis of uitzetting vd bronchen (bronchieectase)

56
Q

Flebolithen

A

= pseudoconcrement in venen tgv verkalking van thrombi

57
Q

Arteriolithen

A

= pseudoconcrement in arteries tgv verkalking van thrombi

58
Q

Zootrichobezoare

A

= pseudoconrement
= aaneengeklitte haarballen in de maag => zie je id maag van katten, maar ook in pens en lebmaag van mestkalveren die gevoed w met kunstmelk

59
Q

Fyto(tricho)bezoare

A

= vezelige voedselpartikels waarin magnesium ammoniumfosfaat is neergeslagen
= pseudoconcrement

60
Q

Conglobaten

A

= pseudoconcrement

= vaste aggregaten van moeilijk verteerbaar voeder in maagdarmkanaal

61
Q

Coprolithen

A

= vaste massa’s van feces in DD van hond en kat => komt voor in aansluiting met coprostase of bij dehydratatie (bij de hond kan het zijn dat je Impactie krijgt als hij de grote hoeveelheden beenderen opeet => Impactie = indikking van de darminhoud => geeft aanleiding tot ontstaan van coprolithen)

62
Q

Retentiehyperkeratose

A

= onvoldoende afschilfering thv stratum disjunctum => hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid

zie je bij onvoldoende afslijten van hoeven of klauwen

63
Q

Verworven, lokaal omschreven proliferatiehyperkeratose

A

hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid

  • door toegenomen verhoorning
  • typisch bij langdurige recidiverende en sterke mechanische belasting van de dermis (aanpassingsfenomeen)
  • denk aan eelt op voetzolen van mensen
  • denk aan callus/liggers thv beenderuitsteeksels
64
Q

Carentie

A

= verworven, metabool geinduceerde systemische prolferatiehyperkeratose => hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid

  • bij hypovitaminose A
  • metaplasie van speekselklieren en trachea bij vogels => verhoorning
65
Q

Voedingsgemedieerde proliferatiehyperkeratose

A

hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid => in dit geval door directe inwerking van chemische stoffen (bvb inwerking van VZ in melkstolsels op pensmucosa bij kalfjes die pensdrinken)

66
Q

Hormonale hyperkeratose

A

hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid => in dit geval tgv oestrogenen die inwerken op vaginale mucosa

67
Q

Neurogene hyperkeratose

A

hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid

bvb bij paramyxovirus (hondenziektevirus) => virus spreidt zich uit naar keratinocyten en stimuleert de keratinocyten => verdikking voetzolen en neusspiegel

68
Q

Hard pad disease

A

neurogene hyperkeratose van de voetzolen
bvb bij paramyxovirus (hondenziektevirus) => virus spreidt zich uit naar keratinocyten en stimuleert de keratinocyten => verdikking voetzolen en neusspiegel

69
Q

Ichtyosis congenita

A

= congenitale hyperkeratose = overmatige verhoorning van de huid => schubbenhuid

  • onbehaarde huid die heel erg dik is en droog => kan barsten => kloven
  • letaal
  • vnl bij kalveren
  • mutatie in sulfatase enzym = een enzym dat tussenkomt in de loslating van individuele cellen thv stratum disjunctum
70
Q

Parakeratose

A

= toename van de verhoorning in kwantiteit, maar niet in kwaliteit => verhoorning is kwalitatief minderwaardig

  • desmosomen zijn zwak => intracellulair oedeem => cystevorming
  • gestoorde differentiatie van versch lagen van de epidermis => kernen in stratum corneum
71
Q

Leukoplakie

A

= witte, licht verheven plekken in de mucosa

  • in voorste deel van GIT bij EQ en in preputium van varken
  • hyperplasie van basale epitheelcellen + hyperkeratose
  • bij de mens beschouwd als precancereus